| |
| |
| |
Tirade
Opgericht in 1957
Redactie: Robert Anker, Tomas Lieske
Redactiesecretaris: Gemma Nefkens
Uitgever: G.A. van Oorschot, Herengracht 613, 1017 CE Amsterdam
Jg. XXXII, 1988, |
nrs. 314-319Ga naar voetnoot1, |
592 p. |
|
nr. 315: |
maart april = Heimat |
|
nr. 316: |
mei-juni = De wereld der dingen |
| |
I. Poëzie
ANKER, Robert
[Gedichten], 319, p. 482-484
De dichter slaapt en praat, p. 482 |
‘Dit is het antwoordapparaat van uw dichter.’ |
Ons hart zit links, de wereld rechts, p. 483 |
‘Holle maag, een open hart: met vlag en wimpel stroom ik’ |
Wij gingen geestdriftig uit elkaar, p. 484 |
‘Ik zie het huis, wij worden stiller, lopen langzamer.’ |
|
|
|
BALKT, H.H. ter
[Gedichten], 319, p. 485-487
De irissen gedenken hun beschrijver, p. 485 |
‘Wij irissen uit de familie van de lisachtigen’ |
Ballade van het licht aan deze kant van de tuinen, p. 486-487 |
‘Ik dacht dat liefde onherhaalbaar was’ |
|
|
|
BARNARD, Benno
Neutrale zomer, 319, p. 488-489
‘Het zomert en wie wil er ook van wolken weten.’ |
|
|
|
BERNLEF, J.
Geestgronden, 317, p. 353-356
‘Als de flanken van slapende dieren’ p. 353 |
‘De distelklitten waarvan hij’ p. 354 |
‘Het is net, zei hij, alsof ik de kleuren’ p. 355 |
‘Als jij. Je staat jezelf in de weg’ p. 356 |
|
|
[Gedichten], 318, p. 505-508
Ontmoeting met de heer Cogito: ‘ik stond erbij en’ p. 505-506 |
Meneer Cogito in Rotterdam: ‘Zijn gelaatstrekken wijken’ p. 507-508 |
|
|
|
BOS, Jacobus
[Gedichten], 316, p. 234-235
De scène herhaald: ‘De rivier wikkelt zijn water’ p. 234 |
‘Een wolk kraaien dicht langs’ p. 235 |
|
|
| |
| |
DEEL, T. van
Val, 319, p. 509
‘Dit zijn de bergen en ze liggen daar’ |
|
|
|
EYBERS, Elisabeth
Gedichten, 314, p. 46-50
Papier is geduldig: ‘vir elke kwelling van nou en hier’ p. 46 |
Stilte: ‘Ek het vergeet, vergeet’ p. 47 |
Volgens afspraak: ‘Mekaar volgens afspraak sien’ p. 48 |
Pas op: ‘'n Welgeskape roekelose kind’ p. 49 |
Hemi-facialis spasme: ‘Die ouderdom het haar 'n poets gebak.’ p. 50 |
|
|
[Gedichten]
Magnaat, 318, p. 415 |
‘Uit die staanspoor triomfgetrommel: laasgeborene, daarna’ |
Aan F.D., 318, p. 416 |
‘O die volmaakte saaklikheid van hiernamaalsvrye kremasie:’ |
Weerkaatsing, 318, p. 417 |
‘In die windlose, wasige vroegoggendlig’ |
Eenling, 319, p. 510 |
‘Daardie toetsende ontmoeting dien geen doel’ |
Daar is dae, 319, p. 512 |
‘Daar is dae so dor dat jy dink’ |
|
|
|
GERLACH, Eva
Gedichten, 314, p. 51-56
Broed: ‘Een steen is hier gegroeid, god weet hoe. Uit’ p. 51 |
Last: ‘De ronde en gladde’ p. 52 |
Verhaal: ‘Toen werden stenen dieren en het land’ p. 53 |
Spel: ‘Zij hinkelen met stenen.’ p. 54 |
Trek: ‘Hoor je ze, hoog, ze gaan weg.’ p. 55 |
Zoek: ‘Tijd laat mij los zegt de steen’ p. 56 |
|
|
Schommel, 317, p. 334-335
1. | ‘hier moet je springen om het vast te houden.’ p. 334 |
2. | ‘Ik heb de boom bewaard, aan elk groen blad’ p. 334 |
3. | ‘Het kan wel zijn dat er rust is, een kleine’ p. 335 |
4. | ‘Het zwaaien gaat door boven je verstand’ p. 335 |
|
|
[Gedichten], 319, p. 512-513
Abcouder meer: ‘Er staan daar huizen onder aan de dijk’ p. 512 |
Mourao: ‘Zij staat zo onder de boom,’ p. 513 |
|
|
|
GROENEVELD, Henk
Gedichten, 314, p. 75-76
De nederlaag van de zeeheld: ‘Dit werd uw nis. Hier legden ze’ p. 75 |
Nimrod op motor: ‘Beursplein Rotterdam. Bij de trappen’ p. 76 |
|
|
|
HAREN, Elma van
[Gedichten]Ga naar voetnoot2, 319, p. 514-516
Ik in 2036, p. 514-515 |
‘Al dat nare dat mij in de kleren geweven zat’ |
Van dinsdag op woensdag, p. 516 |
‘Geenszins van plan om ook maar één minuut te twijfelen,’ |
|
|
| |
| |
HERZBERG, Judith
‘ik heb o zo een vol leven o’, 319, p. 517-518 |
|
|
KOPLAND, Rutger
Schapen, 319, p. 519
‘Zo ging het altijd. 's Avonds kwamen ze’ |
|
|
|
KOUWENAAR, Gerrit
[Gedichten], 319, p. 520-522
Nu men in grond ziet: ‘Nu men in grond ziet, nu de honger nog net’ p. 520 |
Huis: ‘Men is verstrikt in het huis’ p. 521 |
Tuin: ‘Soms moet men toch de tuin in gaan’ p. 522 |
|
|
|
KUIJPER, Jan
Het graf van Jan Hanlo, 319, p. 523
‘(Hiaat) De warmte is gewoon de warmte op. |
|
|
|
LIESKE, Tomas
[Gedichten], 319, p. 524-526
‘Zo diep teleurgesteld kijk jij wat jou nog rest’ p. 524 |
‘Grote kisten tussen de rechte weiden: de hoeken bomen’ p. 525 |
‘Je rent als draag je twee zware Hunnen op je hielen’ p. 526 |
|
|
|
NOLENS, Leonard
[Gedichten], 319, p. 545-546
Kier: ‘Laat dit niet alles zijn, dit leven stil en donker’ p. 545 |
Noordkant: ‘Als zij thuis is kan ik hier het zuiden horen.’ p. 546 |
|
|
|
OOSTERHOFF, Tonnus
[Gedichten]
Het speelgoed spreekt (opgewonden), 315, p. 170 |
‘Ik heb een grote zwarte Strik voor en een plastron van blik’ |
‘Ze hebben je van voren in je rug gehesen.’, 317, p. 333 |
|
|
|
OTTEN, Willem Jan
[Gedichten], 319, p. 553-556
De Prenelope: ‘Zij was zozeer met hem een paar’ p. 553 |
Penelope en het hogedrukgebied: ‘Doden wij de schemering’ p. 554-555 |
De intiemste zichtlijn: ‘Ik wilde jou en dat ik missen zou’ p. 556 |
|
|
|
REINTS, Martin
Aan de rivier, 319, p. 557-558
‘er is geen schaduw van omkering in de wereld:’ |
|
|
|
TIMMER, Charles B.
No happiness in five o'clock teasGa naar voetnoot3 / Het theeuur brengt geen geluk, 318, p. 450-453
1. | ‘when he embraced me on the jawbone of the street -’ p. 450 |
| ‘Toen hij me kuste op het kaakbeen van de straat -’ p. 451 |
2. | ‘Who am I? - Sure an honourable man -’ p. 452 |
| ‘Maar wie ben ik? Voorwaar een eerbaar man -’ p. 453 |
3. | ‘Did you bring me your banned book? he said’ p. 452 |
| ‘Je brengt je boek dat ginds verboden bleek, vroeg hij’ p. 453 |
|
|
| |
| |
VLEK, Hans R
Gedichten, 314, p. 72-74
Gaf Thales taallesGa naar voetnoot4, p. 72-73 |
‘Beste Thalesianen, uit chaos water en vuur’ |
De dronken boot, p. 74 |
‘Steeds als ik aan “Le bateau ivre” denk’ |
|
|
[Gedichten], 318, p. 441-442
Grollen van God: ‘Eeuwigheid, eeuwigheid,’ p. 441 |
Paraboleion Pindareion: ‘Bij het speerwerpen’, p. 442 |
|
|
|
VROMAN, Leo
[Gedichten]
Zieke aaien: ‘Natuurlijk wil ik niet geloven’, 317, p. 362-363 |
Vooravond naast een vreemdeling: ‘Ik versta veel en vooral verkeerd’ 319, p. 559-560 |
Opnieuw: ‘Ik zal onvoorbereid opstaan’ 319, p. 561 |
|
|
|
WIEG, Rogi
[Gedichten]
Wiegend: ‘Er gonzen onbekenden. Zacht,’ 315, p. 171 |
Nachtrust: ‘Ik werd gewekt deze morgen’ 315, p. 172 |
De getallen: ‘De toekomst ligt zo rusteloos’ 319, p. 562 |
Sonnet: ‘Wat je mankeerde weet ik niet’ 319, p. 563 |
|
|
|
WIJNBERG, Nachoem M.
[Gedichten], 316, p. 269-270
De afgoden: ‘De bedelaars hielden’ p. 269 |
Zondagmiddag in de voorstad: ‘Een goede blonde’ p. 270 |
|
|
|
ZUIDERENT, Ad
Gedichten, 314, p. 68-71
Hollands landschap zonder sneeuw: ‘Te moe voor genot, voor geluk’ p. 68 |
Het daagt: ‘Die blozende oktober, spoedig naakt;’ p. 69 |
Vacant: ‘Je zocht in je dagboek het zielsveelste woord’ p. 70 |
Post mortem: ‘Een woord niet bij het leven gezegd, is geen woord,’ p. 71 |
|
|
[Gedichten], 317, p. 364-365
Een nieuw gezicht: ‘Eerste gezicht, daar was je wel aan toe.’ p. 264 |
Nazireeër: ‘Herfst rond je hoofd, al was je in de groei;’ p. 365 |
|
|
| |
II. Proza
BERNLEF, J.
De storm, 318, p. 435-440 |
|
|
MEEUWS, Paul
Bachjaar, 316, p. 336-352 |
|
|
OTTEN, Willem Jan
Losse ribben, 318, p. 404-414 |
|
| |
| |
TOORN, Willem van
Herinneringen van een vossenjager, 314, p. 57-67 |
|
|
VERHEUL, Kees
Promenade, 317, p. 320-332
Fragment van het hoofdstuk ‘Villa Bermond’ van een nog niet voltooide roman |
|
|
|
VROMAN, Leo
Jessewou [Over computers], 318, p. 443-449 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
ANKER, Robert
Bruggen, 314, p. 16-35
Over enkele schrijvers vanuit het standpunt van stijl, zoals omschreven in Frans Kellendonks essaybundel De veren van de zwaan |
Ferdinand Bordewijk, p. 24-26 |
Willem Brakman, De graaf van Holland, p. 19-22 |
Louis Couperus, De boeken der kleine zielen, p. 18-19 |
Willem Elsschot, Een ontgoocheling, p. 22-23 |
Maarten 't Hart, p. 32-34 |
Anton Koolhaas, p. 30-32 |
Gerrit Krol, p. 26-29 |
Gerard van het Reve, Op weg naar het einde; Nader tot u, p. 23-24 |
Bert Schierbeek, Het boek Ik, p. 23 |
|
|
Herlezen
Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan (1953): Een stuurloze moraliteit, 314, p. 77-84 |
Maria Dermoût, De tienduizend dingen (1955): Bewogen maar zonder beweging, 318, p. 463-470 |
J.J. Slauerhoff, Het leven op aarde (1934): Bontekoe in China, 316, p. 271-278 |
|
|
Hier m'n hoofd, daar de wereld, 318, p. 418-434
Een tweedeling van de hedendaagse Nederlandse prozakunst:
ironisch realisme: de beschreven werkelijkheid wordt ‘tussen aanhalingstekens op afstand gezet. Zij is niet de gewenste’ (p. 421) |
essayisme: gekenmerkt door ‘vorm-bewust zijn’; wat niet toevallig is voor auteurs ‘die weten dat hun avontuur uitsluitend in de taal plaatsvindt’ en voor wie ‘het leven voornamelijk ervaren wordt als iets dat zich in je hoofd voltrekt: hier m'n hoofd, daar de wereld’ (p. 432) |
|
|
|
BERNLEF, J.
Een wonder als ontbijt, 319, p. 490-504
‘De tien beste gedichten. Dat kan natuurlijk niet. Die bestaan niet... Mijn keuze van dit moment’: |
Herman Gorter, ‘Zie ik hou van jou’ & ‘Twee lampen schijnen’. Uit: Verzen & Verzamelde lyriek tot 1905, p. 491-493 |
Jan Hanlo, Klondike. Uit: Verzamelde gedichten, p. 497-499 |
Rutger Kopland, ‘Zoals de pagina's van een krant’. Uit: Al die mooie beloften, p. 494 |
Gerrit Kouwenaar, al met aarde. Uit: het ogenblik: terwijl, p. 503-504 |
Hendrik Marsman, Herinnering aan Holland. Uit: Verzamelde gedichten, 1938 p. 491 |
en mijn vertalingen: |
Elisabeth Bishop, Een wonder als ontbijt, p. 499-500 |
|
|
| |
| |
Marianne Moore, Vogel-verstand, p. 495-497 |
Tomas Tranströmer, Wolkbreuk boven het binnenland, p. 501-503 |
|
|
|
BÜCH, Boudewijn
Gesigneerd en met opdracht van de auteur, 316, p. 227-233
Over het verzamelen van boeken en de betekenis ervan voor het werk van de auteur zoals Hannes Meinkema, G.K. van het Reve; over zijn Hanlo-handschriften; over het ontbreken van manuscriptofiele literatuur in Nederland en over handtekeningvervalsing |
|
|
|
DENOLF, Jan
Uren met Koos Hageraats, 315, p. 158-169
Over ‘de figuur Hageraats voor wat betreft de mediocriteit van de literaire kritiek’ (p. 159) n.a.v. diens artikel ‘Kousbroek in de koffer’ (Nieuw Wereldtijdschrift, IV, 1987, 3, p. 20-27) |
|
|
|
GOEDEGEBUURE, Jaap
G.A. van Oorschot - uitgever (1909-1987), 314, p. 2-15 - Met prt.
Met een laatste ‘mededeling’ van Geert van Oorschot (p. 1, facs.) |
|
|
|
KOPLAND, Rutger
Herinneringen aan het onbekende of Over tien manieren om uit te treden, 317, p. 309-319
Lezing voor de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA) in De Balie, 17 febr. 1988 |
Over zijn poëtische ervaring en het schrijven van poëzie, als inleiding tot het antwoord op de vraag ‘Noem eens 10 gedichten die grote betekenis hebben gehad en vertel ons waarom’ (p. 312) |
Gerrit Achterberg, Standbeeld, p. 313-314 |
J. Bernlef, Meer in dingen dan in mensen, p. 317 |
T. van Deel, lep aan een kade, p. 317 |
Jan Emmens, Souvenir, p. 316-317 |
Hans Faverey, Het sneeuwt, p. 319 |
Rutger Kopland, ‘Het is als een hand...’, p. 319 |
Gerrit Kouwenaar, ‘in de taal staat er’, p. 318 |
Wilfred Smit, Afscheid, p. 315 |
Hendrik de Vries, Mijn broer, p. 314-315 |
William Carlos Williams, De tijd waarin. Vert.: R. Kopland, p. 315-316 |
|
|
Dankzij de dingen, 318, p. 397-403
Dankwoord bij de aanvaarding van de P.C. Hooftprijs 1988 in het Letterkundig Musem op 30 sept. 1988 |
Over het ontstaan van de cyclus van 5 gedichten ‘Dankzij de dingen’ |
|
|
|
KROL, Gerrit
De lezer die er geweest is, 314, p. 36-39
‘Ik schrijf voor lezers die op mij vertrouwen, wat ik ook schrijf. De lezers die er geweest zijn, voor hen schrijf ik... die lezer herkent wat hij leest omdat hij hetzelf heeft ervaren’ (p. 39) |
|
|
De schrijver en het feit, 317, p. 357-361 - Met afbn.
Overeenkomsten tussen kunst, i.c. een verhaal, en wetenschap, i.c. meetkundige figuren |
|
|
|
LIESKE, TOMAS
Poëziekroniek
H.H. ter Balkt, Aardse deuren, 314, p. 85-94 |
Jacques Hamelink, Sacrale komedie, 316, p. 279-288 |
|
|
| |
| |
Elma van Haren, De reis naar het welkom geheten. 318, p. 471-480 |
Hans R. Vlek, Boghazky, 315, p. 182-192 |
Elly de Waard, Onvoltooiïng, 317, p. 375-384 |
|
|
Herlezen
Hugo Claus, De Metsiers (1950): Aangeschoten eenden, 319, p. 586-592 |
Jan Cremer, Ik Jan Cremer (1964): Een queeste op de motor, 317, p. 366-374 |
Gerard Walschap, Houtekiet (1939): De vorm van een bohemer, 315, p. 173-181 |
|
|
Maximaal und Moritz!, 319, p. 564-585
Over de dichters in de bundel Maximaal. Samenst.: Arthur Lava: Pieter Boskma, p. 581-582 |
Bart Brey, p. 573-575 |
Dalstar, p. 575 |
René Huigen, p. 569-570 |
Johan Joos, p. 578-579 |
Tom Lanoye, p. 570-572 |
Arthur Lava, p. 58-585 |
K. Michel, p. 572-573 |
Frank Starik, p. 579-581 |
René Stoute, p. 582 |
|
|
|
LOEVENDIE, Theo
Een kopje thee in de opera, 314, p. 40-45
Over ‘de subtiele verhoudingen tussen tekst en muziek’ (p. 90); met vbn. uit eigen ervaring: Naima / libretto: Lodewijk de Boer en Esmée / libretto: Jan Blokker |
|
|
|
MEIJER, Josine
Jacques de Kadt (1897-1988) en de wetenschap der politiek, 317, p. 290-308 |
|
|
MIDDAG, Guus
De smaak van de omnivoor, 319, p. 527-544
Tekst van een lezing, gehouden op 27 september 1988 in Zaal De Unie te Rotterdam, in een door de Rotterdamse Kunststichting georganisserde reeks ‘De Nederlandse poëzie van de jaren '80’ |
Typerend voor de poëzie in Nederland is ‘de tweespalt (tussen traditie en experiment) die de poëzie nu al honderd jaar in haar greep houdt’ (p. 531); er zijn tal van mogelijkheden tot indeling in groepen, maar mijn voorkeur gaat naar ‘de eenlingen’ (p. 537); mijn eerste favoriete dichter was Chris J. van Geel (p. 538-542); mijn favoriete dichter van het moment: Willem Jan Otten (p. 542-544), met diens gedicht Het idee van de lezer (1986) |
|
|
|
OTTEN, Willem Jan
Onaangesproken meisjes [Beschouwingen], 319, p. 547-552 |
|
|
TILROE, Anne
Over de passie van Lucian Freud, 318, p. 386-396 - Met ill. |
|
|
TIMMER, Charles
Zichzelf vertalen, 318, p. 454-462
‘een groot dichter is niet altijd een bekwaam vertaler’ met als vb. Joseph Brodsky, die eigen gedichten in het Engels vertaalde:
het derde gedicht in diens bundel Part of speech, de Russische versie in ‘een zo getrouw mogelijke vertaling’ door Timmer en een Nederlandse vertaling door Kees Verheul; voorbeeld van een kettingreactie bij het vertalen van een gedicht van Brodsky via zijn eigen vertaling in het Engels; artikel voorafgegaan door gedichten van Timmer met eigen Engelse vertaling, zie: Poëzie |
|
|
| |
| |
| |
Bijzondere gedeelten
Heimat
(nr. 315, p. 98-157)
Poëzie
HART, Kees 't
[Gedichten], p. 156-157
Je schip vaart weg: ‘ademhalen en windbalg’ p. 156 |
Achttiende eeuw: ‘In een halflichte kamer’ p. 157 |
|
|
|
KOPLAND, Rutger
Het dorp, p. 98-99
1. | ‘Daar, waar onzichtbaar ligt het’ p. 98 |
2. | ‘Verlaat het dorp in de vroege morgen;’ p. 99 |
|
|
De plek, p. 100-102
1. | ‘Herinneringen, ze gaan weer het spoor’ p. 100 |
2. | ‘We ontwaakten en begonnen te spreken.’ p. 101 |
3. | ‘Als we het spoor niet hadden verloren,’ p. 102 |
|
|
|
TIMMER, Charles B.
[Vertalingen], p. 134-136
Eduard Limonov, Heimat, p. 134-135 |
Vladimir Vysotski, Maar jullie, p. 136 - Met nawoord |
|
|
| |
Proza
EYBERS, Elisabeth
Jeugdherinneringen, p. 103-115 |
|
| |
Kritische bijdragen
BOER, Th. de
Het vaderland van de rede, p. 138-148
Wat betekent Heimat in de filosofie - bij Edmund Husserl in Ideen zu einer reinen Phänomenologie (1913) en bij Martin Heidegger in Gelassenheit (1955)? |
|
|
|
SCHIERBEEK, Bert
De plek, p. 116-123
‘We hebben gedaan alsof er nog echte plekken bestaan. Of we nog een Heimat kunnen hebben. Maar velen van ons zijn nergens meer thuis’ (p. 121) |
|
|
|
TIMMER, Charles B.
Russische notities. Rehabilitatie en ‘deshabilitatie’, p. 124-133
‘In... wat “rehabilitatie” heet zijn de slachtoffers gezuiverd van de op hen rustende belastering en de moordenaars gezuiverd van de op hen drukkende vergissing. Beiden zitten weer knus bij elkaar... men is gezamenlijk thuis gekomen om in de Heimat het communisme verder op te bouwen’ (p. 132) |
|
|
| |
| |
TOORN, Willem van
Het huis is te klein, p. 147-155
Kritiek op de snelheid waarmee veranderingen worden doorgevoerd met minachting voor het verleden. ‘We doen in Nederland graag alsof we één stad zijn geworden... Grootschaligheid is het woord’ (p. 152-153) |
|
|
| |
De wereld der dingen
(nr. 316, passim)
Poëzie
BERNLEF, J.
Francis Ponge, Prozagedichten. Inl. & vert.: J. Bernlef, 316, p. 251-255
Het krat, De kaars; De geneugten van de deur, p. 252; 253 |
De cyclus der seizoenen; De bramen, p. 254; 255 |
|
|
| |
Proza
ROMJN MEIJER, Henk
Eindeloos onderweg, p. 220-226
Herinneringen en overwegingen opgeroepen door ‘dingen’ op een rommelmarkt |
|
|
| |
Kritische bijdragen
ANKER, Robert
Over ‘het wegzijn van iets’ [Hans Faverey], p. 236-250
Over de evolutie in de houding t.o.v. dingen, zichtbaar in de schilderkunst: werd het ‘stil-leven’ in de 19de eeuw ‘de plaats waar men experimenteert’, in de 20ste eeuw ‘stappen de dingen uit de lijst’ (Dada, Pop-art, Nieuw-realisme) - over Hans van den Ban, p. 244-246, met ill. - en vooral de schijvers en dichters (H.H. ter Balkt, Hans Faverey, Bert Schierbeek, K. Schippers en Francis Ponge) ‘hebben de dingen uit hun geproletariseerde bestaan verlost’ (p. 246) |
|
|
|
BAYENS, Hans
De man met de hoed, p. 208-219
Over ‘de eigen schikking der dingen’ op een stilleven, een grafmonument e.d. |
|
|
|
BERG, Arie van den
De vliegenvanger, 316, p. 208-219 - Met ill.: Gustave Doré
Historisch overzicht van de evolutie, van de Oudheid tot nu, of van korianderzaad tot DDT |
|
|
|
LIESKE, Tomas
Het museum der zielen, p. 194-205
Al moeten de dingen die de doden gebruikten ‘het contact met de ziel’ illustreren, wat zal ‘blijven van de geliefden zijn hun woorden’; over Stephen Dobyns' bundel Cemetery nights (p. 202-205) |
|
|
| |
| |
VISSER, Gerard
De leegte van de kruik. Over het ding bij [Francis] Ponge en [Martin] Heidegger, p. 256-268
Voordracht, gehouden tijdens het symposion ‘Mooie dingen’ [met als thema: De mogelijkheden van een object-esthetica] 24-25 maart Universiteit Amsterdam Voor Ponge is er niet alleen het uitblijven van de dingen. Er is ook de ontrouw van het woord; met Heidegger komt het ding voor het eerst ter sprake in de filosofie; in Das ding (1950) zal hij ‘het wezen van het ding trachten te bepalen door het vb. van een kruik’ |
|
|
|
-
voetnoot1
- Omslag respectievelijk door Marie-Cécile Noordzij, Bart de Haas, Peter Verheul, Jeroen van Pelt, Just van Rossum, Pauline van Dort
-
voetnoot2
- Respectievelijk bij de litho van Etienne Elias en bij de zeefdruk van Guy Rombouts in de grafiekmap ‘Marot’
-
voetnoot3
- Opdracht: To the memory of Boris Pasternak - Opgedragen aan Boris Pasternak
|