rechte linie met de tweede ry gaten, de gaten dan geboort zijnde, laet aen de onderste ry gaten houten gedraeit zijn, die vast in de gaten sluiten, elk hout 10 of 12 duimen lang, en in de tweede ry moeten ook houten gedraeit zijn, en wel in de gaten gepast, elk hout negen duim lang, en in de derde ry gaten moet men ook houten toe laten draeijen, en wel in de gaten passen, ses duimen lang, en in de bovenste ry gaten moet men ook houten in de gaten passen, elk hout drie duimen langer, al de voorsz. houten moeten aen de uyterste eynden plat gesneden zijn, om Blakers daer aen te passen, welcke blakers moeten aldus gemaekt zijn, neemt dun Yser of dubbeld blik en laet die rond snijden, de onderste Blakers moet vijf d’alve duim Diameters hebben, de tweede ry blakers moet vier duim Diameters hebben, en de derde ry blakers moet vier d’alve duim Diameters hebben, en de vierde ry blakers moet drie duim Diameters hebben, al dese blakers moeten een beetje bolachtigh geslagen worden, en aen de onderste blakers moet met Yzere of Kopere Pijpen vast souderen, op de bolle zyde, vier duim langh en een duim Diameters, welke Pijpen moeten ook gesoudeert worden aen de kanten daer ze omgebogen zijn, soo dat de Pijp op de blaker gesoudeert zijnde, moet waterdigt zijn; stelt de Pijpen op de tweede ry blakers gelijk de voorgaende, en soudeert de Pijpen op de blakers, van de twee bovenste ryen, gelijk de voorgaende: Maer sy moeten maer drie duim lang zyn, en drie quartier duims Diameters, stelt dan dese blakers op elk hout daer hy toe hoort, de groote blakers van vijdehalve duim Diameters op de eerste ry hout-