| |
| |
| |
Hollands Maandblad
Redactie: K.L. Poll
Redactiesecretariaat: Raamweg 41, 2596 HN Den Haag
Uitgever: Stichting Hollands Weekblad i.s.m. Meulenhoff Nederland bv te Amsterdam (postbus 100, 1000 AC Amsterdam)
Jg. XXIII, |
nrs. 410-413, |
42; 46; 46; 42 pp. |
Jg. XXIVGa naar voetnoot*, |
nrs. 414-421, |
42; 58; 62; 38; 38; 42 pp. |
|
nr. 421: |
De macht van de staat |
| |
I. Poëzie
BLOKKER, Jan
Nog even spreken, XXIII, 411, p. 32
‘Te weinig hebben wij elkaar gezien |
‘Ik heb in Babylon een koningsgraf gezien’ |
‘Ik heb je niet bedacht |
|
|
|
BRANDS, Wim
[Gedichten], XXIII, 411, p. 40
Winters tafereel: ‘Brandweerwagens slippen’ |
Verstoten: ‘Tijdens de kermis - nog steeds:’ |
|
|
[Gedichten], XXIV, 415-416, pp. 22-25
Alledaags: ‘Zacht snorrend over’ p. 22 |
Straf: ‘Samen gingen ze naar de zolder,’ p. 22 |
Het einde: ‘De oude Chinees,’ p. 23 |
De gekken: ‘Geglimlacht wordt er als’ p. 23 |
Herkansing: ‘De jeugdvriend,’ p. 24 |
De kolonie: ‘Het spel eindigde onvermijdelijk’ p. 24 |
Herinnering: ‘Waar hij toen het konijn ving’ p. 25 |
Bomkrater: ‘Dicht gegroeid het pad naar de plas,’ p. 25 |
|
|
|
COURTZ, Rijk
Vier gedichten, XXIV, 420, pp. 27-28
‘Toen ik mezelf vernietigd had’ p. 27 |
's Avonds in haar kamer: ‘Wanneer zij 's avonds in haar kamer zit,’ p. 27 |
Middag: ‘het was op een regenmiddag.’ p. 28 |
Voor meisje met droeve ogen: ‘tuurlijk heb ik je herkend’ p. 28 |
|
|
|
DIJKSTRA, Sjoerd M.
Wie stierf, XXIII, 411, p. 29
|
|
| |
| |
DORRESTIJN, H.
Liedteksten, XXIV, 419, pp. 29-30 - Met tekeningen van Georgien Overwater
De wanhoop: ‘Waar zijn die mooie droeve dagen,’ p. 29 |
‘'k Heb dit geleerd’ p. 30 |
|
|
|
EKKERS, Remco
Dick Hillenius in de Groningse sjoel, XXIV, 421, p. 39
‘Hij staat even een gibbon’ |
|
|
|
HOKKE, Dana
|
|
HOORE, Cees van
[Gedichten], XXIII, 411, pp. 24-25
Panorama: ‘Uit luidsprekers:’ p. 24 |
Het paard: ‘Tegen de stalmuur leunt de keerploeg.’ p. 25 |
Mezzaluce: ‘Aan de vloedlijn wacht je’ p. 26 |
Oogstmaand: ‘In die augustusdagen’ p. 26 |
|
|
[Gedichten], XXIV, 420, pp. 32-33
Onraad: ‘Geen adempluimen in de stal’ p. 32 |
Dooi: ‘Spoorloos 's morgens’ p. 32 |
Onheind: ‘Schuifelt naar huis’ p. 33 |
|
|
|
IDEMA, W.L.
Bai Juyi, Het lied van het eeuwig verdriet. Vert.: W.L. Idema, XXIII, 413, pp. 8-10 |
|
Li Taibai, Vier gedichten. Vert.: W.L. Idema, XXIV, 421, p. 33
Op een zomerdag in de bergen; Alleen mediterend op de Wijdingshalte-berg; 's Nachts in een klooster in de bergen; In herinnering aan de Oosterbergen |
|
|
|
INDERWISCH, Meindert
[Gedichten], XXIV, 419, p. 31
De hervormers: ‘zomaar uit de branding’ |
Doodsbed: ‘hij keek om zich heen’ |
Riten: ‘we kijken elkaar vriendelijk aan’ |
|
|
|
JELTEMA, Margrieta
Zwaluwen, XXIV, 417-418, pp. 49-50
|
|
|
KUIK, Dirkje
Het zwart konijnGa naar voetnoot2, XXIII, 410, pp. 20-21
‘Van lappen tekkels, het speelgoedbeest’ |
|
|
[Gedichten], XXIV, 419, pp. 21-24 - Met tekst in facs. en ill.
Cornelia, het meisje uit de ABC-straat: ‘Cornelia is een glas, gebroken.’ p. 23 |
Liedje voor de poes: ‘Wat zit je toch te dromen puntoor miezel’ p. 23 |
Uithangbord: ‘In een schuitje kun je roeien af en aan.’ p. 23 |
|
|
| |
| |
KUNST, Jos
Louis MacNeice, Drie gedichten uit: Collected poems (1966). Vert.: J. Kunst, XXIV, 420, pp. 18-21
Pilaarheilige - Stylite, pp. 18-19 |
Conversatie - Conversation, pp. 20-21 |
Overval - Hold-up, pp. 20-21 |
|
|
|
OUWENS, Kees
Twintig gedichten, XXIV, 415-416, pp. 44-58
Robe: ‘Ik trouwde met mij, en ik’ p. 44 |
Mineraliteit: ‘Ik ontkleedde mijn lichaam’ p. 45 |
Ster: ‘Ik treur niet om droomverlorenheid’ p. 45 |
Aanblik: ‘Ik ben de betovering van het aanblikbewustzijn’ p. 46 |
Manufactuur: ‘Ik maakte mij / en ik wist hoe mijn hoofd reikte naar mijn hand’ p. 46 |
Grond: ‘Ik maakte mij / terwijl ik mijn lichaam aanwendde tot’ p. 47 |
Magma: ‘Ik wist God mijn voorspraak’ p. 47 |
Parallellen: ‘Ik hield uitverkoop van mijn volume’ p. 48 |
Surséance: ‘Ik droeg zichtbaarheid af aan de ontvanger van mijn aanblik’ p. 49 |
Arbeidsslag: ‘Ik had een band met mijn rug’ p. 50 |
Vendel: ‘Ik was symbool van nationaliteit’ p. 51 |
Offerte: ‘Ik beken, ik heb niet geleefd’ p. 51 |
Derivaat: ‘Ik was de zin van mijn leven’ p. 52 |
Exil: ‘Ik ontwierp mij’ p. 53 |
Ochtendzon: ‘Ik was ten prooi aan mij zelf’ p. 53 |
Westelijk: ‘Ik kleedde mij om uit te gaan naar mijn grond’ p. 54 |
Afreis: ‘Ik zag een man zich van de daad ontdoen’ p. 55 |
Detentie: ‘Ik was de hystericus van mijn lichaam en’ p. 56 |
Apostaat: ‘Ik was de Moeder Gods’ p. 57 |
Obductie: ‘Ik had geen kennis’ p. 58 |
|
|
|
RIESSEN, R. van
[Gedichten], XXIII, 410, pp. 30-31
Gierzwaluw: ‘De rusteloze sikkel:’ p. 30 |
Steen, p. 30
1. | ‘De zware steen’ |
2. | ‘Al ga je weg, dit is genoeg:’ |
|
In beeld: ‘Hij drijft een koe’ p. 31 |
Kluut: ‘Zijn snavel schrijft insecten in het water’ p. 31 |
|
|
|
STUYLING DE LANGE, Geldolph
Drie gedichten, XXIII, 411, pp. 11-14
Ofschoon zijn handen haar een ander wijzen: ‘die jongen, hij weet: ik ben de mooiste’ pp. 11-12 |
De dingen in geveinsde deelbaarheid: ‘mijn hart zonder koningin’ pp. 12-13 |
Piazza Navona: ‘ik voelde vanavond de moede rust’ p. 14 |
|
|
|
Gedichten, XXIV
Ik ben een oude vrouw, 414, p. 10 |
Herinner mij ons dagje, 414, p. 10 |
Heel mooi zou ik willen zijn, 414, p. 11 |
Ik weet dat iedereen ergens lacht, 414, p. 11 |
Haar bloemen vielen uit, 419, p. 33 |
|
|
VIRULY, A.
Twee sonnetten voor Van Dale, XXIV, 421, p. 34
1. | ‘Wij kennen woorden. Ook bestaan er dingen.’ |
2. | ‘Men kan zijn geest door woordenboeken drijven,’ |
|
|
| |
| |
VROMAN, Leo
Voor Kadjiyama, vriend en bewaker, XXIII, 412, pp. 25-27
‘Ik heb je geloof ik nooit geschreven’ |
|
|
Het bovenaardse der seringen, XXIV, 417-418, pp. 40-41 |
|
|
WALVISCH, Mickey
Vijf gedichten, XXIV, 414, pp. 18-19
Foto's kijken: ‘Ik klapwiek vleugellam door mijn verleden,’ p. 18 |
Kiezen: ‘Nee schat, het graf wil ik niet met je delen.’ p. 18 |
Verder geen verdriet: ‘Verdriet omhelst verdriet,’ p. 19 |
Varen, altijd maar varen: ‘Alles wat ik doe is bootjes vouwen,’ p. 19 |
Voor Pierrot: ‘Zijn luide lach:’ p. 19 |
|
|
|
WINKLER, Kees
[Gedichten], XXIV, 419, pp. 12-13
Moeizaam: ‘Soms ben ik verdwaasd’ p. 12 |
Siep van den Berg: ‘Het blokschilderij met veel vrolijke kleur’ p. 12 |
Silent spring: ‘Brem en sering bloeien maar ik in de overgang’ p. 13 |
Vrijdagavond: ‘We maken tezamen een fietstochtje’ p. 13 |
|
|
| |
II. Proza
BEERS, Paul
Sabine Vess, Hij is van papier (O.t.: Er ist aus Papier). Vert.: S. Vess & P. Beers, XXIV, 420, pp. 25-26 |
|
|
BIESHEUVEL, J.M.A.
De bruid, XXIII, 410, pp. 23-29 |
|
Peter Blankesteyn, XXIII, 413, pp. 26-30 |
|
Een gemene streek, XXIV, 415-416, pp. 33-36 |
|
|
BURNIER, Andreas
De zeenevels van het verleden, XXIII, 410, pp. 32-35
Fragment uit: De litteraire salon (roman in wording) |
|
|
|
FRERIKS, Kester
De fonkelnieuwe stad, XXIV, 417-418, pp. 51-52 |
|
|
FRIELING, D.H.
Het einde der dingen, XXIV, 414, pp. 27-29 |
|
|
GRAAF, Hermine de
Ik voel me goed, helemaal niet bang, XXIV, 414, pp. 3-9 |
|
Elke nacht wachten op Mischa, XXIV, 417-418, pp. 42-48 |
|
‘Menarche, 10de levensjaar: geen bijzonderheden’, XXIV, 421, pp. 28-32 |
|
|
GUSSINKLO, Wessel te
Vreemd, en van een raadselachtige treurigheid, XXIV, 419, pp. 16-20 |
|
|
IDEMA, W.L.
Chen Hong, De geschiedenis van het eeuwig verdriet. Vert.: W.L. Idema, XXIII, 413, pp. 5-8 |
|
| |
| |
KUIK, Dirkje
Viking, XXIV, 415-416, pp. 26-32 |
|
|
LANZING, Fred
Een heel andere wereld, XXIII, 411, pp. 33-39 |
|
|
PEEREBOOM, J.J.
Journaal. Frankrijk en terug, XXIV, 417-418, pp. 59-62 |
|
|
SIJTSMA, Bernard
|
|
WALDA, Dick
Kraaien in de hondsdagen, XXIV, 420, pp. 29-31 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BAR, Peter
In mensen een onbehagen. Notities van de wandelende Hollander, XXIV, 419, pp. 3-4, 6-8; 420, pp. 34-38
Allerlei beschouwingen n.a.v. lectuur, o.a. over het christendom; over O.V. de L. Milosz, Jean Lorrains Monsieur de Bougrelon dat in Amsterdam speelt, Leonor Fini, de Vermeer/Van Meegeren affaire |
|
|
|
BATTUS, Hugo
Twee maal twee vrouwen, XXIV, 421, pp. 40-42
Parallellen tussen Harry Mulisch, Twee vrouwen en Simon Vestdijk, De onmogelijke moord |
|
|
|
BOLAND, Hans
‘Geboortegrond’ van Anna Achmatova, XXIV, 420, pp. 22-24
Beschouwingen bij dit gedicht, met de tekst in vertaling (p. 22) |
|
|
|
BORDEWIJK, P.
De collectieve vergeetachtigheid van de Nederlandse economen, XXIV, 420, p. 16
Vier mogelijkheden ter verklaring van dit door J. Pen (419, p. 9-11) gesignaleerd verschijnsel |
|
|
|
BRUGMAN, J.
Zondaar of gelovige? De theologische achtergrond van het Islamitisch terrorisme, XXIII, 412, pp. 19-20, 24
Historiek en leer van de Gamâ'ah al-tafkîr wa'l-higrah, Moslim beweging verantwoordelijk voor de moord op de Egyptische president |
|
|
De universiteit in de magere jaren, XXIV, 417-418, pp. 25-30
Over de drastische bezuinigingen die de universiteiten de eerstvolgende jaren zullen moeten doen; gevolgen en perspectieven |
|
|
| |
| |
DIJK, Jan J.M. van
In de schaduw van Rubashov. Over de continuïteit in het literaire en wetenschappelijke werk van A. Koestler, XXIII, 412, pp. 3-14; 413, pp. 11-20, 22-25 |
|
|
DREES, W.
Het drugbeleid [in Nederland], XXIII, 410, pp. 7-8 |
|
|
HARSKAMP, Jaap T.
Flaubert's cultuurkritiek, XXIII, 411, pp. 15-23
Over Flauberts ‘haat tegen de contemporaine cultuur’, die steeds weer tot uiting komt in de rijke briefwisseling die hij met een vrij beperkt aantal personen gevoerd heeft |
|
|
|
IDEMA, W.L.
Het eeuwig verdriet, XXIII, 413, pp. 3-5
De liefdesgeschiedenis van Keizer Xuanzong en zijn concubine de Verheven Gade Yang, bewerkt door Bai Juyi en door Cheng Hong - zie Poëzie en Proza; vermelding van vertalingen en latere bewerkingen van het thema |
|
|
|
JANSEN, Frank
Persoonsaanduidingen, XXIII, 412, pp. 28-36; XXIV, 415-416, pp. 37-42
| Vervolg van XXIII, 1981, 405-406, pp. 44-51 en 407, pp. 24-27 |
3. | Stemvee, XXIII, 412, pp. 28-36 |
| ‘de woorden waarmee we medemensen aanduiden en die als laatste deel een element hebben dat ook “los” voorkomt, en dan een dier aanduidt’ |
4. | Kliekjes en conclusies, XXIV, 415-416, pp. 37-42 |
| ‘samengestelde woorden die op personen slaan en die eindigen op een element dat ook als ‘los’ woord voorkomt als voornaam (zeurpiet) of aanduiding van een ding (knorrepot) |
| Poging tot verklaring van de vraag: ‘waarom staat de serie bol van scheld- en roddelwoorden?’ (p. 41) |
|
|
|
KOSTER, Jan
Karel, Darwin en Chomsky. Over taal en evolutie, XXIV, 415-416, pp. 3-21
Over Karel van het Reves theorieën inzake evolutieleer en inzake taalkunde, met een uitweiding over de Chomskyaanse taalkunde, daar ‘Van het Reve [blijkbaar] Chomsky niet zelf gelezen heeft maar dat hij hooguit zo nu en dan iets opgevangen heeft in het Leidse slavistenmilieu, zoals bekend de slechtste plek in Europa om iets over hedendaagse taalkunde aan de weet te komen’ (p. 5) |
Met een reactie van Ariane van Santen: Taalgebruik: communicatieve handeling, gericht op een ander’ (421, pp. 35-37) op Kosters beschouwingen over taal en communicatie en over Leiden; met een reactie van Jan Koster: Leiden ontzet (421, pp. 38-39) |
|
|
|
KOUSBROEK, Rudy
De remmende functie, XXIV, 414, pp. 30-32, 34-42
Tekst van de slottoespraak voor het Studium Generale van de Universiteit te Groningen |
Tegenover de positieve visie op de parapsychologie van W.H.C. Tenhaeff, H. Bender en J.M.J. Kooy, licht spreker zijn negatieve houding toe ten overstaan van proscopische dromen en parapsychologische experimenten |
|
|
|
KUIK, Dirkje
Een huishoudboekje met rozijnen, XXIII
2. | Het glazen oog van Neipperg, 410, pp. 36-42 |
| O.a. over pornografische films; over Marie-Louise, tweede vrouw van Napoleon, en haar geliefde Neipperg, aan wie ze een sieraad, een glazen oog, cadeau deed, te zien in een privé collectie te Parma |
|
|
| |
| |
3. | De leesplank van Lotje, 413, pp. 31-38 - Met afbn. |
| Herinneringen aan haar vader, die als ambachtsman een bijna levensgrote kerstgroep maakte, bewaard te Oisterwijk; aan haar lectuur, als kind, van Jack Londons De scharlaken pest; aan haar transsexuele operatie en de keuze van een nieuwe voornaam |
|
|
|
MOOIJ, J.J.A.
Literatuur en ethiek, XXIV, 417-418, pp. 31-39
Behandeling van twee extreme standpunten, met hun historische ontwikkeling: het estheticisme, een uitvloeisel van l'art-pour-l'art-idee (p. 32-33) tegenover de stelling dat ‘aan de ethiek in bepaalde opzichten een wezenlijke en fundamentele plaats in de beoordeling van kunst toekomt’ (pp. 34-38) |
|
|
|
OTTERSPEER, Willem
Het realisme van het medelijden. De romantische filosofie van Iris Murdoch, XXIII, 411, pp. 26-29, 31 |
|
Een kind van Saturnus. Susan Sontag en de melancholie, XXIV, 414, pp. 12-17 |
|
De romantische Cassandra. Andreas Burnier en het verscheurd bewustzijn, XXIV, 417-418, pp. 53-58 |
|
|
PEEREBOOM, J.J.
Journaal, XXIII, 413, pp. 39-42
|
|
|
PEN, J.
Argumenten voor een andere inkomenspolitiek, XXIII, 410, pp. 3-6 |
|
Hoe sommige economen de depressie proberen te vergeten, XXIV, 419, pp. 9-11
D. de Wied, Stoffelijke beïnvloeding van het geheugen |
M.M.G. Fase, Stagnerende groei: oorzaken en remedies |
|
|
Balans van Nederland, XXIV, 420, pp. 12-15
‘proeve van een balans voor de BV Nederland’, met actief- en passiefposten, met enkele toelichtingen voor berekening, al zijn er activa die nauwelijks op geld te waarderen zijn |
|
|
|
REVE, Karel van het
Tijdens de honderd dagen, en andere fragmenten, XXIII, 411, pp. 41-46
Beschouwingen i.v.m. literatuur - o.a. bij werk van Trifonov, bij de laatste brief van A.S. Poesjkin - i.v.m. realia in literaire werken, taalnuances e.d. |
|
|
De mens, en andere fragmenten, XXIV, 419, pp. 34-38 - Rectificatie, 420, p. 36
O.a. over Multatuli en zijn nastreven van succes |
|
|
|
ROOSENSCHOON, Wies
De moderne Hooft. Hoe een sonnet behoedzaam werd genormaliseerd, XXIV, 414, pp. 20-26
De ‘poster’ met Hoofts gedicht ‘Gezwinde grijaard...’ uitgegeven door GEU (Gemeenschappelijke Educatieve Uitgeverijen). Over de normalisering van de tekst door M.A. Schenkeveld-van der Dussen, L. Strengholt en P.E.L. Verkuyl in hun Hooft bloemlezing ‘Overvloed van vonken’ waaraan de tekst ontleend is; J. Dekkers begeleidende lesbrief met een fragment uit Kees Fens' analyse (De Volkskrant, 8 maart 1981); J.A. van Dorstens openingsartikel ‘Hooft als dichter’ |
|
|
| |
| |
THIJN, Ed. van
De macht van de staat, XXIV, 420, pp. 3-10
|
|
|
VENDLER, Helen
Robert Lowell: het generieke leven, XXIII, 411, pp. 3-10
Over de evolutie in diens poëzie |
|
|
|
VRIEND, Jan
Het muziekleven in Nederland, XXIV, 417-418, pp. 3-4, 6-24
‘Dit wordt een treurzang over de status van het Nederlandse muziekleven en de status van het Nederlandse componeren’, met voorbeelden uit eigen ervaring |
|
|
|
WIERSMA, Jurjen
Het engagement van Saul Bellow, XXIV, 419, pp. 25-28 |
|
|
WINTER, Reiner de
Hollanditis: de opkomst van een geuzennaam, XXIII, 412, pp. 15-18
Hoe de gevoelswaarde van het woord Hollanditis van negatief tot positief evolueerde |
|
|
|
ZIMMERMAN, P.
Zelfvertrouwen is des duivels maar we kunnen er niet meer buiten, XXIII, 412, pp. 37-39
Over stijl en ambacht in de beeldende kunst; over Pierre Bonnard en de verschillende beoordeling door Willem Sandberg en door Christian Zervos |
|
|
Over het begrip ‘illustratief’, XXIV, 419, pp. 32-33 |
|
| |
V. Illustratie
Bot, Karin, XXIV, 414, omslag, p. 5, 7, 13, 15, 25, 29, 37, 39 |
Dijk, Arno van, XXIV, 415-416, omslag, p. 7, 11, 17, 21, 27, 29, 31, 35, 39, 41 |
Donker, Charles, 412, omslag, p. 7, 17, 33, 45 |
Hillenius, Jaap, XXIII, 411, p. 21 |
Hillenius, Jacob, XXIV, 421, p. 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 26, 30, 31, 38, 40, 41, 42 |
Homan, Reinder, XXIV, 417-418, p. 9, 15, 21, 29, 35, 39, 47, 55, 57, 61 |
Jong, Pol, XXIII, 413, omslag, p. 13, 19, 23, 29, 40, 41 |
Koegler, Rudi, XXIII, 411, p. 7, 9, 17, 23, 31, 35, 39, 43 |
Kuik, Dirkje, XXIII, 410, omslag, p. 5, 13, 17, 19, 20, 21, 22, 27, 35, 39; XXIV, 419, omslag, p. 7, 17, 21, 24, 27, 35, 37 |
Lagerwerf, Magda, XXIV, 420, p. 7, 15, 24, 31, 33, 35, 37 |
| |
| |
| |
Bijzonder gedeelte
De macht van de staat
(XXIV, 421, pp. 1-26)
Reacties op de openingstoespraak van Ed. van Thijn op de discussiedag georganiseerd door de Wiardi Beckman Stichting - het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid - op 30 oktober 1982 te Amsterdam, n.a.v. Paul Kalma's inmiddels reeds als boek verschenen nota ‘De illusie van de “democratische staat”’. |
De tekst van Ed. van Thijn, De macht van de staat, is opgenomen in nr. 420, pp. 3-10
‘Kalma heeft gelijk: de “democratische staat” bestaat thans niet, maar het is geen illusie, het is een bereikbaar ideaal’ (p. 10), als aan een drastische reorganisatie gewerkt wordt |
|
|
ALBEDA, W.
Na de grote teleurstelling, pp. 3-5
De huidige verzorgingsstaat is niet effectief |
|
|
|
BECKER, H.A.
Consequenties, pp. 6-9
Het plan Van Thijn is nog niet rijp ‘voor politieke discussie of besluitvorming’ |
|
|
|
DAALDER, H.
Het gevaar van politieke en bestuurlijke illusies, pp. 10-12
Vragen bij het eerste Jaarbericht van de Regeringscommissaris Tjeenk Willink, dat tal van suggesties ‘in Van Thijnse zin’ bevat |
|
|
|
GOES VAN NATERS, M. van der
De Staat verdrukt - of niet? pp. 13-16
Over de kritiek van Troelstra, van Kalma en van Van Thijn en suggesties om te kunnen leven ‘in meer “menselijke” verhoudingen’ |
|
|
|
HERMANS, Willem Frederik
Open brief aan Hollands Maandblad [d.d. Parijs, 24 nov. 1982], p. 16
‘'t Was allemaal zo nieuw en verwarrend voor me, dat ik, diep in gedachten verzonken, de lectuur niet heb voortgezet’ |
|
|
|
KALMA, Paul
De illusie van de ‘op rolletjes lopende staat’, pp. 17-21
Hier ‘zal ik de verwijten van Van Thijn aan mijn adres nalopen en aangeven over welke zaken wij het wel, en over welke wij het niet eens zijn’ |
|
|
|
KROL, Gerrit
Het recht van de sterkste, pp. 22-23
Bedenkingen bij een uitspraak van Van Thijn |
|
|
| |
| |
MULDER, Reinjan
Wat hebben we eigenlijk aan de staat te danken? pp. 24-25
‘De betekenis van de staat bij het bereiken van de bij uitstek socialistische doeleinden [is] gering’ |
|
|
|
VANHOFF, H.L.J.
Pleidooi voor enkelvoud, pp. 25-26
‘Het uniek karakter van de individuele mens waar het mij om gaat, vindt in de organisatorische beschouwingen geen of een te bescheiden plaats’ |
|
|
|
-
voetnoot1
- Als Hollands Weekblad; sinds 1963: Hollands Maandblad
Bondige gegevens over medewerkers achterin elk nummer
-
voetnoot*
- Met twee dubbelnummers: 415-416 (juni-juli) en 417-418 (aug.-sept.)
-
voetnoot2
- Opdracht: Voor Lonneke Uittenbogaard
-
voetnoot1
- Uut Hulsing, cabaretière 1945-1962. †17 oktober 1970
|