| |
| |
| |
Kreatief
Driemaandelijks literair- en kunstkritisch tijdschrift
Opgericht in 1966
Hoofdredakteur: Lionel Deflo
Redaktie: Lionel Deflo, Aline Dereere, Louis Dieltjens, Roland Jooris, Mon Nys, Stefaan van den Bremt, Hedwig Verlinde
Redaktiesekretariaat, uitgave en beheer: Groeningestraat 23, 8610 Wevelgem
Jrg. XIV, |
nr. 1: |
april 1980, 122 pp. |
|
nr. 2-3: |
juli-aug. 1980, 144 pp. = Het jongste Vlaamse proza: een stille generatie? |
|
nr. 4: |
okt.-nov. 1980, 104 pp. |
|
nr. 5: |
december 1980, 120 pp. |
| |
I. Poëzie
BRANDE, Leopold M. van den
Uit: De nabijheid van spiegels, 4, pp. 51-54
| Bij de dood van grootmoeder: ‘zachtjes, ongehoord bijna. hebt gij’ p. 51 |
| Holografie van novemberGa naar voetnoot1, pp. 52-53 |
1. | ‘Aarde, moeder van de graven’ p. 52 |
2. | ‘telkens een steen over een steen’ p. 53 |
| Uittreding: ‘ik moet vannacht gestorven zijn. want’ p. 54 |
|
|
|
CHRISTIAENS, Dirk
[Gedichten], 1, pp. 68-71
Dubbel voorhoofd: ‘En zelfs zij die woonde’ p. 68 |
Pax Romana: ‘Leugens vallen’ p. 69 |
Plant: ‘Geen zoon’ p. 70 |
In naam: ‘In naam van de vader’ p. 71 |
|
|
|
CLAES, Fa
De drinker, 4, pp. 61-63
1. | Het glas: ‘Heerlijk dat glas voor mij’ p. 61 |
2. | De roes: ‘Niet om de drank, de drank...’ p. 62 |
3. | De drankdroom: ‘Achter mijn glas, ze staat’ p. 63 |
|
|
|
DELEU, Jozef
Zomeravond, 1, p. 79
‘Achter de velden achter het koren’ |
|
|
|
GEERTS, Leo
Tien gedichten, 5, pp. 72-76
Uit de serie Geen Rusland meer, pp. 72-73 |
Liefde: ‘Moeizaam opgebouwd uit kinderen’ p. 72 |
|
|
| |
| |
Geen Rusland meer: ‘Rusland is vernietigd’ p. 72 |
Leven: ‘In Kambodja wordt gestorven’ p. 73 |
Uit de serie Vrouwen van wie ik, pp. 73-74 |
Herenparfum: ‘Riek aan de heimelijke man’ p. 73 |
Verbeelding: ‘Ritjes verbeelding rijd ik’ p. 74 |
Tranen: ‘Maak haar nooit aan het huilen’ p. 74 |
Uit de serie Woordspel, pp. 75-76 |
Tomatensap: ‘Hoeveel blakvingers’ p. 75 |
Koffie: ‘Fieko, fieko, zei de kiefo’ p. 75 |
Koude oorlog: ‘Sneeuwballen pletsen open’ p. 76 |
Moederziel alleen: ‘Zoedermiel liep heel alleen’ p. 76 |
|
|
|
GERMONPRÉ, Christiaan
Hoogtij, 5, p. 81
‘En nauwlettend scheppen zij stilte uit water’ |
|
|
De minnaars, 5, pp. 82-83
1. | ‘De paarden, zij praten niet meer’ p. 82 |
2. | ‘Een waarachtig, werkelijkheid wemelde onophoudend’ p. 82 |
3. | ‘En alweer ontdooien zij in een akwarium vol licht’ p. 83 |
4. | ‘Koortsig schuilen bijen in de linden’ p. 83 |
|
|
|
HEE, Miriam van
|
|
JOORIS, Roland
|
|
KEMPINCK, Erik
[Gedichten], 4, pp. 64-67
Liefdesgedicht: ‘Het is niet gemakkelijk jezelf te blijven’ p. 64 |
Dichter: ‘Terwijl ik nog zonodig een gedicht moet schrijven’ p. 65 |
Zij: ‘Sinds ik haar ken’ p. 66 |
Visuele poëzie: ‘Ik moet wel wat gaan oppassen’ |
|
|
|
KUIPERS, Frans
Uit: Een toerist in Atlantis, 1, pp. 50-56
Vers 61: ‘Wie schrijft’ p. 50 |
Vers 63: ‘Duizenden broden werden in mijn darmen’ p. 51 |
Vers 65: ‘Zoals het nu is -’ p. 52 |
Vers 66: ‘Ga kalm’ p. 53 |
Vers 67: ‘De gedachte alleen al -’ p. 54 |
Vers 68: ‘Over een onafzienbaar rijk geregeerd te hebben’ p. 55 |
Vers 70: ‘Draaitafel van water’ p. 56 |
|
|
Uit: Een toerist in Atlantis, 5, pp. 77-80
Vers 41: ‘Slagzij in de wei-’ p. 77 |
Vers 53: ‘Niet te overzien - Te veel faktoren -’ p. 78 |
Vers 62: ‘Wie zijn god interviewt, beluistert ruis’ p. 79 |
Vers 71: ‘Over het pasgeschoren parkgras’ p. 80 |
|
|
| |
| |
OOSTENBROEK, Lucette M.
|
|
POORTERE, José de
Paul Celan, [Gedichten]. Inl. en vert.: J. de Poortere
Espeboom... Uit: Mohn und Gedächtnis, 1, p. 84-85 |
Een dievenlied, een schelmenlied gezongen te Parijs nabij Pontoise door Paul Celan |
uit Czernowitz bij Sadagora, 5, pp. 69-71 |
|
|
|
POPELIER, Bert
De recitant, 4, pp. 55-60
1. | Een wiegelied: ‘Aldus kan men de geboorte van vox populi samen vatten’ pp. 55-56 |
2. | De wedstrijd in welsprekendheid: ‘Men moet begrijpen dat het schaakspel’ pp. 57-58 |
3. | De clown aan het woord: ‘Niet de kleren: een lappenpak’ pp. 59-60 |
|
|
|
RIGOLLE, Paul (m)
Hier!: Een Vlaams en zelfs zomers landschap, 1, p. 80
‘Met deze dag verkeer ik in hoogst opmerkelijk gezelschap’ |
|
|
November, 1, p. 81
‘Werkelijk huisziek, houden wij ons wat onledig bezig’ |
|
|
De gezichten van het gewas, 1, p. 82
‘Zeker, wij zijn uit de mode! Terwijl anderen regeren! |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
Tadeusz Rozewicz, [Gedichten]. Inl. en vert.: W.M. Roggeman, 4, pp. 38-46
Kastanjeboom; In het midden van het leven, pp. 40; 41-43 |
Monument uit de bezettingstijd, p. 44 |
Ontwerp voor een hedendaags liefdesgedicht, pp. 45-46 |
|
|
|
SCHEER, Lieve
Vonkend wordt 't voorjaar. [Haikucyclus], 1, pp. 72-76 |
|
|
STEEGMANS, Richard
[Gedichten], 1, pp. 57-66
Stadstimmertuin: ‘ontlokt een knalrode’ p. 57 |
Blanco: ‘ik leunde tegen een aanplakbord’ p. 58 |
Sleutelen aan de zerk van Henry Ford: ‘zot draaiende volumeknoppen’ p. 59 |
Nul-groei: ‘ekonomisten beweren dat een nieuwe hoogkon-’ p. 60 |
Idi Amin Dada: ‘een hakenkruis heb ik onthouden’ p. 61 |
Credo op krediet: ‘het sap wegspuwen’ p. 62 |
Het realisme onder vloeipapier: ‘nu durft hij’ p. 63 |
Het baatzucht van cijfers: ‘het aantal werklozen’ p. 64 |
Verbaal bekeurd: ‘nu moet je gezicht’ p. 65 |
Blue jean baby: ‘ik moet me blijven ontplooien’ p. 66 |
|
|
|
VERCAMMEN, Jan
Uw lichaam. [Haikucyclus], 4, pp. 48-50 |
|
|
VERGOTE, Jan
Mijne heren filosofen, 1, p. 67
‘Uw titels zijn te moeilijk’ |
|
|
| |
| |
WILLEMS, Bert
Parijse impressies, 5, p. 84
1. | ‘Rode ahornbladeren’ |
2. | ‘De nacht hangt’ |
3. | ‘Nachtelijke kilte’ |
4. | ‘Het geheugen der stad’ |
|
|
Mijmeringen, 5, pp. 85-86
1. | ‘Ik vertrouw’ p. 85 |
2. | ‘Eerst dacht ik’ p. 85 |
3. | ‘Trilpopulieren’ p. 85 |
4. | ‘Ik begrijp’ p. 85 |
5. | ‘Over de vlakten van tijd’ p. 86 |
6. | ‘De bijen op zijn mond’ p. 86 |
7. | ‘Voorbij de dingen’ p. 86 |
8. | ‘Is te zuiver’ p. 86 |
|
|
| |
II. Proza
ABICHT, Ludo
Het derde verhaal: het idealistisch tijdperk, 5, pp. 58-68 |
|
|
DENOO, Joris
Een verhaal van koloniale Kilroy, 1, pp. 45-49 |
|
|
VERLINDE, Hedwig
De termen waarin: het komplot wordt gesteld, de gebeurtenissen ontwikkeld worden en het vonnis voltrokken wordt, 1, pp. 33-44 |
|
| |
BONTRIDDER, Gilbert de
Kunst en kunstbeschouwing als ‘een puzzel oplossende aktiviteit’, 5, pp. 94-99
Over de moeilijkheden die ontstaan bij de receptie van het kunstwerk en over de kreatie van het kunstwerk zelf, met als voorbeeld Pop-art |
|
|
|
BREMT, Stefaan van den
Dichter in een vijandige omgeving *, 1, pp. 103-104
Walter Benjamin, Baudelaire |
|
|
Tussen zelfbeklag en opstandigheid *, 1, pp. 108-109
Vernie February, O snotverdriet. Afrikaanse gedigte |
|
|
Literatuur uit Latijns-Amerika, lezers van hier, 5, pp. 16-28
Gesprek met H. Ter-Nedden en Johny Ivan n.a.v. hun boek Uit de bek van de hel. Schrijvers in Latijns-Amerika |
|
|
|
CAILLIAU, Phil
Met Cees Nooteboom reizen naar Isfahan en verblijven in Brittannia *, 1, pp. 107-108
Over diens Een avond in Isfahan |
|
|
| |
| |
Het broodnodige evenwicht. Bedenkingen bij het lezen van kronieken, 4, pp. 68-74
Over Julien Vangansbeke, Een schoen vol moed (Bundeling van zijn Kroniek der keerzijde, meestal verschenen in Yang sedert 1969) |
|
|
Pan zonder nagel om zijn gat te krabben *, 4, pp. 84-87
Rob Adriaensens, Pan zonder fluit |
|
|
Nietsnut van vader op zoon *, 4, pp. 95-96
Frans Kellendonk, De nietsnut |
|
|
De beangstigende onveranderlijkheid in ‘De veranderingen’ van Pol Hoste *, 5, pp. 108-110 |
|
Joyce & Co, Geerten Meysing, Michael van Mander, Erwin Garden (en Keith en Mary-Ann en zeker Martha) *, 5, pp. 110-112
Joyce & Co, Erwin; Michael van Mander |
|
|
Wie liefheeft wordt opgeknoopt *, 1, pp. 101-102
Rolf Hochhuth, Een liefde in Duitsland |
|
|
Eros en thanatos in Piet van Akens ‘Dood getij’ *, 4, pp. 96-97 |
|
Greta Seghers: bevrijdend schrijven uit de kooi van het verleden *, 5, pp. 112-114
Over Het blauwe meisje en de andere kleuren van de verschrikking |
|
|
|
DENECKER, Herman
Tussen kreatieve arbeid en kreatief moment. Facetten van de recente beeldende kunst in West-Vlaanderen, 4, pp. 2-37 - Met ill.
Nabeschouwing bij de tentoonstelling Recente beeldende kunst in West-Vlaanderen, gehouden te Menen; uitvoeriger toelichting bij de geëxposeerde werken dan in de catalogus. Werk, met ill., van Willy Cauwelier (p. 25), Johan Coucke (p. 33), Franky Deconinck (p. 12), Jean-Luc Deprez (p. 13), Pierre Goetinck (p. 26, 27), Marc Leplae (p. 23), Piet Moerman (p. 18), Jef Snauwaert (p. 8), P. Vanneste (omslag), Jan Verbeke (p. 11), Geert Vercaemer (p. 19, 21), Robie van Outrijve (p. 9), Herman Vindevogel (p. 16), Jaak Vuylsteke (p. 32) |
|
|
|
DENOO, Joris
Jeugdliteratuur. De te verwaarlozen minderheid, 4, pp. 80-83
Over de literatuurkritiek die noch de nodige aandacht, noch de nodige ernst besteedt aan de jeugdliteratuur |
|
|
Jeugdliteratuur. De te verwaarlozen minderheid binnen de te verwaarlozen minderheid! 5, pp. 114-117
Over Alle woordjes die ik ken. Een dag uit het kinderleven. Vert. uit het Frans door Peter van Antwerpen en Rie van Antwerpen-Wiegmans |
|
|
|
DEWINTER, Marc
Is Willy Spillebeen moegestreden? 5, pp. 37-46
Over diens Herinneringen aan de toekomst; Het goede doel van het geweld |
|
|
|
GEERTS, Leo
Phil Cailliaus insinuerende laster, 1, pp. 110-113
Reactie op Phil Cailliau's Kodiak. 58 of waarop het ook gelijkt. Jef Geeraerts heeft gespiekt (1979, XIII, 5, pp. 101-111); met een reactie van Phil Cailliau: Antwoord op Geerts' staaltje van impressionistische kritiek, pp. 113-115 |
|
|
| |
| |
Vaderlijke vermaning aan een kollega-kritikus, 1, pp. 116-118
Reactie op Lionel Deflo, Tussen tuin en wereld: Far from the madding crowd... (1979, XIII, 5, pp. 48-57), een artikel over Paul de Wispelaeres roman met een verwijzing naar Leo Geerts' recensie in De Nieuwe; met een reactie van Lionel Deflo: Praktische stijlleer ten behoeve van een kollega-kritikus (1, pp. 116-118) |
|
|
|
GIRALDO, Walter
De wereld van T.S. Garp (John Irving): bizarre fusie van zwarte humor en tragedie, 4, pp. 75-79
John Irving, The world according to Garp |
|
|
|
HOOF, Guy van
Sjoerd Kuyper: verdrongen herinneringen en angst voor het systeem *, 1, pp. 104-106
Over diens verhalenbundel De glazen kamer |
|
|
|
JONG, Martien J.G. de
Hoon en modder. Kunstenaar en maatschappij in twee verhalen van Maurice Gilliams, 5, pp. 2-15
‘In memoriam’ uit Oefentocht in het luchtledige en ‘Libera nos’ uit Vita Brevis IV (eerste druk) |
|
|
|
JOORIS, Roland
[Documentatie over de Roger Raveelhulde te Zulte op 3.11. '79], 1, pp. 86-100
N.a.v. de toekenning van het ereburgerschap; met ill. (omslag, p. 96), prt., foto's Toespraken van K.J. Geirland (pp. 87-91), Roland Jooris (pp. 93-97), Roger Raveel (pp. 98-100) |
|
|
|
SLAGTER, Erik
Cobra en de Vijftigers in de tachtiger jaren, 5, pp. 87-93
Over de interpretatie van het Cobra-manifest van Constant Nieuwenhuys; over de houding tgo. de Vijftigers van o.a.R.L.K. Fokkema in Het komplot der Vijftigers en van Gerrit Komrij in De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten |
|
|
|
VANDERAUWERA, Ria
Joan Didion en de andere journalistiek, 5, pp. 29-31
Met een fragment, In het huis mijns vaders... (Uit: The white album) in de vert. van Ria Vanderauwera (pp. 32-36) ter illustratie van het New Journalism |
|
|
|
VERMEIREN, Koen
Een Engelse les met spraakgebreken *, 4, pp. 87-91
Jos Vandeloo, De Engelse les |
|
|
Acherontia antropos. Omtrent De doodshoofdvlinder van Jan Wolkers *, 4, pp. 91-95 |
|
Opdat het definitief geschied zou zijn. Omtrent Walter van den Broeck, 5, pp. 47-57
Over diens Brief aan Boudewijn |
|
|
Een merkwaardige samenloop van omstandigheden... *, 5, pp. 100-104
Ward Ruyslinck, Wurgtechnieken |
|
|
Moord in 1990 *, pp. 104-108
Jef Geeraerts, De coltmoorden |
|
|
| |
| |
VERMEULEN, Stefaan
Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen en engagementGa naar voetnoot1, 1, pp. 3-32
‘De bedoeling van deze bijdrage ligt erin om de poëtika van de nieuwrealisten aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, om haar eigenheid te onderzoeken en de uitgangspunten in hun konsekwenties te toetsen’ Hoofdstuk uit zijn licentiaatsverhandeling |
|
|
| |
Bijzonder nummer
Het jongste Vlaamse proza: een stille generatie?
(nr. 2-3, 144 pp.)
DEFLO, Lionel
Woord vooraf, p. 3
‘...de problematiek van de Vlaamse prozaschrijvers (-sters) die in de jaren zeventig debuteerden te onderzoeken’ via een enquête |
‘Een aantal vragen heeft betrekking op de (mogelijke) malaise in de literaire debuten en peilt naar enkele ekonomische, sociale en psychologische oorzaken. Een ander deel van de vragen handelt over de (mogelijke) stiefmoederlijke behandeling en miskenning van de Vlaamse debutanten door de literaire kritiek, het recensieapparaat en in de publieke receptie. Tenslotte wordt gezocht naar enkele krachtlijnen en het eventueel “profiel” dat de jongste generatie van Vlaamse prozaïsten kenmerkt’ |
Het ‘geschreven interview wordt bij elke auteur aangevuld met een door hem (haar) gekozen prozafragment’ |
|
|
Vragenlijst, pp. 4-5 |
|
|
AERTS, Egbert
Antwoorden, pp. 25-29 |
|
Een gebeuren. Uit: Een oord van verlangen (1979), pp. 30-41 |
|
|
ALSTEIN
Antwoorden, pp. 6-14 |
|
Romanfragment. Uit: De minnaar (in voorbereiding), pp. 15-24 |
|
|
DENOO, Joris
Zo d'ouden zongen verstommen de jongen (Het ontginnen of ontmijnen van de stille kracht), pp. 42-49 |
|
Van lieverlede & bijwijlen (kwasi-definitief stuk uit een roman in opbouw), pp. 50-54 |
|
|
HOSTE, Pol
Antwoorden, pp. 55-58 |
|
Plaatselijk nieuws; Onze opdracht; Beluikje spelen, pp. 59-60; 61; 62 |
|
Mijn eerste liefde; Over vriendelijkheid en uitbuiting, p. 62; 63 |
|
De meester; Jeugdherinnering, p. 64 |
|
|
LONDERSELE, Roel Richelieu van
Antwoorden, pp. 112-115 |
|
Het spel; De vangst, pp. 116-117; 118-120 |
|
| |
| |
MARAIN, Elisabeth
Antwoorden, pp. 65-68 |
|
Fragment uit: Een mond van zand, pp. 69-73 |
|
|
PLEYSIER, Leo
Antwoorden, pp. 74-79 |
|
Joannes & Mathilda. Uit: De neus in de spinde, pp. 80-85 |
|
|
SEGHERS, Greta
Antwoorden, pp. 86-90 |
|
Ego Flos. Uit: Het blauwe meisje en de andere kleuren van de verschrikking, pp. 91-99 |
|
|
VANCAMPENHOUT, Luc
Antwoorden, pp. 100-104 |
|
Fragment uit: De erfprins, pp. 105-111 |
|
|
VERPALE, Eriek
|
|
ZVONIK, Loeki
AntwoordenGa naar voetnoot2, pp. 134-138 |
|
De geest van de tijd. Uit: Duizend jaar Thomas, pp. 139-143 |
|
|
-
voetnoot1
- De artikels met een * behoren tot de rubriek: Gewikt en gewogen
-
voetnoot1
- Met een inleiding door Lionel Deflo (p. 2)
-
voetnoot1
- Opdracht: Aan Jacques vdB; gedateerd: Wachtebeke 1979/1980
|