| |
| |
| |
New Found Land
Opgericht in 1981
Redactieraad: Peter Bulthuis, Remco Campert, Kees van Kooten
Redactie: Hans Faverey, Hans Keller, Barber van de Pol
Redactiesecretaris: Marijke Borgart
Redactie & Administratie: [De Bezige Bij], Van Miereveldstraat 1, 1071 DW Amsterdam
| |
I. Poëzie
BRASSINGA, Anneke
Hermann Broch, Noodlotselegie. Uit: Der Tod des Vergil (1945). Vert.: A. |
Brassinga, 7, pp. 49-54 |
|
|
CAMPERT, Remco
Gedichten, 7, pp. 3-7
CinemaGa naar voetnoot2: ‘Hier wordt je knie aanbeden’ p. 3 |
Drive-in: ‘Weer zo'n zomeravond’ p. 4 |
Ster: ‘Alles offer ik aan je’ p. 5 |
Kino-Palast: ‘Toen heel ons leven ver voor ons lag’ p. 6 |
KorzeligGa naar voetnoot3: ‘Andere dingen aan m'n hoofd’ p. 7 |
|
|
|
EIJKELBOOM, J.
Wat is dat, 7, p. 16
‘Soms is het verhevigd leven’ |
|
|
Vertalingen, 7, pp. 17-21
Philip Larkin, Kerkgang. Uit: The less deceived (1955), pp. 18-21 |
Robert Lowell, Tiende muze. Uit: The union dead (1964), p. 17 |
|
|
|
FAVEREY, Hans
Reeks, 8, pp. 23-33
‘Eerst als alles is gerangschikt’ p. 23 |
‘Deze helling waarlangs het vlood,’ p. 24 |
‘Zoiets als een eigen woestijn:’ p. 25 |
‘In mijn aquarium huist hetzelfde aantal’ p. 26 |
‘Alleen gelaten weg, die zich verliest’ p. 27 |
‘Waarom is het zo; en wanneer’ p. 28 |
‘Als er inderdaad echt niets bestaat,’ p. 29 |
|
|
| |
| |
Ten slotte laat ik je baden’ p. 30 |
‘Zodra ik begin te gaan,’ p. 31 |
‘Een cirkel die zijn ellips herschrijft’ p. 32 |
‘Tegen het einde doorstaat de snede’ p. 33 |
|
|
|
IMKEN, Dik
Gedichten, 8, pp. 34-35
Transformatie: ‘Dit landschap toont geen noemenswaardige verhevenheden.’ p. 34 |
Bestemming: ‘De ontwaakte blijft liggen: hij wijzigt het beeld niet.’ p. 35 |
|
|
|
KUYPER, Jan
Hölderlin, In lieflijk blauw..., Inl. & vert.: J. Kuyper, 7, pp. 43; 43-46 |
|
|
VERHAGEN, Hans
Van de kouwe grond, 8, pp. 7-13
1. | ‘Urn, waaruit de warmte me’ p. 7 |
2. | ‘Vanonder het onheilspellende lommer van m'n zonnebril’ p. 8 |
3. | ‘Ach, die maandag die eindeloos scheen;’ p. 9 |
4. | ‘In de nacht van de 999 luciferkoppen,’ p. 10 |
5. | ‘In een land ver en verwaaid,’ p. 11 |
6. | ‘Jongen, ontdaan van haar kanonnen,’ p. 12 |
7. | ‘In de ban van vaandels,’ p. 13 |
|
|
|
ZECͮKOVIĆ, Lela & SCHUYT, Roel
Milivoj Slavicek, [Gedichten]. Vert.Ga naar voetnoot1 & noot: L. Zecͮković & R. Schuyt, 7, pp. 38-42; 42
Deze kamers; Over de wereld die rochelt, Gedeelde tijd, p. 38; 39 |
Alcohol, Een oud gedicht over Katarina, p. 40 |
Wat je allemaal moet doorstaan, De rivier en ik leven in onmin, p. 41 |
Deze taal, p. 42 |
|
|
| |
Vertaallaboratorium
Wallace Stevens, [Gedichten], 8, pp. 43-51 |
|
Rein Bloem, Engel omringd door paysans, p. 46 + aantekening, p. 47 |
|
Gerrit Kouwenaar, De dood van een soldaat, p. 48
Studie van twee peren; Afwezigheid in het park, p. 49; 50 |
Geen ideeën over het ding maar het ding zelf, p. 51 |
|
|
Willem van Toorn, Dertien manieren om naar een merel te kijken, pp. 43-45
De dood van een soldaat, p. 45 |
|
| |
II. Proza
BREUGEL, Myra
Diner dansant in wandelkostuum, 8, pp. 36-41 |
|
|
KOCH, Herman
Man in het gras, 7, p. 15 |
|
|
KOOTEN, Kees van
S.J. Perelman, Perelman's laatste verhaal. Vert.: K. van Kooten, 7, pp. 8-14 |
|
| |
| |
LEE, Ton van der
De stad van het gouden denken, 7, pp. 32-37 |
|
|
SCHOUTEN, Dirk
Er zijn grenzen, Methusalem, 8, pp. 14-22 |
|
| |
BRASSINGA, Anneke
Scheppers naast God: Broch en Nabokov, 7, pp. 47-49 - Met prtn.
‘Ter verheldering van de beelden die Hermann Broch gebruikt in Der Tod des Vergil... wil ik ze vluchtig vergelijken met de beelden die Vladimir Nabokov in zijn romans oproept’ - Zie ook: Poëzie |
|
|
|
HARSKAMP, Jaap T.
Termeer's dossier heropend. Vrouw en kunstenaar bij Emants, 7, pp. 22-31 - Met facs., prt.
Over de thematiek van Marcellus Emants' roman Een nagelaten bekentenis |
|
|
|
HELSLOOT, Kees
Van dichtbij genomen*, 7, pp. 55-57
Reactie op recensies van Willem Frederik Hermans' novelle Geyerstein's dynamiek door Jaap Goedegebuure in de Haagse Post (4.9.82) en door Carel Peeters in Vrij Nederland (4.9.82) |
|
|
|
LANGE, Daniël de
Heine*, 8, pp. 60-64
Over overeenkomsten en verschillen tussen twee Heinrichs geboren in 1798: Harry Heine die de dichter Heinrich Heine wordt en Heinrich Hoffmann die de taalgeleerde en dichter Hoffmann von Fallersleben wordt |
|
|
|
LESENER, Ingeborg
Dr. Walter Serner, de Dadaïstenleider, 8, pp. 52-54 - Met prt.
Gevolgd door ‘Om een vuurbol raast een kakbal...’ uit: Letzte Lockerung. Ein Handbrevier für Hochstapler (1927). Vert.: I. Lesener, pp. 55-59 |
|
|
|
LINDEN, Rupert van der
C'est la vie*. [Autobiografisch], 7, pp. 57-63 |
|
|
POL, Barber van de
Antonio Saura, Tegen de Guernica [van Picasso]. Smaadschrift. Selectie, inl. & vert.: B. van de Pol, 8, p. 3; 3-6 - Met ill. |
|
|
WILLEMSEN, August
De schrijver van andermans werk [= de vertaler]*, 8, pp. 64-68 |
|
| |
V. Illustratie
Boersma, Pieter, 7, p. 2; 8, p. 2 |
|
-
voetnoot1
- Bio- en bibliografische gegevens over de medewerkers achterin elk nummer; van alle vertaalde gedichten staat de oorspronkelijke tekst, in kleine letter, onderaan de pagina
-
voetnoot1
- De titels met * behoren tot de rubriek: Mainzer Beobachter
|