| |
| |
| |
De Gids
Opgericht in 1837
Redactie:
Nr. 1: G. van Benthem van den Bergh, A.L. Constandse, A. de Froe, Rudolf Geel, Gerrit Kouwenaar, Harry Mulisch, A. de Swaan
Nr. 2-9/10: Dezelfden, met S.R. de Groot
Redactiesecretarissen: G. van Benthem van den Bergh, Rudolf Geel
Redactieadres: De Gids, p.a. Meulenhoff Nederland B.V., Postbus 100, Amsterdam
Jrg. CXLII, 10 nrs, 688 pp.
Nr. 5, |
pp. 278-319 |
= Christiaan Huygens |
Nr. 6-7, |
pp. 361-478 |
= Anton Constandse 80 |
Nr. 9-10, |
pp. 558-621 |
= Stalinisme |
| |
I. Poëzie
BALKT, H.H. ter
Drie gedichten, 4, pp. 227-229
Portret van S.: ‘Een droge riviermonding’ p. 227 |
Stations: ‘Stations zijn dromen’ p. 227 |
De aardappelsorteermachine: ‘Ik woonde toen in een land’ pp. 228-229 |
|
|
|
BOCCAROSSA
Zes gedichten, 4, pp. 238-242
‘lijdzaam wacht ik op mijn beurt’ p. 238 |
‘in lichtgroen en roze’ p. 239 |
‘de klok draait sneller’ p. 239 |
‘een rode fontein tussen mijn benen’ p. 240 |
‘mannen roepen mij na’ p. 241 |
‘in gedachten heb ik laarzen’ p. 242 |
|
|
|
CAMI, Ben
Drie gedichten, 3, pp. 173-175
Rustiek: ‘Deze tortelduiven gekomen’ p. 173 |
Winter: ‘De rozestruiken zijn gesnoeid’ p. 174 |
‘Langdurig, pijnlijk sterven’ p. 175 |
|
|
|
DEDINSZKY, Erika
Drie gedichten, 5, pp. 324-326
Winter in het Gooi: ‘eerst werd in maartensdijk getennist’ p. 324 |
Ijstijd: ‘dit wordt de eeuw van het grauw’ p. 325 |
Zijdelingse vertrekken, Voor Max Ernst, p. 326 |
Kelder: ‘een vinger begint in de mijn’ |
Gang: ‘eerst dacht ik: een zwaan klopt’ |
|
|
| |
| |
Badkamer: ‘ach Du, tête de savon!’ |
Bibliotheek: ‘je ligt. het water staat kamerhoog’ |
|
|
|
DIEDERIK, Edzard
Zes gedichten, 9-10, pp. 654-655
Arkadia: ‘ik slenter door 'n verwaarloosd’ p. 654 |
Strand: ‘soms kom ik niet meer’ p. 654 |
Erfstuk: ‘ik heb 't is 'n erfstuk’ p. 654 |
1 nacht: ‘van tijd tot tijd haalt mij in’ p. 655 |
Bij 't venster in de winter: ‘m'n woorden’ p. 655 |
Winter: ‘in zo'n doorzichtig stolpje’ p. 655 |
|
|
|
EKKERS, Remco
Vier gedichten, 9-10, pp. 668-669
| Drie studies van een leegte, pp. 668-669 |
1. | ‘De leegte is een gat vol licht’ p. 668 |
2. | ‘Iemand zegt: ik ga kijken’ p. 668 |
3. | ‘De tedere inklemming van je huid’ p. 669 |
| Vierhuizen: ‘altijd het gevoel van het nog’ p. 669 |
|
|
|
KRUITHOF, Jacques
Van der Mollen feeste, 1, pp. 39-44
| Proloog: ‘de zerk was al haast’ p. 39 |
1. | ‘op hun paasbest uitgemonsterd’ p. 40 |
2. | ‘geen naam wordt afgeroepen’ p. 41 |
3. | ‘alleen de bijna blinde mol’ p. 42 |
4. | ‘uren verstrijken, en van’ p. 43 |
5. | ‘tussen aarde en drek’ pp. 43-44 |
| Epiloog: ‘hij was er wel, de mol’ p. 44 |
|
|
|
POORT, Margriet
Zeven gedichten, 1, pp. 28-31
| Sucker: ‘Rekken de woorden mijn mooie mond niet’ p. 28 |
| ‘Ik formuleer geen andere eis’ p. 28 |
| Sirene: ‘Terwijl de tijd langs mijn lichaam deint’ p. 29 |
| ‘Dit boek is niet buiten’ p. 29 |
| Meisjes, geheimen, p.30 |
1. | ‘Ik gaf een beetje vloeiend warmte’ |
2. | ‘Nu ken ik haar kouwelijkheid’ |
| ‘Niet onder de handen van één man’ p. 30 |
| (Aan mijn zusters): ‘Ook ik ben nooit sterker geweest’ p. 31 |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
Twee gedichten, 5, pp. 351-352
Onveranderd, maar onherkenbaar: ‘Aan zee, zegt hij, aan zee is alles anders’ p. 351 |
De revolutie begint in Brugge: ‘In deze stad leest eenieder’ p. 352 |
|
|
|
SNOEK, Paul
Vier gedichten, 4, pp. 254-257
Wat je nog niet wist: ‘Mijn potlood heeft opnieuw zijn punt gebroken’ p. 254 |
|
|
| |
| |
Schildersverdriet: ‘Alle stenen, alle steden’ p. 255 |
Doodstil gedicht: ‘Sleutels bewaar je in koffers’ p. 256 |
Springlevend blijven: ‘Waarom ik moe ben van dit leven?’ p. 257 |
|
|
|
VELTMAN, Martin
Zes gedichten, 9-10, pp. 622-625
Agenda: ‘Een werkdag. Kwart voor negen in de morgen’ p. 622 |
Vergadering: ‘Vergadering met Douwe Egberts schrijft’ p. 623 |
Stress: ‘Soms vlucht ik spoorslags naar de Veluwe’ p. 623 |
Aandeelhouder: ‘Wandelend door het park naar mijn bureau’ p. 624 |
Middag: ‘Even wandel ik in de binnenstad’ p. 624 |
Buitenveldert: ‘Dat had ik wel gewild: hier met mijn vader’ p. 625 |
|
|
|
VLEK, Hans
Drie gedichten, 9-10, pp. 626-627
Leeg en eenzaam: ‘Mijn leegte van leven:’ p. 626 |
Eenvoudig recept: ‘Dit is vers, niet’ p. 627 |
Bij mijn 31ste verjaardag: ‘Het woord en hartslag’ p. 627 |
|
|
|
VLIET, Eddy van
Vijf gedichten, 3, pp. 189-192
Waterglas: ‘Met een gebroken letter en het begin’ p. 189 |
JeneverglasGa naar voetnoot1: ‘Het is jouw schuld. In het begin van de avond’ p. 190 |
Een glas op Portobello Road: ‘Wie liet je toe mij te verleiden?’ p. 191 |
Het glas van Hans Lodeizen: ‘Niemand kent je’ p. 192 |
Afscheidsglas: ‘Zonder voorkeur voor een bepaalde drank’ p. 192 |
|
|
|
WILLEMS, Eldert
Twee gedichten, 5, pp. 353-354
Winter: ‘Mist over de bomen hangt’ p. 353 |
Kleine twijgen: ‘Het licht van de zon in struiken een hand schuddend’ p. 354 |
|
|
|
WITVLIET, Leander
Twee gedichten, 9-10, pp. 652-653
‘Sneeuw, maskerade zachte aandoenlijke maskerade’ p. 652 |
December: ‘Een middag met een laag zonnetje’ p. 653 |
|
|
|
ZEČKOVIČ, Lola
Dertien gedichten (Vert. door auteur), 3. pp. 157-163
‘In mijn beste ogenblikken’ p, 157 |
Foto: ‘Buiten genomen’ p. 158 |
Occulte wetenschappen: ‘Het oog, de spiegel’ p. 158 |
‘Draai haar op haar rug’ p. 159 |
‘Een zeer flauwe helling’ p. 159 |
‘Zorgvuldig zoeken we’ p. 160 |
Kunstschaatsen: ‘Een beetje dikkig geworden als een ballerina’ p. 160 |
‘In een wit galauniform’ p. 161 |
‘Zij maakte rechtsomkeert en staarde’ p.161 |
|
|
| |
| |
‘Zijn oud geworden hand’ p. 162 |
‘Zij huilt prachtig, als regen’ p. 162 |
‘En zoals wanneer hij zich buigt’ p. 163 |
‘Wanneer mist over het panorama trekt’ p. 163 |
|
|
| |
II. Proza
BIESHEUVEL, J.M.A.
|
|
FERRON, Louis
Oh, for the wings of a dove. Uit: De ballade van Howard Hauser, 3, pp. 164-172 |
|
| |
BEERLING, R.F.
Marx en Husserl, 9-10, pp. 656-667
Over de filosofie van E. Husserl en K. Marx en inz, over de grondverschillen van hun ideeën. Als ‘homo philosophicus is Husserl onvergelijkelijk groter en als sociaal-politiek theoreticus is Marx onvergelijkelijk invloedrijker’ (p. 666) |
|
|
|
BEJA, Jean Philippe & KLEINEN, John
Weer oorlog in Zuidoost-Azië: China-Vietnam. Een analyse, 9-10, pp. 628-651 |
|
|
BLOEM, Rein
Hölderlin: een stil leven*, 2, pp. 129-136
Over de geringe belangstelling voor Hölderlin in Nederland, al is hij aanwezig in sommige moderne gedichten; over de benadering van diens waanzin door Peter Weiss in zijn toneelstuk Hölderlin en door André du Bouchet in zijn lezing Hölderlin aujourd'hui |
|
|
Het verhaspelen van een gedicht: drie maal Fadensonnen (Celan), 3, pp. 202-204
Over de vertaling van Paul Celans gedicht Fadensonnen door A. Nypels in het Nederlands en door André du Bouchet in het Frans; over een gedicht van Erich Fried als reactie op de slotzin van Fadensonnen; over de werkgroep Text und Rezeption, die het gedicht als onderzoeksobject nam in 1970 |
|
|
|
BOONSTRA, H.T.
Van waardeoordeel tot literatuuropvatting, 4, pp. 243-253
Over Felix Vodička, Die Rezeptionsgeschichte literarischer Werke waarvan diens opvattingen i.v.m. ‘het reconstrueren van de literaire normen en het complex van buiten-literaire normen dat hierop van invloed is’ onderzocht wordt |
|
|
| |
| |
BOSCH, Dick van den
Aristocratische levensvormen, 5, pp. 327-350
Een onderzoek over de Limburgse aristocratie |
|
|
|
BOYENS, José
Paul van Ostaijen en Theo van Doesburg, twee verwante theoretici die niet nader tot elkaar wensen te komen, 3, pp. 193-201; 4, pp. 258-268 - Met ill.
Parallellen in de kunsttheorie van..., 3, pp. 193-201 |
Parallellen in de literatuurtheorie van..., 4, pp. 258-268 |
|
|
|
BRUNT, Emma & BRUNT, Lodewijk
Op zoek naar het einde*, 8, pp. 528-537
Al is de dood taboe in onze samenleving, toch wordt er veel over geschreven, door o.a. Elisabeth Kübler-Ross, Dood. Het laatste stadium van innerlijke groei; Lessen voor levenden. Gesprekken met stervenden |
Lyn A. Hofland, The craft of dying. The modern face of death |
|
|
Op zoek naar het begin*, 9-10, pp. 670-677
Over verloskunde en bevallingen en ‘de hunkering naar de ‘natuurlijke baring’ |
Met verwijzing naar o.a.: |
Sheila Kitzinger, Women as mothers |
Adrienne Rich, Of woman born |
|
|
|
CONSTANDSE, A.L.
De betekenis van de biografie voor de geschiedenis. De historische betekenis van biografie en autobiografie, 1, pp. 32-38 |
|
Ommekeer in de allianties*, 1, pp. 76-79
Over de ommekeer in de politiek van China sedert de jaren zeventig |
|
|
Iran: een vreemde revolutie*, 4, pp. 274-278 |
|
|
DANTZIG, A. van
Psychoanalyse van een psychoanalytische roman ‘De bekentenissen van Zeno’ [van Italo Svevo]*, 2, pp. 136-138 |
|
|
DIJKHUIZEN, Guus
Het politieke treurspel*; De nasleep van een kunstje*, 2, pp. 146-153; 3, pp. 209-211
Over de gemeenteverkiezing en de wethouderskeuze te Weststellingwerf |
|
|
|
DRAAK, Maartje
Het bloedbad van Dind Rig, 3, pp. 176-184
Vertaling, met inleiding en commentaar, van een Iers, pre-christelijk verhaal over de vestiging van het rijk Leinster (Zuid-oostelijk deel van Ierland), bewaard in een tekst van de 9de eeuw |
|
|
|
EBBINGE WUBBEN, J.C.
Toespraak bij het afscheid van dr. A.F.E. van Schendel als hoofddirecteur van het Rijksmuseum, 3 juni 1975, 5, pp. 321-323 |
|
| |
| |
EGETER VAN KUYK, Robert
Schrijven in Etiopië*, 5, pp. 355-358
Over de Ethiopische cultuur en literatuur van de vroegste tijden tot heden |
|
|
|
EVENHUIS, J.R.
De genealogie van Tolstoj's moraal, 2, pp. 103-111
Over de familieachtergrond van Tolstoj, die ‘als kunstenaar begrip (toonde) voor alles wat er in de wereld van zijn tijd te koop was... en toch terug wil naar een eenvoudig levenstype... (waarvoor hij dan) zijn berucht simplificerende moraal’ gebruikt, zoals tegen het einde van zijn Oorlog en vrede (Epiloog I 16) |
|
|
|
FUCHS, R.H.
Armando*, 9-10, pp. 677-681
Over Savonarola en Armando's Dagboek van een dader (1973) |
|
|
|
HERPEN, Marcel van
Rousseau en de ‘Sturm und Drang’, De vroegste receptie van Rousseau's cultuurkritiek in Duitsland, 4, pp. 230-237
‘Hieronder zal ik trachten aan te tonen dat de “Stürmer und Dränger” op grond van hun eigen maatschappelijke positie als cultuurdrager Rousseau niet in zijn frontale aanval op de cultuur konden volgen, maar enkel zijn kritiek op de hoofse cultuur van de adel overnamen’ |
|
|
|
JOYCE & CO
De Platoonse onderwereld (zijnde een bespreking van John Dillon, The Middle Platonists: A study of Platonism 80 B.C. to A.D. 220), 2, pp. 112-120 |
|
|
KEIZER-ZILVERSMIDT, Beate
Psychologen waargenomen*, 9-10, pp. 682-684
Over ‘meerdere’ stromingen in de psychologie, zoals een gefingeerd gesprek over ‘gedrag’ aangeeft |
|
|
|
KRIMPEN, Huib van
Schrijver - boek - lezer of De taak der typografie*, 8, pp. 538-550
‘boekverzorging (is) geen kunst maar dienstverlening, gelijkelijk aan auteur en lezer’ |
|
|
|
KUSTERS, Wiel
Tekst en context, 3, pp. 185-188
Dragonders & kadetten, pp. 185-186 |
Over Jan Hanlo's gedicht Zaagt gij dragonders |
Aspecten van een lijster, pp. 186-187 |
Over Ad de Vries, Dictionary of symbols and imagery i.v.m. Jan Hanlo's gedicht 's Morgens |
Hanlo & Pinocchio, pp. 187-188 |
Over Jan Hanlo's kritiek, in zijn postuum verschenen prozaboek Mijn benul, op de Hollandse nasynchronisatie van de tekenfilm Pinocchio (Walt Disney) |
|
|
| |
| |
LEK, Bram van der
De macht van het ongezonde denken*, 1, pp. 67-76
Over de ‘stukjes’ van Henk J. Neuman, directeur van het Nederlands Instituut voor Vredesvraagstukken, als columnist in het dagblad Trouw en inz. over zijn column van 6 oktober 1978, kort na de Vredesweek, die een aanval was op het IKV (Interkerkelijk Vredesberaad) |
|
|
Het is plicht dat ied're jongen*, 2, pp. 138-146
Over de militaire dienstplicht en de kwestie van het dienstweigeren; met persoonlijke ervaringen |
|
|
Politieoptreden en democratische controle. Het schandelijk antwoord van een minister op Kamervragen*, 3, pp. 205-209
N.a.v. het antwoord van minister De Ruyter op vragen van de Tweede Kamer-leden Roethof en Stoffelen over de politie-actie op 15 september in Breukelen, waar vier Zuidmolukkers werden aangehouden, waarbij er één werd gedood en twee gewond |
|
|
Energie*, 4, pp. 269-274; 9-10, pp. 684-688
Rond het ‘plan’ voor energiebesparing dat de Nederlandse regering begin april 1979 afkondigde, een ‘soort realistische utopie’ |
|
|
De kernwapendiscussie. Wie helpt ze de wereld uit?*, 8, pp. 550-554
Rond de door het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) georganiseerde Vredesweek onder de aanstootgevende leuze: ‘Help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland’ |
|
|
|
LODEWIJKS, J.
A.F.E. van Schendel: een herdenking. In memoriam, 5, pp. 320-321
Over de binnen- en buitenlandse activiteiten i.v.m. ‘de problemen met betrekking tot conservering en restauratie van voorwerpen van kunst en geschiedenis’ van Arthur F.E. van Schendel, oud-hoofddirecteur van het Rijksmuseum |
|
|
|
LUKKENAAR, Pim
Nescio, de maatschappij en de literatuurwetenschap, 2, pp. 121-128
Analyse en interpretatie van Nescio's ‘Dichtertje’ (uit: De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel) gedateerd: Juni/Juli 1917, met als motto ‘In 't derde oorlogsjaar’, gevolgd door de spreuk ‘Bellum transit, amor manet’ |
|
|
|
MARKUS, Wim
Strawinsky en Adorno. Een verslag, 1, pp. 45-66
Over de muziek van Igor Strawinsky en de kritiek van Adorno erop |
|
|
|
QUERIDO, A.
Doorgaand verkeer. Autobiografische fragmenten, 8, pp. 522-527
Over zijn studentenjaren (faculteit geneeskunde) na de eerste wereldoorlog |
|
|
|
RINNOOY KAN, A.H.G.
Marktmechanismen voor wetenschap, 4, pp. 217-226
Over: ‘er bestaat aanbod van wetenschap en vraag naar wetenschap, en het uiteindelijk produkt komt onder invloed van beiden op de wetenschapsmarkt tot stand’ en over ‘de rol... [van] de universiteit op de wetenschapsmarkt’ |
|
|
| |
| |
SWAAN, A. de
Uitgaansbeperking en uitgaansangst, 8, pp. 483-509
Over de verschuiving van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding. |
Rede bij de aanvaardiging van het ambt van hoogleraar in de sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, 28 mei 1979 |
|
|
|
VEER, Rob van der
Derek L. Philips, Voorkeursbehandeling voor vrouwen: enige sociologische en morele overwegingen, Vert.: R. van der Veer, 1, pp. 3-27
Over het begrip ‘voorkeursbehandeling’ met argumenten pro en contra; maar ‘een voorkeursbehandeling komt vrouwen toe als poging onrecht te compenseren en hun huidige positie ten opzichte van mannen te verbeteren’ (p.22) |
|
|
|
WOUTERS, Cas
Onderhandelen met De Swaan, 8, pp. 510-521
Aanvulling op A. de Swaans rede ‘Uitgaansbeperking en uitgaansangst’ (pp. 483-509), over mijdingsgedrag en statusangst in de negentiende en twintigste eeuw |
|
|
| |
V. Illustratie
Armando, 9-10, omslag (achterzijde) |
Cantré, Jozef, 3, p. 195 |
Doesburg, Theo van, 3, omslag (achterzijde) |
Edelinck, G., 5, omslag (achterzijde) |
Hanneman, A., 5, p. 308 |
Huygens, Christiaan, 5, p. 309 |
Jespers, Oscar, 3, p. 197 |
Post, Pieter, 5, p. 308 |
Toorop, J.Th., 3, p. 197 |
Ulft, Jacob v.d., 5, p. 308 |
| |
Bijzondere nummers/gedeelten
Christiaan HuygensGa naar voetnoot1
(nr. 5, pp. 278-319) - Met ill.
BOS, H.J.M.
Christiaan Huygens, pp. 306-319 |
|
|
KOX, A.J. & POLAK, P.H.
Christiaan Huygens (1629-1695), pp. 279-291
Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Intermediair (XV, 1978-1979, 8 = febr. 1979) |
|
|
| |
| |
VRIES, Ph. de
Christiaan Huygens tussen Descartes en de Verlichting, pp. 293-305
Voordracht, gehouden op 1 maart 1979 in het Institut Néerlandais te Parijs ter herdenking van de driehonderdvijftigste geboortedag van Christiaan Huygens |
|
|
| |
Anton Constandse 80 jaarGa naar voetnoot1
(nr. 6-7, pp. 361-478)
CONSTANDSE, Anton
Een kleine haven, pp. 363-366
Over zijn jeugd en familie |
|
|
Een droefgeestig ridder, pp. 367-377
Over Cervantes en diens Don Quijote |
|
|
Het elitaire christendom. Van Celsus tot Bolland, pp. 378-386
Over zijn filosofische opvattingen, in de jaren 1922-1925, waarbij het hem ‘voornamelijk ging om de verhouding van de wijsbegeerte tot de godsdienst’ |
|
|
De nieuwe mens, pp. 387-396
Over de ideeën van o.a. Georges Valois (L'homme qui vient), Alexander Cohen, Jean-Marie Guyou, Anatole France, Gérard de Lacaze-Duthiers, Han Ryner (= Henri Ner), Albert Libertad (= Albert Joseph) |
|
|
Een intermezzo: de bajes, pp. 397-399
Over zijn gevangenschap in 1927 voor een ‘politiek misdrijf’ nl. zogenaamde opruiende artikels |
|
|
Een geval van godslastering, pp. 400-408
Over zijn brochure ‘Nederland, God en Oranje’ (1933) en Artikel 147 van het wetboek van Strafrecht over Godslastering |
|
|
Het einde van het huwelijk, pp. 409-419
Over de gelijkwaardigheid van man en vrouw en over liefde en huwelijk |
|
|
Federico Garcia Lorca, pp. 420-426 |
|
F. Garcia Lorca, Dood van Antonito el Camborio. Vert.: A. Constandse, pp. 427-428 |
|
1965: bronnen van onbehagen. pp. 429-433
‘...een poging ondernemen, te registreren welke brede en zelfs wereldwijde stromingen zich toen in onze vaderlandse historie hebben geopenbaard. Belangwekkend was de tijd van Provo, Nieuw-Links, D'66, de Vietnam-actie en de Cubasympathie in elk geval wel’ |
|
|
De Welfare-State: schijn en wezen, pp. 444-449 |
|
Angst voor vrijheid, pp. 450-453
Inzonderheid over de opvattingen van Erich Fromm |
|
|
| |
| |
Twee gedichtenGa naar voetnoot1, p. 454
Après-midi d'un faune: ‘Onwezelijk en teer is de muziek. De zomer’ Nacht: ‘Nu lig en staar ik star in nacht van git’ |
|
|
EmiliaGa naar voetnoot2, pp. 455-476 |
|
| |
Stalinisme
(nr. 9-10, pp. 558-621)
GOULDNER, Alvin W.
Het stalinisme en het karakter van de Sovjet-maatschappij, pp. 559-603
Analyse van de aard en de ontwikkeling van het stalinisme. Hij definieert het als een ‘intern kolonialisme’ waaronder hij verstaat een politiek stelsel waarbij een stedelijke politieke elite een in hoofdzaak agrarische maatschappij overheerst en exploiteert |
|
|
Commentaar op deze bijdrage door: |
|
|
BENTHEM VAN DEN BERGH, G. van
Intern kolonialisme of alleenheerschappij, pp. 604-607 |
|
|
BEZEMER, J.W.
Alvin Gouldner over het stalinisme, pp. 608-610 |
|
|
EVENHUIS, J.R.
Grandioze tautologie, pp. 611-616 |
|
|
STUURMAN, Siep
Het stalinisme als binnenlands kolonialisme, pp. 617-621 |
|
|
-
voetnoot1
- De titels met een * behoren tot de rubriek: Kroniek & kritiek
-
voetnoot1
- Korte inleiding door S.R. de Groot, p. 278; met Const. Huygens' gedicht ‘Aen hem self (mijn soon)’, p. 292
-
voetnoot1
- Met een inleiding (p. 362); Korte bibliografie sinds 1969 (pp. 477-478); foto's (ts. p. 408 en p. 409, achterzijde omslag)
-
voetnoot1
- Respectievelijk gedateerd: april 1942; winter 1941
|