Hoe men, door Vuurwerken, de Son met sijn uitschietende Stralen vertoonen sal.
LAet een Blikke Doos maken, ontrent twee duimen lang, en een duim breed; op het Deksel moet een gat een halve duim wijd, en tusschen de Circumferentie en het gat moeten acht oogjes van dun Yserdraed gemaekt worden: de oogjes moeten niet rond, maer vierkant zijn, gelijk de kram van een deur, en ook niet hoger op ’t deksel geset worden, als dat’er een dunne rugge van een Mes tusschen in gestooken kan worden; en tusschen de oogjes en Circomferentie moeten acht kleine gaetjes gemaekt worden op een rechte Linie; te weten, achter elk oogje een; steekt dan in elk ooghje een stuk van een Veder, drie duimen lang, sulke als men tot de Horologies gebruikt; steekt die maer pas door de oogjes, en maekt ook gaetjes in de Vederen, die juist op de gaten passen die op het Deksel, tusschen de oogjes en de Circumferentie, gemaekt zijn, en klinkt de Veeren op het Deksel vast, dat ze niet gins en weder schuiven; bind dan op elke Veers einde een Serpent, met de Staert na de Doos toe, ontrent een of anderhalve duim van