| |
| |
| |
Optima
Cahier voor literatuur en boekwezen
Opgericht in 1983
Redactie:
Bas Heijne, Atte Jongstra, Frank Ligtvoet, Henk Pröpper
Redactiesecretaris: Suzanne Holtzer
Redactieadres:
Uitgeverij Contact, Herengracht 464, 1017 CA Amsterdam
Jg. VII, |
nr. 4-Jg. VIII, nr. 1 = nr. 25-26Ga naar voetnoot1, 1990, 142 p. |
Jg. VIII, |
nr. 2 = nr. 27, 1990, 86 p. |
|
nr. 3 = nr. 28, 1990, 80 p. |
| |
I. Poëzie
ASSCHER, Maarten
Thomas Gray, Klaagzang geschreven op een dorpskerkhof. Inl.Ga naar voetnoot2 & vert.: M. Asscher, 25-26, p. 47-49; 50-54 |
|
|
BOTERBLOM, Govert
Gedichten, 25-26, p. 77-79
De deur gedicht, p. 77-78 |
Novembernacht: ‘Al ver van hier misschien is zij’ p. 79 |
|
|
|
BREEKVELD, Arno
Gedichten, 25-26, p. 66-69
ConvulvolusGa naar voetnoot3: ‘Op mijn beddekoets gezet’ p. 67-68 - Met ill. |
Binnenplaats: ‘Je hebt je vrienden aangezet,’ p. 69 |
|
|
Vier gedichten, 27, p. 26-33
Nachtlopen: ‘Ze lag met twintig pruiken aan,’ p. 26-27 |
Homo impotensGa naar voetnoot4: ‘Gestoelde rigor’ p. 29 - Met ill. |
De drekvorst: ‘De drekvorst, heet het hier,’ p. 30-31 |
Zon: ‘Gunder aan de o.o.-kant’ p. 32-33 |
|
|
Vier gedichten, 28, p. 49-53
Aarde: ‘Het hoofd van scherpe messen’ p. 49 |
Tuinbeeld: ‘Begin? Was dit: een foto van een tuin. Omzoomd.’ p. 51 - Met afb. |
De eed: ‘'k Legde tachtig eden af,’ p. 52 |
Appel: ‘Ik heb medailles opgespeld en’ p. 53 |
|
|
| |
| |
MOK, Judith
Drie vrouwen in A mineur, 25-26, p. 75-76
‘Ik leun en leun nog dieper’ |
|
|
|
PRÖPPER, Henk
Vier gedichten, 27, p. 34-37
‘Nu meet ik mij af.’Ga naar voetnoot5 p. 34 |
Bos, bijBussum: ‘De grond onder je voeten’ p. 35 |
‘Wat rest is wat over blijft’Ga naar voetnoot6 p. 36 |
Henri Michaux (1899-1984): ‘Pardon, mag ik hier ademhalen’ p. 37 |
|
|
|
TIEGES, Wouter Donath
Drie gedichten, 25-26, p. 70-74
Nou nee, p. 70-71 |
‘Wist hij veel van cellen?’ |
De lengte van dagen, p. 72 |
‘Hij grijnst, voor vermenigvuldiging’ |
Vluchtige herinnering aan mijn oom Hein, p. 73-74 |
‘Het was er de tijd niet naar om voor geamputeerde vingers’ |
|
|
| |
II. Proza
BEURSKENS, Huub
E sempre l'ora, 28, p. 68-77 - Met afbn. |
|
|
BRACHES, Ernst
De vreemdeling, 27, p. 16-25 |
|
|
FEBRUARI, M.
Sortant du bain, 28, p. 19-24 - Met afb.
Credo; Manifest; Programma; Wat wij willen; Famous last words |
|
|
|
FRERIKS, Kester
In de Amerikaanse nacht (Een verhaal over Jack Kerouac), 27, p. 75-86 |
|
|
HEIJNE, Bas
Cherry, 25-26, p. 34-42 |
|
In het kanaal, 28, p. 2-11 |
|
|
JONGSTRA, Atte
Men droomt wat men is, 25-26, p. 87-109 |
|
Verse Capucijners, 28, p. 34-48 - Met afbn. |
|
|
KUMMER, Em.
Op naar brons, 27, p. 47-74 |
|
| |
| |
MELCHIOR, Willem
|
|
MOOR, Margriet de
De andere kunne, 25-26, p. 43-46 |
|
Een buitenkansje, 28, p. 54-67 |
|
|
LIGTVOET, Frank
De Gregoriaanse kalender, 25-26, p. 80-86 |
|
|
SANDERS, Stephan
Der Jamaikaner. Uit: Ai, Jamaica. De zucht naar exotica in Europa, 27, p. 38-46 - Met afb. |
|
De achtergrond van Alfred Hampel, 28, p. 12-18 |
|
|
STOKS, Frans
Opus 96, 25-26, p. 110-125 - Met afb. |
|
| |
IV. Kritische Bijdragen
FEBRUARI, M.
Proeve van het niet-niet-bestaan, 27, p. 3-15
Toespraak op een der twee avonden o.d.t. ‘She, etc.’ georganiseerd door Perdu waarbij de verhouding tussen het vrouwelijk schrijven en het postmodern essayistisch schrijven centraal werd gesteld |
|
|
|
FRANSEN, Ad
Wat ruik ik? Antwoord aan Atte Jongstra, 25-26, p. 134-140
Reactie op diens ‘Een ruiterstanbeeld voor Ad Fransen. Het Chazarenstukje van Milorad Pavic (1989-1990, VII, 24 (1989), p. 265-270) |
Met reactie van Atte Jongstra: Ad Fransen en de klassieke roman, 25-26, p. 141-142 |
|
|
|
KUIPERS, Jan J.B.
Het wolkenslot der verbeelding. Pieter Jelles Troelstra en Robert Hamerling, 25-26, p. 55-65
Uitgangspunt: de verklaring van Troelstra dat de Oostenrijker Hamerling en de Nederlander Carel Vosmaer de twee schrijvers waren die de grootste invloed op hem uitoefenden (Wording = Gedenkschriften I, 1927) |
|
|
|
PRÖPPER, Henk
Henri Michaux. Operaties op een intiem slagveld, 25-26, p. 3-33
Michaux’ leef- en denkwereld en zijn literair werk |
|
|
|
WERKMAN, Hans
Kieken in de cel van De Mérode, 25-26, p. 126-133 - Met afb.
Een fotoalbum, bewaard in het archief van de familie Keuning, door de dichter aangelegd met foto's die Maria Dijkstra-van Veen, vrouw van schilder en boekillustrator Johan van Veen, hem tijdens zijn verblijf in de gevangenis toestuurde |
|
|
|
-
voetnoot1
- Met omslagontwerp door Wim ten Brinke b n o
-
voetnoot2
- ‘Een wandeling over het kerkhof. Thomas Gray's “Elegy written in a country churchyard” en de funeraire poëzie’
-
voetnoot3
- Bij Adriaan van de Vennes, Geckie met de kous (ca. 1640)
-
voetnoot4
- Bij ‘La parade’, een gewassen potloodtekening van Honoré Daumier
|