Op- en ondergang van Mas Anjello, of Napelse beroerte
(1994)–Thomas Asselijn– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 17]
| |
Thomas Asselijn
| |
[pagina 19]
| |
Myn heer Joan van Vlooswyk,Ga naar voetnoot1 heer van Maare, en sekretaris der Stadt Amsterdam.MYN HEER, 1Veele zijnder, die getracht hebben door heymelijke samen-span-2ning en inwendige beroertenGa naar margenoot+, te bereyken de hoogheyt der regee-3ringe; andre door openbaar geweldt en macht van waapenen. Lu-4cius Catalina en Cajus ManliusGa naar voetnoot2 namen de waapenen aan tegens de 5 heerschappy met een glimpGa naar margenoot+ om hun vaderlandt ('t welk gedrukt 6 wierdt door de Cicerose regeeringe) te zuyveren, en 't volk van 7 d'onverdraaghlijke tyrannie, en 't vertreeden hunner voorrechten, 8 te bevrijden. En Iulius CezarGa naar voetnoot3 verkreegh door list, en gunst des 9 volks het Opper-Priesterschap, en wistGa naar margenoot+ zich zoo in te wikkelen in 't 10 herte der gemeente, dat hy door zijn kuypery bequam, en voor 11 geduurigh bezat het Hoogh-Gezach-Hebberschap, door welken 12 wegh hy zich zach opgeklommen tot de hooghste Regeering, en 13 wist het zelve alzoo te bekrachtigen, dat hy 't erf-vast maakten aan 14 zijn bloetGa naar margenoot+ metGa naar margenoot+ Octavius, zijn zusters zoon, tot navolger des Rijks te | |
[pagina 20]
| |
15 stellen. Doch wat einde hebben deze gehadt? Manlius en de zijne 16 wierden verslaagen, Catalinaas hooft wiert in triomph naar Romen 17 gevoert en Cezar, (wijlGa naar margenoot+ hy beezigh was den topsteen zijner groot-18heydt te leggen) wierdt van Brutus en Cassius (onder schijn om de 19 Republijk te herstellen in zijn oude vryheyt) op 't Kapitolium in 20 den Raadt vermoordt. Zoo dat wy meenighmaals gezien hebben 21 die gene, welke door de damp van StaatzuchtGa naar margenoot+ bedwelmdt en tot de 22 opperste hoogheyt zijn gesteegen, dat de zelve weêr plotseling zijn 23 komen neder te storten in hun eygen bederf. Wy gaan dan noch 24 ontallijke voorbeelden voorby, en komen tot het gene ons eygen 25 Vaderlandt gedrukt heeft. 26Toen Alba onzen geesel (aldus noemt hem den Drost HooftGa naar voetnoot4) de 27 Neederlanden bestont te prangen met het invoeren van den thien-28den penningGa naar voetnoot5, scheen den gantschen Staat gedreyght te werden met 29 een eeuwighduurige slaverny, alzoo hy tegens alle Rechten, en zon-30der bewilliging der Algemeene Staaten (alleen maar met dien tijtelGa naar margenoot+, 31 dat zulks 't gemeene bestGa naar margenoot+ vereyste) d'ingezeetenen des lants, zooda-32nigh heeft, gedrukt, dat door 't afparssen der selve, een geduurige 33 verwoesting en 't afval der LandenGa naar voetnoot6 is gevolght. Min haatelijk had 34 het geweest indien hy door die middelen hadt getracht des Landts 35 Gerechtigheyt, Hantvesten en Privilegien, te beschermen. Hoe is 36 hy omgekomen? Filippus de Tweede, Koning van Spanjen, zijn 37 meester, in wiens name hy zulks hadde verricht, stierf in 't zelfde 38 Rijk, aan een afschouwelijke ziekte, en Alba in dienst tegens de 39 Portugeezen, overleedt aldaar bynaa aan een gelijke quaal. 40Nu komen wy tot dezen Anjello, dien grooten muytmaakerGa naar margenoot+, waar 41 voor alle nakomelingen zullen verzet staanGa naar margenoot+ wanneer hun door ge-42tuygenis der Historien voor zal komen hoe dezelve, als zijnde een 43 der geringste, en verachtste uyt de gemeente, tot zodanige hoog-44heyt is gesteegen dat het bestier en bewindt van zoo een vermaarde 45 en volkrijke Stadt alleen bestondt onder zijn gezach; op wiens wenk 46 meer dan tweemaal hondert duyzent mannen vaardig stonden om 47 te volgen zijn bevel, en end'lijk door de onmaatigheyt zijner tyran-48nye en 't onderbrengen der vermaardste huyzen en geslagten des 49 Rijks, is komen te vervallen in een raazende dolligheyt, waar door | |
[pagina 21]
| |
50 hy (als zijnde van geen stof opgeleyt om te heerschenGa naar margenoot+) in 't midden 51 van zijn woeden, veragtelijk als een hondt is doorschooten. 52Dat wy, Achtbaare Heere, dit ten Tooneele hebben gevoerdt en 53 is niet om de gemoederen des volks te verrukkenGa naar margenoot+ tot zoodanige 54 driften als wy U.E.A. alhier vertoonen, maar in teegendeel om de 55 zelve veel vaster noch te doen ankeren in het herte van deze hoogh-56loffelijke Regeringe. Waar werdt het Gemeene best beeter gevor-57dert? Het recht der volkeren nauwer gehandthaaft? En 's Lants ge-58regtigheden en privilegien sterker bekraghtigt als hier? Hier zeggen 59 wy. Welke raadtbestieringe andre Nagebuuren en Bontgenooten 60 tot een voorbeelt strekken van regeeren. Zien wy op de grootheyt 61 van onzen Staat: wat is die? Geen spanbreet te gelijken byGa naar margenoot+ andre 62 Vorstendommen. Wat maakt haar dan berugtGa naar margenoot+? Haar maght. En 63 waar uyt onstaat haare macht? Uyt d'ordentlijke schikkinge, in 't 64 heffen der gemeene middelen. Hoe werden die besteet? Niet op dat 65 zich ieder hier door zou verrijken (gelijk wyGa naar margenoot+ in ons Treurspel 66 U.E.A. vertoonen, welke door een geregte wraak, over het uytput-67ten der arme Gemeente, zijn omgekomen), maar tot voorstant en 68 bevordringe der gemeene zaaken en tot schrikGa naar voetnoot7 van die gene welken 69 den geterghden Leeuw mogten komen te ringelooren, die onlangs 70 noch door 't schudden zijner maanen het gantsche Christendom 71 heeft doen daavren en een der grootste Princen van Euroope (die 72 gewoon zijnde in zijn triomf te voeren den tijtel van Koning der 73 baaren) door zijn moedigheyt heeft doen nederleggen voor de zee-74tel van dezen Staat den gaffelGa naar margenoot+ der zeeGa naar voetnoot8. En dat op dien tijdt, als de 75 waapenen door bestieringe des Alderhoogsten zoo wierden gezee-76gent dat wy gezien hebben tot een eeuwigh gedenkteeken onse 77 Scheepsmacht zich ankeren in 't ingewandt zijns Rijks, waar door 78 op dien tijt dry Koninghrijken al teffens scheenen te siddren en te 79 beeven, en endelijk zoo verre wierdt gebragt dat deselve aan de 80 snoeren van uwe bontgenootschap wierden gehegt. Tot zulken en 81 diergelijke uytbreydinge der paalen van dese vermaarde Republijk | |
[pagina 22]
| |
82 werdende schatten aangeleytGa naar margenoot+, als ook om de vryheyt, zoo dierbaar 83 een kleinoodt, te behoeden; niet alleenGa naar margenoot+ voor indragt van uytheemse 84 magten, maar inwendigh voor die gene welke de zelve door listen 85 zoeken te belaagen, als zijnde een soort van menschen verbastert 86 van reeden, veraart van de natuur en de liefde tot hun vaderlandt, 87 ingenomen metGa naar margenoot+ een zught tot die gene van welken de Vryheyt en 88 den Staat ten uytersten is gedreygt geweest, daar U.E. beroemde 89 Voorouderen zoo voor hebben gestreeden en geleeden, welken 90 allen van oprecht Hollandts bloedt zijn opgeleyt en geen slavernye 91 en konnen gedoogen. 92Ontfangt dan, achtbare Heere, dezen AnjelloGa naar margenoot+ niet naar den aardt 93 als quaatwillige die zoude konnen duyden, maar naar onze goede 94 meeningGa naar margenoot+. Ik offer hemGa naar margenoot+ U.E.A. dan gants armelijk en veragt, doch 95 in een vry kleet van geen Spanjaardt noch Fransman ontleentGa naar margenoot+, noch 96 omswachtelt met Poëetsche droomen, maar alleen naar de waar-97heyt der zaaken. Wy hebben hier door een spoor trachten te 98 maaken voor onze kunst-genooten, want willen wy dat onze vaar-99zen geroemdt zullen werden en onze Schouwburgh doorlugtigh 100 werdt, laat ons dan niet sweeten om door 't overzetten van uyt-101heemse Tooneelspeelen beroemdt te werden. Schoon gy haar van 102 veel gebreeken zuyvert of de zelve zoekt te polijsten met cieraat van 103 woorden, ghy en kunt u dezelve doch niet toe eygenen. Wat blokt 104 ghy dan? De Schilderkunst gebiedt den genen die zich in de zelfde 105 kunst wil oeffenen, gedurigh het levenGa naar margenoot+ te volgen. Door copieeren 106 en kunt gy niet opklimmen om vermaardt te werden, alzoo het 107 zelveGa naar margenoot+ zoo veel herssens noch begrijpGa naar margenoot+ niet van nooden heeft. Laat ons 108 dan tragten eygen vindinge voort te brengen en toegang neemen 109 tot de Historien en op alle voorvallen onze bedenkingen laaten 110 gaan. Wat zoude ons verhindren dat wy niet zoo wel als de Spaanse, 111 Franse en Engelse zoude konnen voortbrengen zoodanige gedach-112tenGa naar margenoot+ gelijk ons dagelijks van haar op onze Schouburgh werden ver-113toont? Wy zijn hier dan in voorgegaan, wie my volgt, kan mijn 114 gebreeken mijden en verbeteren het gene 't welkGa naar margenoot+ volgens de ge-115meene keur noch mach deurgaan. Wy hebben dit hier in gevoertGa naar margenoot+ 116 op dat mijn Heer mach zien onze liefde die wy hebben tot de Poëzy 117 en dat wy gaaren zaagen in andre zoodanige driften gelijk wy wens-118ten dat wy konden bereyken, 't geen strekken mogt tot opbouwing 119 van zoo een doorlugtigh werk, niet twijfelende oft het zoude 120 U.E.A., die een voesterheerGa naar margenoot+ zijt der zelfder kunste, ten hoogsten 121 gevallen. Wy endigen dan, mijn Heer, met de hope dat U.E.A. | |
[pagina 23]
| |
122 onze geringe vaarzen zal aanneemen, niet naar de waarde des stijls, 123 maar naar den aart van dien die altoos is en zal blijven,
Myn heer, U.E.A.
Amsterdam den 20 van SprokkelmaantGa naar margenoot+. alderootmoedighsten dienaar T. Asselijn. |
|