| |
| |
| |
De Gids
Opgericht in 1837
Redactie:
Nrs. 1 - 3: G. van Benthem van den Bergh (secretaris), H.B.G. Casimir, H.J.A. Hofland, Wiel Kusters, Harry Mulisch, A. de Swaan, Tilly Hermans (chef de bureau)
nrs. 4 - 9-10: Dezelfden, behalve H.J.A. Hofland
Redactie van de rubriek Buitenlandse literatuur: Christel van Boheemen, Piet Calis, Klaus Siegel, Maarten Steenmeijer, Willem G. Weststeijn, Jo Radersma (bureauredactie)
Redactieadres: De Gids, postbus 100, 1000 AC Amsterdam
Uitgever: Meulenhoff Nederland bv voor de Stichting De Gids
Jg. CXLIX, 10 nummers, 866 pp. |
|
nr. 1, februari 1986 = Italië - proza, politiek, poëzie |
|
nr. 2, maart 1986 = Nieuwgrieks |
|
nr. 3, mei 1986 = Paul Celan |
|
nr. 4, juni 1986 |
|
nr. 5, augustus 1986 = Literatuur uit Spaans-Amerika |
|
nr. 6, september 1986 = Vertalen I |
|
nr. 7, oktober 1986 = Vertalen II |
|
nr. 8, november 1986 = Zes niet-officiële Russische schrijvers |
|
nr. 9-10, december 1986 = Tegendraads lezen |
| |
I. Poëzie
BAAREN, Theo van
Twee gedichten, 4, p. 254
‘Trommels van marmer, fluiten van graniet’ |
Na het bal: ‘Gekleed in zwarte veren gaat,’ |
|
|
|
BARTOSIK, Michel
Sunt lacrimae, 5, pp. 349-353
‘Begiftigd met tranen-’ p. 349 |
‘Thuis moeten zachte vruchten’ p. 350 |
‘Het klinkt gortdroog, of’ p. 351 |
Bloedvlek: ‘Wat ik wil is je’ p. 352 |
‘Maar je zat’ p. 353 |
|
|
|
BERGHUIS, Hans
Uit: Een winter in Tomi, 5, pp. 336-337
Vogel geluk: ‘Eens werd ik 's morgens wakker, bittere zee,’ p. 336 |
Stamboom: ‘Hij is al zo lang dood, hij kan zich niet verweren’ p. 337 |
|
|
| |
| |
BOS, Jacobus
Vuurmond, 2, pp. 108-114
‘Uitzicht van zee. Oeverloos het’ p. 108 |
‘De oevers van de zee’ p. 108 |
‘Vuurmond als hij haar kuste zegt’ p. 109 |
‘Onderzeezeiler’ p. 110 |
‘Er liepen eerst insecten en dan’ p. 111 |
‘Bloed: vergietend. Hoe uit’ p. 112 |
‘Waar de rivier zich’ p. 113 |
‘Hemelval-Hoe de zon niet’ p. 114 |
|
|
De val opwaarts, 8, pp. 653-658
Verloop van tijd: ‘Aviatiek: kunst van het vliegen’ pp. 653-654 |
Tussentijd: ‘Boomrijke hellingen een koele zon’ p. 655 |
Uiteen: ‘Als tijd verstrijkt veranderen’ pp. 656-657 |
De val opwaarts: ‘Landschap doorsneden door een’ p. 658 |
|
|
|
BUDÉ, Frans
Haarrook, 7, pp. 548-553
| ‘Een berg van louter haren’ p. 548 |
1. | ‘As op losse haren’ p. 549 |
2. | ‘As, Geen grond’ p. 549 |
1. | ‘Verward door rook en schaar’ p. 550 |
2. | ‘Herken hem aan zijn haren’ p. 550 |
1. | ‘Tot krakens toe’ p. 551 |
2. | ‘Wat let de tanden zich te schikken?’ p. 551 |
1. | ‘Ver en dun een deining’ p. 552 |
2. | ‘Bestaat de spiegel’ p. 552 |
| ‘Zo te sterven. Schouwers’ p. 553 |
|
|
|
D'HAEN, Christine
Nues, 5, pp. 334-335
‘Gedreven over onhoudbaar blauw’ |
|
|
|
DIJK, J.H. van
Twee gedichten, 5, pp. 371-372
Brief uit de Sind Club: ‘hier in karachi’ p. 371 |
Soms in koele woede: ‘staat de wind’ p. 372 |
|
|
|
EKKERS, Remco
Vier gedichten, 5, pp. 338-341
Alauda arvensis: ‘Je laat je nog even zien’ p. 338 |
Verplaatsing: ‘Duizenden vogels in twee bomen’ p. 339 |
Vrouwen: ‘De vrouw slaat het gordijn’ p. 340 |
Beweging: ‘We moeten soms schandelijke’ p. 341 |
|
|
|
ELBURG, Jan G.
Kijkruimte/tijd, 1, p. 15
‘Kleumerig uitblazend in een prop wegenkaart,’ |
|
|
|
HEE, Miriam van
Vijf gedichten, 9-10, pp. 757-761
‘van de Mariannenplatz’ p. 757 |
‘onopgeloste gebieden’ p. 758 |
‘hoe het niet juist was’ p. 759 |
|
|
| |
| |
|
|
HERTMANS, Stefan
Bezoekingen, 5, pp. 342-348
1. | ‘Van al deze gewichtloze vormen,’ p. 342 |
2. | ‘Toen ik voor hem zat en handen wrong,’ p. 343 |
3. | ‘Iemand belde drie keer aan’ p. 344 |
4. | ‘Het schijnt dat hij meer is dan een pop’ p. 345 |
5. | ‘Soms liggen er twee met de ruggen tegen elkaar aan.’ p. 346 |
6. | ‘Een scheur in de overgordijnen wordt onvoorzien een lichaam.’ p. 347 |
7. | ‘In het uitputtend schurend geluid’ p. 348 |
|
|
|
IVEN, Joris
Spiegeling, 5, pp. 354-358
‘Honderden vissen verdronken hier’ p. 354 |
‘Roestig rood drijft verder de ton’ p. 355 |
‘Aan het eind blijft alleen een schijnbeeld,’ p. 356 |
‘Hier ligt voor ogen uitgespreid:’ p. 357 |
‘De doden waar hij het over had’ p. 358 |
|
|
|
KNEEPKENS, Manuel
Drie gedichten, 5, pp. 373-375
De schrijver: ‘De middag speldt een enkele hagedis’ p. 373 |
Zwarte zwaan: ‘Een zwarte zwaan is niet doodeenvoudig’ p. 374 |
Amor fati: ‘De engel Metro rijdt me naar m'n huis/’ p. 375 |
|
|
|
KUSTERS, Wiel
Drie gedichten, 6, pp. 433-435
Net: ‘Onzichtbaar tussen blauw en grauw’ p. 433 |
Maan: ‘In de golven, de jaren,’ p. 434 |
Aveugle: ‘In lange banen boven zee verzwegen’ p. 435 |
|
|
|
KUYK, Robert Egeter van
Drie gedichten, 8, pp. 684-686
|
|
|
MARIJNIS, Paul
Twee gedichten, 4, p. 266
Ringnekfazant: ‘De theekoepelridder, gazonsamoerai,’ |
Zwarte zwanen: ‘Een vlugge glimp van witte lingerie’ |
|
|
|
MYSJKIN, Jan H.
Nachtglas, 1, pp. 33-38
(Dat de tong vertelle van de taal...): ‘Dat de tong vertelle van de taal, vertelle wat telt in de taal van’ p. 33 |
(Wanneer de minnaar in nachtelike stilte...) ‘Wanneer de minnaar in nachtelike stilte de stilte doorbreekt door’ p. 34 |
|
|
| |
| |
(Een hand die tast in de donkerte...): ‘Een hand die tast in de donkerte, en tast in de leegte tussen de’ p. 35 |
(In de nacht is alles vervuld...): ‘In de nacht is alles vervuld van tekens, is alles mateloos tekens,’ p. 36 |
(Is er licht, een beetje licht...): ‘Is er licht, een beetje licht in deze ruimte dat het moment’ p. 37 |
(Dit gedicht gaat over jou...): ‘Dit gedicht gaat over jou (ik zeg jou, en zeg liefste), maar geen’ p. 38 |
|
|
|
SCHUUR, Koos
Drie gedichten, 5, pp. 315-317
Cumuli: ‘nazomerzonlicht en een trage wind’ p. 315 |
Een zomertijd: ‘waar bleef de zomertijd vol avontuur’ pp. 316-317 |
De wijsgeer van WinsumGa naar voetnoot1: ‘alles weet hij, de wijsgeer van winsum’ p. 317 |
|
|
|
VLIET, Eddy van
Vier gedichten, 3, pp. 183-186
Het dijkhuis: ‘Het dijkhuis. Engelbrechts praalgraf’ p. 183 |
De gaslantaarns: ‘De tovenaar verscheen. Achter het raam gezeten’ p. 184 |
De gloriëtte: ‘De gloriëtte. Als ik haar binnenga’ p. 185 |
Op een nacht: ‘Op een nacht. Ik dacht: laat mij,’ p. 186 |
|
|
|
VROMAN, Leo
Grondlucht, 8, p. 639
‘Er wordt op ons geregend en gewacht’ |
|
|
|
WAARSENBURG, Hans van de
Villa Carmen Sylva, 5, pp. 365-370
1. | ‘Zulk een kleine ode, die’ p. 365 |
2. | ‘De stammen gekromd. Ruggen naar zee gericht.’ p. 366 |
3. | ‘Voor je ogen de voile. Schemerig geheugen.’ p. 367 |
4. | ‘De verte die hier uitkomst biedt. Met open oog’ p. 368 |
5. | ‘Zuidwestenwind, bij eb. Het stuifzand in de mond:’ p. 369 |
6. | ‘De doortocht tenslotte. De jaren die voor de einder’ p. 370 |
|
|
|
ZWAAL, B.
[Gedichten]
‘een grote zee’ 2, pp. 92-93 |
‘de wang van de rivier’ 6, p. 458 |
‘zwijgzaam water’ 6, p. 459 |
‘o stromen vloeiden mee’ 6, p. 460 |
‘een ontsnapt, zaad is gode welgevallig’ 6, p. 461 |
|
|
| |
II. Proza
BRACHES, Ernst
Valdemar Daae, 4, pp. 255-260 |
|
Kentering, 8, pp. 668-672 |
|
|
DISTER, Jules
Het drama in de Schoenmakersstraat, 9-10, pp. 772-783 |
|
| |
| |
LANTINK, Berend
Altijd zwijgen, 4, pp. 267-278 |
|
|
MENDELS, Josepha
Joelika, 3, pp. 175-182 - Rectificatie, 4, p. 308 |
|
| |
ANIBA, J.W.F.
Vóór de storm, 6, pp. 447-457; 7, pp. 581-592
Over de jeugdbeweging voor de oorlog, de evolutie van jeugd- en studentenbeweging na 1945 tot de minirevolutie in Amsterdam, met toenemende maatschappijkritiek en protest; het ontstaan van nieuwe partijen (en vergelijking met o.a. Engeland) en de anti-kernbewapeningbeweging |
|
|
|
ASSCHER, B.J.
De journalist als rechter, 8, pp. 687-692
Bewerkte tekst van een voordracht, uitgesproken op 5 juni 1986 voor het Genootschap van Hoofdredacteuren |
Over de onafhankelijkheid en de beperkte vrijheid van de journalist en over de ‘slachtoffers van de media’ en wat zij daartegen kunnen doen |
|
|
|
BEURSKENS, Huub
Een kus in Ter Kameren. Bij een gedicht van Jos de Haes, 5, pp. 359-364
Over de poëzie van Jos de Haes uitgaande van dit gedicht kort voor zijn dood geschreven (tekst, p. 360) |
|
|
|
BOYENS, José
Het grafmonument van Paul van Ostaijen, 2, pp. 94-101 - Met afb.
Over de verschillende moeilijkheden rond het Comité-Herdenking Paul van Ostaijen onder voorzitterschap van Jozef Muls en het grafmonument door Oscar Jespers, in de jaren 1931-1937, en in 1958 (Wereldtentoonstelling Brussel) op basis van een dossiermap van Oscar Jespers en correspondentie uit de nalatenschap Jozef Muls |
|
|
|
BRASSINGA, Anneke
Der Tod des Virgil [van Hermann Broch], 6, pp. 436-446 |
|
|
BROEDER, Leonoor
Gregor Benton, De wording van de politieke grap. Vert.Ga naar voetnoot2: L. Broeder, 7, pp. 531-547
‘Politieke grappen zijn onverbrekelijk verbonden met moderne dictaturen van welke politieke signatuur ook’ (p. 531); hoofdzakelijk over de Sovjetrussische grap en over de joodse grap |
|
|
|
BROEK, Aart G.
Het Caraïbisch gebied: ‘Idiote idealen, falen, corruptie en stom geluk’. Lovelace versus Naipaul, 4, pp. 297-301
Over N.S. Naipaul, Miguel Street (1959; Ned. vert.: 1984) en Earl Lovelace, The dragon can't dance (1979; Ned. vert.: De dansende draak, 1985) en beider visie op het thema ‘persoonlijke integriteit tegenover geperverteerde samenleving’ |
|
|
| |
| |
BRUNT, Lodewijk & FRESCO, Louise O.
De wederopstanding van Figaro. Over de nieuwe populariteit van opera*, 5, pp. 203-209
Met de opvattingen terzake van socioloog Bart Tromp en operadirecteur (Brussel) Gerard Mortier o.a. in De Groene Amsterdammer (17 april 1985) |
|
|
|
DEKKER, Rudolf M.
Corruptie en ambtelijke ethiek in historisch perspectief*, 2, pp. 116-121
Een eerdere versie verscheen in Sociale en politieke aspecten van pre-industriële samenlevingen, syllabus Erasmus Universiteit Rotterdam, 1982 |
|
|
|
DELVIGNE, Rob & ROSS, Leo
Brieven aan een boef. Jacob Israël de Haan schrijft aan Frank van der Goes, 6, pp. 419-432
De onbeantwoorde brieven van De Haan aan Van der Goes, die vanaf 16 juli 1903 vier maanden in de gevangenis te Haarlem verbleef daar hij veroordeeld werd wegens opruiende taal in de periode van de spoorwegstakingen |
|
|
|
DOOLAN, Paul M.
Shelley en Prometheus, 1, pp. 22-32
Shelleys ‘hellenisme’ in zijn Prometheus Unbound |
|
|
|
DRESDEN, S.
Kunde en genie, 9-10, pp. 727-756
Voorlopige versie van een hoofdstuk van Over creativiteit (in voorbereiding) |
Over de begrippen creare, ars en ingenium in Oudheid, Middeleeuwen, Renaissance |
|
|
|
EIJK, Philip van der
De schizofrenie van de schrijver, pp. 567-580
Over de relatie tekst/leesreactie, de inspiratietheorie en de ambachtelijke opvatting van het schrijven, de literaire kritiek en ‘de leuterpraat ... via de media’; ‘de schizofrenie van de schrijver is dat hij met de vormgeving van het kunstwerk het onuitsprekelijke zo adequaat mogelijk heeft vormgegeven, maar tegelijkertijd naar buiten treedt om de tektst te hulp te komen ... door ... commentaar te leveren’ (p. 577) |
|
|
|
EKKERS, Remco
Alsof er niets gebeurd is [sinds zijn debuut in 1965]*, 7, pp. 597-601
Hans Vlek, De goddelijke ziekte |
|
|
Bevroren gedichten [Frans Budé, Een leem]*, 8, pp. 694-697 |
|
|
ELBURG, Jan G.
Geen letterheren. Uit de voorgeschiedenis van de Nederlandse literaire beweging der Vijftigers: de jaren 1948 en 1949, 5, pp. 318-329; 9-10, pp. 803-815
Herinneringen van ‘een ooggetuige en deelhebber’ ook aan de oorlogsperiode in Amsterdam; over Het Woord (pp. 318-319) en Reflex (enig nr, pp. 813-814) |
|
|
|
EVENHUIS, J.R.
Waarom het in de achttiende eeuw (en later) elegant was Russische expansie toe te juichen, 4, pp. 261-265
‘het was zo dat de vorderingen van een land in moderne oorlogstechnieken op één lijn werden gesteld met vooruitgang in zijn “civil policy”, met zijn aanspraken om onder de verlichte volken van de wereld opgenomen te worden’ (p. 262); over de repliek van Catharina de Grote op Jean Chappe d'Auteroche, Voyage en Sibérie fait
|
|
|
| |
| |
en 1761 (Paris, 1768): Antidote, ou examen du mauvais livre superbement imprimé, intitulé Voyage de l'abbé Chappe (Amsterdam, 1771); over Voltaires bewondering voor Catharina |
|
|
|
FRENKEL, F.E.
Strafrecht en slachtoffers van delicten*, 4, pp. 281-285
Bondige ontwikkelingsgeschiedenis van de begrippen recht en schadevergoeding |
|
|
Een dubieus geval*, 9-10, pp. 824-826
Over een ondertussen verboden pamflet van een evangelistenechtpaar, de Goereetjes genoemd in de pers, en de joden |
|
|
|
GOUDSBLOM, J.
Morele beesten. Notities over moraal, 3, pp. 171-174 |
|
Vuur en beschaving. De domesticatie van vuur als een beschavingsproces
4. | Vuurbeheersing in agrarische rijken, 8, pp. 640-652 |
5. | Vuur in de wereld van het Oude Testament, 9-10, pp. 784-802 |
|
|
|
GREIDANUS, J.H.
Het psychofysische probleemGa naar voetnoot1, 9-10, pp. 765-771
‘dat is de vraag naar de relatie tussen de subjectieve belevenissen in een menselijk bewustzijn en gebeurtenissen in zijn materieel-lichamelijke onderbouw’ |
|
|
|
HAGTINGIUS-SEGER, A.
Een herinnering aan Frans Coenen. Mei 1926*, 7, pp. 595-597
Aan de criticus van Groot Nederland, en aan een gesprek met hem n.a.v. de opname van ‘Schaumschlagerei und Kitsch’ (1926, pp. 517-523) van C. de Dood, die o.m.A. Roland Holst aanviel |
|
|
|
HEILBRON, Johan & GOUDSMIT, Jaap
De ontdekking van het Aids-virus. Over weerstand en wedijver in een prioriteitsgeschil, 1, pp. 3-14
Tussen een Parijse groep en een Amerikaanse |
|
|
|
HERTOG, Salvador
Van de ene ervaring naar de andere. Herinneringen verteld aan Jules Dister, 3, pp. 187-201 |
|
|
HEZEWIJK, René van
Psychologie en belletrie, 7, pp. 554-566
Bewerking van een lezing, gehouden in het Academiegebouw te Utrecht op 26 febr. 1986 voor de vereniging Psychopolis |
Over Karl Bühlers taaltheorie (pp. 555-560); de belletrie verdween uit de psychologie in de jaren '60, en toch is ‘de roman voor een psycholoog werkelijker dan het feitelijke leven’ (p. 565) |
|
|
|
KONINGSVELD, Herman
Is verwetenschappelijking van de vormgeving mogelijk?* 6, pp. 484-490
Uitwerking van een lezing in de cyclus over landschapsarchitectuur, voor het Studium Generale van de Erasmusuniversiteit te Rotterdam in 1985 |
|
|
| |
| |
‘Bestaat de bijdrage van de landschapsarchitectuur uit het verstrekken van wetenschappelijk gefundeerde technische adviezen om de ruimte vorm te geven?’ (p. 485) |
|
|
|
KRAMER, J.M.
Wat ‘staat’ er nu eigenlijk in de Ilias?, 1, pp. 16-21
De Ilias is geen Grieks nationaal heldendicht; over Achilles' schild' dat de vrede uitbeeldt' over de ‘Homerische vergelijking’ in ‘de Odyssee ... de enige plaats die met enige duidelijkheid naar de Ilias verwijst’: Odysseus te gast bij de Phaeaken |
|
|
Waarom wilde Vergilius zijn Aeneïs verbranden? Een signaal uit het werk zelf, 9-10, pp. 816-823
De Salmoneus-passage in Boek VI, vs. 585 e.v. |
|
|
|
KREVELEN, Laurens van
Honderd jaar Berner Conventie, 6, pp. 474-478
Geschiedenis en evaluatie van de Berner Conventie (1886) i.v.m. het auteursrecht, waarbij Nederland zich eerst in 1910 aansloot |
|
|
|
KUSTERS, Wiel
Naderen de arenden?*, 2, pp. 115-116
Onderzoek van de gedichten ‘Arenden’ en ‘Vincent’ van Gerrit Achterberg en ‘Scheveningen’ van J.C. Bloem i.v.m. de hypothese van de stimulerende rol van anagrammen |
|
|
Haar vel was als de watervijveren*, 3, pp. 202-203
Over de metafoor n.a.v. het eerste gedicht uit Mysjkins cyclus Nachtglas (Zie: Poëzie) |
|
|
X kijkt naar Y. Over Pierre Kemp*, 4, pp. 279-281
Over diens ‘penetrerende blik’, eerder dan ‘voyeurisme’; met vbn. |
|
|
J.C. Bloem leest Hélène Swarth, 5, pp. 330-333
Waarom hij in ‘Hélène Swarh, Het zingende hart. Keur uit haar gedichten’ (1952) ‘Tussen de gele zomerbloemen’ uit Eenzame bloemen (1884) voorop stelde |
|
|
Ketenen tekenen*, 6, pp. 472-473
Over het ‘anagrammatische principe’ in sommige van Gerrit Achterbergs gedichten (zoals ‘Code’ en ‘Rath & Doodeheefver’) n.a.v. van de reactie van Eva Cossee op zijn Naderen de arenden? (2, pp. 115-116) in Vrij Nederland (10 mei 1986) |
|
|
Cheops en Sebastiaan*, 7, pp. 593-594
Overeenkomsten tussen M. Nijhoffs ‘Het veer’ en J.H. Leopolds ‘Cheops’ |
|
|
Kip tussen de vogels*, 8, pp. 693-694
Over die metafoor in Geranium uit Een warm hemd voor de winter (1968) en gelijkaardige metaforen bij J.B. Charles, Chr, J. van Geel, J. Bernlef |
|
|
|
MELICK, Ben van
Hevig van grijsheid en vuurvast ...*, 1, pp. 39-46
Over de evolutie in het werk van Maurice Gilliams, n.a.v. de derde druk van zijn Verzameld werk uit 1984 ‘niet meer door de auteur maar door [Martien J.G.] de Jong, bezorgd’; met een reactie van Laurens van Krevelen: ‘Vita Brevis van Maurice Gilliams’, 3, pp. 235-236 en een Naschrift van Ben van Melick, pp. 236-237 |
|
|
De waarnemer beschrijft, de verteller betekent*, 5, pp. 376-386
J. Bernlef, Hersenschimmen. Roman |
|
|
| |
| |
MOLL, Hans
‘Alles word voos en val in duie’*, 6, pp. 478-484
Weerlegging van Robert Ardreys stelling dat Eugène Nielen Marais zelfmoord zou hebben gepleegd wegens ‘de letterdieverij’ van Maurice Maeterlinck in La Vie des termites (1926) uit Marais' artikelen in Die Huisgenoot (o.a. van 16 okt. 1925) m.b.t. de theorie van het termitarium, de koningin en het collectieve gedrag der termieten |
|
|
|
OS, Geertje van
De bruidsluier ontsluierd, 8, pp. 673-683
‘Een eerdere versie van dit artikel werd in dec. 1985 gepresenteerd in een doctoraal seminar over het kijken en de blik, o.l.v. prof. dr. A. Blok, vakgroep culturele antropologie, Kath. Universiteit Nijmegen’; over de symboliek van de bruidsluier |
|
|
|
PATER, Ben de
Over holisme en totalitarisme*, 2, pp. 121-124 |
|
|
PERRY, Jos
Een jood uit Praag. Kafka-biografieën van Max Brod tot Ernst Pawel, 8, pp. 659-667
Max Brod, F.K. Eine Biographie. Erinnerungen und Dokumente (1937, 19543) |
Klaus Wagenbach, F.K. Eine Biographie seiner Jugend 1883-1912 (1958) |
Klaus Wagenbach, F.K. in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten (1964) |
Elias Canetti, Der andere Prozess. Kafkas Briefe an Felice (1969) |
Kafka-Handbuch o.r.v. Hartmut Binder (1979) |
Ronald Hayman, K: A biography of Kafka (1981) |
Ernst Pawel, The nightmare of reason. A life of Franz Kafka (1984) |
|
|
|
SLOOT, Ben
Positieve discriminatie en onrecht in het verleden, 6, pp. 462-471
‘Is positieve discriminatie [wat het ontbreken van de identiteit tussen slachtoffer en bevoordeelde veronderstelt] het geëigende middel om onrecht [o.a.t.o.v. vrouwen] te herstellen?’ (p. 467) |
|
|
|
SÖTEMANN, A.L.
De zogenaamde crisis van de roman. Een voordracht in Duitsland, 4, pp. 243-253
Causerie gehouden te Keulen op 23 jan. 1986 in het kader van ‘Begegnung mit den Niederlanden’ |
Over de crisis van het genre ‘die telkens weer is overwonnen door voldoende begaafde auteurs’ met als voorbeelden voor de Nederlandse lit. Willem Frederik Hermans, Louis Paul Boon, Hugo Claus |
|
|
|
STEENMEIJER, Maarten
García Márquez' boek van goede liefde**, 4, pp. 301-304
Over De uitvaart van Mama Grande (een verhalenbundel) en over diens nieuwe roman El amor en los tiempos del colera (die o.d.t. Liefde in tijden van cholera in Nederlandse vertaling zal verschijnen) |
|
|
|
VEER, Rob van de
André Brink, Apocalyps nu: ‘Het besef dat er iets eindigt’ in recente Zuidafrikaanse belletrie. Vert.: R. van de Veer**, 4, pp. 287-296 |
|
| |
| |
WES, M.A.
Contra George Steiner: een tegenrede, 2, pp. 83-91
Een reactie op de oratie van George Steiner, gehouden op 27 juni 1985 in het Netherlands Institute for Advanced Study over ‘de stand van zaken op het gebied van de letterenstudie, de humaniora, de “dingen die een mens meer mens maken”’; vertaald en uitgegeven o.d.t. Woord en rede |
|
|
|
WESTSTEIJN, Willem G.
De onderkant van de Russische taal - Joez Alesjkovski**, 4, pp. 304-307
‘Mat als een specifieke vorm van spreektaal (= grove, smerige woorden) - gebruikt als tegenwicht tegen de taal van de officiële literatuur en journalistiek - bepaalt zijn werk’ (p. 306) |
|
|
| |
Bijzondere nummers / gedeelten
Italië - proza, politiek, poëzie**
(nr. 1, pp. 47-76)
MEIJER, Pieter de
De filosoof en de macht. Het geval Gentile, pp. 60-67
Over Giovanni Gentile (leven, filosofisch denken, rol in de Italiaanse politiek, dood (vermoord in 1944) en over zijn antagonist Concetto Marchesi, n.a.v. Sergio Romano, G. Gentille. La filosofia al potere (1984) en Luciano Canfora, La sentenza. Concetto Marchesi e Giovanni Gentile (1985) |
|
|
|
MOLEWIJK, Dick
Franco Fortini: de dichter en de revolutionair, pp. 67-76 |
|
|
VOORT, Cok van der
Verhalen zonder oplossing, woorden zonder verhaal, snelheid zonder doel. Postmodernistische invloeden in het recente Italiaanse proza, pp. 47-60
Al zijn de jaren '70 tamelijk rijk aan traditionele romans, de terugkeer tot de traditie is vaak slechts schijn, zo in de anti-detective roman (Italo Calvino, Umberto Eco, Giuseppe Pontiggia, Leonardo Sciascia), in het anti-narratief proza (I. Calvino, Giorgio Manganelli) en bij de jongeren (Andrea de Carlo, Gianni Celati, Antonio Tabucchi) |
|
|
| |
Nieuwgrieks**
(nr. 2, pp. 125-164)
AERTS, W.J.
Yannis Ritsos. Een impressie, pp. 150-158 |
|
|
HOKWERDA, Hero
De dichter Kostis Palams (1859-1943), pp. 130-138 |
|
Het naoorlogse Griekse proza, pp. 158-164
Het heeft te maken met wat zich in de jaren '40 in Griekenland heeft afgespeeld en met de betrokkenheid op de Griekse ‘identiteit’ |
|
|
| |
| |
IOANNIDOU, Marietta
Elisabeth Moutzan-Martinengou: een bijzondere Griekse vrouw in het begin van de vorige eeuw, pp. 127-130
‘de pionier van de vrouwelijke Griekse literatuur en voorloopster van de Griekse feministische beweging’ leefde van 1801 tot 1832; haar Autobiografie werd in 1956 gepubliceerd |
|
|
|
KLEES, Jan
Kavafis [het gedicht ‘De Satrapie’] op z'n Russisch, pp. 138-141
De vert. van Hans Warren & Mario Molengraaf tegenover die van I. Zjdanov (waarvan een letterlijke weergave) in J. Motsjos Geschiedenis van de moderne Griekse letterkunde |
|
|
|
MOLEGRAAF, Mario
Een vertaler gaat uit kapen, pp. 141-150
Over een Spaanse Kavafis-vertaling (1984) door Alberto Manzano, die zowel wat keuze, volgorde en noten betreft gewoon overgeschreven en vertaald heeft naar de Engelse editie ‘C.P. Cavafy, Collected poems’ van Edmund Keeley en Philip Sherrard (1960) |
|
|
|
STATHI-SCHOOREL, Andriëtte
Surrealisme in Griekenland, een korte introductie, pp. 143-150
Het Franse surrealisme en de Griekse dichters: Theodoros Dorros, Odysseas Elytis, Andreas Embirikos, Niko Engopoulos, Nikolaos Kalamaris; met gedichten in vert. |
|
|
|
WARREN, Hans & MOLEGRAAF, Mario
Ter inleiding, pp. 125-127 |
|
| |
Paul Celan**
(nr. 3, pp. 210-234)
ASPEREN, Jos van
De stokken-de-adem. Celan, Adorno en hun Gesprek in de bergen, pp. 215-218
Ondanks Adorno's opmerking dat na Auschwitz dichten barbaars, en cultuurkritiek gezwets is, zijn zowel hij, de filosoof, als Celan, de dichter, doorgegaan met spreken |
|
|
|
GIELKENS, Jan
‘Russkij poët in partibus nemeskich infidelium’. De poëzievertaler Paul Celan, pp. 230-234
Over Leonard Moore Olschner, Der feste Buchstab. Erlaüterungen zu Paul Celans Gedichtübertragungen, waarin Celans ontwikkeling als vertaler en de samenhang tussen zijn poëzie, poëtica en vertalingen aangetoond wordt |
|
|
|
HAMELINK, Jacques
Frihed, pp. 214-215
Beschouwing bij ‘Es kommen alle, keiner fehlt und keine. Sipheten und Probyllen’ |
|
|
|
JELLEMA, C.O.
Bericht van Celan, pp. 229-230
Over Celans Sommerbericht uit Sprachgitter, met Jellema's Nederlandse vertaling |
|
|
| |
| |
NAAIJKENS, Ton
Paul Celan (1920-1970), pp. 210-214 |
|
De niemandsroos [Die Niemandsrose, 1963], pp. 219-229 |
|
|
TENTIJE, Hans
Dwaas is het argeloze woord, pp. 218-219
N.a.v. ‘Een blad, boomloos’ voor Bertold Brecht, uit Celans postuum verschenen bundel Schneepart (1971) en over Celan en Céline in zijn eigen bundel Drenkplaatsen |
|
|
| |
Literatuur uit Spaans-Amerika**
(nr. 5, pp. 387-411)
ELSEN, Elisabeth van
Over liefde en geweld. Isabel Allende en Luisa Valenzuela, pp. 402-407
Vrouwelijke auteurs uit Spaans-Amerika: Maria Luisa Bombal (Chili, 1910-1980), Marta Brunet (Chili, 1897-1967) en Isabel Allende (Chili, 1942) en Luisa Valenzuela (Argentinië, 1938), beiden in ballingschap |
|
|
|
LECHNER, J.
Het werk van de Mexicaanse romancier Fernando del Paso. Een notitie, pp. 389-394 |
|
|
NAUTA, Jan Peter
De Peruaanse literatuur [der 20ste eeuw]: een tegenstrijdige totaliteit?, pp. 394-398 |
|
|
POSSON, Guy
Alfredo Bryce Echenique. Een apart jongetje, pp. 398-402 |
|
|
STEENMEIJER, Maarten
In de schaduw van de ‘boom’. Inleiding, pp. 387-389
In dit nummer gaat het over het werk van auteurs die niet tot de boom van de nieuwe Spaans-Amerikaanse roman behoren |
|
|
Macht en onmacht van de verbeelding. Nieuw werk van Manuel Puig, pp. 408-411
Maldición eterna a quien lea estas paginas (1980; Eng. vert.: Eternal curse on the reader of these pages, 1983) en Sangre de amor correspondido (1982; Eng. vert.: Blood of requited love, 1985) |
|
|
| |
Vertalen**
(nr. 6, pp. 491-524; 7, pp. 602-630)
BROECK, Raymond van den
Opvattingen over het vertalen in Nederland van 1800 tot 1850, 6, pp. 497-513
Over de intermediaire functie van het vertalen, de noodzaak, de selectiecriteria, de moeilijkheid en de vertaalmethode, met verwijzingen naar de opvattingen ter zake van Willem Bilderdijk, Lublink de Jonge, N.G. van Kampen, J. Konijnenburg; over een typisch ‘vertaler’ uit die tijd: Petrus van Limburg Brouwer en zijn Charicles en Euphorion (1831) |
|
|
| |
| |
HECK, Paul van
Enige opmerkingen over het herzien van vertalingen, 7, pp. 620-626
Over Jenny Tuins herziene herdrukken van Italo Svevo, Bekentenissen van Zeno en Luigi Pirandello, De pijn om zo te leven (vert. i.s.m. Max Nord); met Een reactie van Jenny Tuin, pp. 626-627 |
|
|
|
LEUVEN-ZWART, Kitty M. van
Een goede vertaling, wat is dat?, 7, pp. 602-610
‘Er spelen 'twee criteria een rol: de kwaliteit van het Nederlands van de vertaling en de mate waarin de vertaler heeft vertaald wat er staat. In vakkringen wordt dit vaak geformuleerd als respectievelijk creativiteit of het herscheppende karakter van een vertaling, en getrouwheid aan de oorspronkelijke tekst’ (p. 602) |
|
|
|
NEYT, Anneke & HOEKSTRA, Heleen
Vertalen per computer, 8, pp. 610-620
Historie, pp. 611-613 |
Theoretisch intermezzo (structuur der vertaalsystemen], pp. 614-616 |
De huidige stand van zaken in het Nederlandse taalgebied, pp. 616-618 |
|
|
|
SIEGEL, Klaus
Inleiding. Aanhef tot een vertaalwetenschap, 6, pp. 491-197 |
|
|
ZWANEVELD, Agnes M.
[Laurence Sternes] Tristram Shandy [1795] in Nederland, 6, pp. 513-524
Over de receptie van Sterne in Engeland en op het Continent, over de vertaling door Bernardus Brunius (1776-1779) en door Mark Prager Lindo (1857), met tekst van het eerste hoofdstuk ter vergelijking met het origineel, en met de vertaling door Jan Starink (1986) |
|
|
| |
Zes niet-officiële Russische schrijvers**
(nr. 8, pp. 689-720)
COLIJN, Ines
Joeri Miloslavski, pp. 710-712 |
|
|
HEEMSKERK, Anne Marie
Feliks Roziner, pp. 712-714 |
|
|
KRAAN, Menno
Eduard Limonov, pp. 716-720 |
|
|
MULLER, Daphne
Fridrich Gorensjtejn, pp. 714-716 |
|
|
NIELEN, Dorie
Leonid Borodin, pp. 699-702 |
|
|
SAELMAN, Helen
Vasilij Aksjonov, pp. 702-710 |
|
|
WESTSTEIJN, Willem G.
Inleiding, pp. 698-699
‘Het zijn allen schrijvers die recent van zich hebben doen spreken, in de meeste gevallen zijn ze pas in de jaren tachtig bekend geworden. Van deze schrijvers verblijft alleen Leonid Borodin nog in de Sovjetunie’ |
|
|
| |
| |
| |
Tegendraads lezen
(nr. 9-10, pp. 827-859)
BOHEEMEN, Christel van
Tegendraads lezen, of Is deconstructivisme destructief? pp. 827-836
N.a.v. een serie lezingen in boekhandel De Verloren Tijd in Amsterdam Weerwoord op Carel Peeters' artikel ‘Dapper leven’ verschenen in Vrij Nederland (26 okt. 1985) ‘omdat het een schoolvoorbeeld is van het soort tegenwerpingen die tegen het moderne (in de zin van het Franse “modernité”) denken waarvan “tegendraads lezen” een uiting is, kunnen worden ingebracht, en van de ondoordachte wijze waarop dat vaak gebeurt’ (p. 827) |
|
|
Epos en identiteit: Molly Bloom als voetstuk, pp. 843-851
Over de compositie van Ulysses van James Joyce |
|
|
|
BUUREN, Maarten van
Een gebouw of een tapijtje? Naar aanleiding van Gerrit Achterbergs' ‘Mozes’ [uit: Inertie, 1944], pp. 837-843 |
|
|
LUXEMBURG, Jan van
De barsten in Ana's voetstuk, pp. 851-859
Een ‘andere’ interpretatie van Leopoldo Alas (ps.: Clarin), La Regenta (1884-1885), tegenover de humanistische door Gonzalo Sobejano (1981) en John Rutherford (1984) en de feministische door Sara Schyfter (1982) |
|
|
|
-
voetnoot1
- Bij een schilderij van I. Repin, ‘Ivan de Verschrikkelijke en zijn zoon Ivan’, 1882-1885
-
voetnoot2
- Gedateerd: Colombia, S. Agustin, 1984
-
voetnoot2
- Gedateerd: Colombia, S. Agustin, 1984
-
voetnoot1
- Titels met * behoren tot de rubriek: Kroniek & Kritiek; met ** tot de rubriek: Buitenlandse literatuur; sommige artikels in deze laatste rubriek vormen een bijzonder gedeelte, nl. in nrs. 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9-10
-
voetnoot2
- De naam van de vertaler is medegedeeld in 1987, nr. 1, p. 91
-
voetnoot1
- Met Woord vooraf (pp. 762-763) door H.B.G. Casimir
|