| |
| |
| |
Restant
Literair kritisch tijdschrift
Opgericht in 1971
Redaksie
IV, 5-6 - V, 2-3-4: |
Luk de Vos, André Lefèvre, Jean-Marie Maes, Hedwig Speliers, Jotie T'Hooft, Jan Uyttendaele, Lucien Bollaert, Mark Braet, Joost Buysschaert, Paul de Wispelaere, Eriek Verpale |
V, 5-6: |
Dezelfden, met Gilbert van Hoeydonck, Ludo Abicht, Tarri Coulommier, Frantz de Kelver, Danny de Laet, André Vansteenbrugge, Guy van Turnhout, Georges van Dooren |
Redaksie en administratie: Restant, Postbus 1, 2600 Berchem-Antwerpen
Jrg. IV, |
nr. 5-6: |
januari 1976, pp. 157-232 |
V, |
nr. 1: |
[juni] 1976, 40 pp. |
|
nr. 2-3-4: |
[november] 1976, 300 pp. = Van Walravens weg |
|
nr. 5-6: |
december 1976, 60 pp. |
| |
I. Poëzie
ABICHT, Ludo
Chile: A tourist guide, V, 5-6, pp. 6-7
‘So you want to know all about Chile?’ |
|
|
|
BRUYNSEEL, Marc
Paul Gauguin: een vroege mythe, V, 5-6, p. 43
‘Het is goed zijn huis te verlaten’ |
|
Genesis. Eva of het overleven, V, 5-6, p. 44
1:1. ‘Het begin, zodra teweeggebracht’ |
1:3. ‘De holte, die hij noemt’ |
|
|
|
CORTE, J. Em. de
Nietszeggende portretten, V, 1, pp. 31-33
1. | ‘(het is er met de tijd wel beter op geworden’ p. 31 |
2. | ‘van alle sier ontdaan’ p. 32 |
3. | ‘over de ogenblikken van tederheid en streling’ p. 33 |
|
[Gedichten], V, 1, pp. 34-35
‘en de leegte dan’ p. 34 |
‘de lucht ruikt vaag naar heilig’ p. 35 |
|
|
|
CORVELEYN, Johan
[Gedichten], IV, 5-6, pp. 228-229
Sehnsucht: ‘Mijn mooie doodsengel’ p. 228 |
|
|
| |
| |
De val: ‘De razende zoon’ p. 229 |
Maanverduistering tijdens de nacht van 18 op 19 november 1975:, ‘Vannacht dringt een beschonken’ p. 229 |
|
|
|
CRAEN, Wilfried van
De stilte onder mijn schoen, IV, 5-6, p. 223
|
|
|
GRUWEZ, Luuk
Magnificat pour Gatsby le Magnifique, IV, 5-6, p. 222
‘niet altijd wekt een wonder lieflijke verwondering’ |
|
|
|
HALSBERGE, Chris
Anthony Quinn, V, 5-6, p. 42
‘Quinine Cocaïne (speed kills!) / Anseele in de regen’ |
|
|
|
HANTKO, Fil
De vrees, V, 1, p. 39
‘zo heb ik dan het gedicht van me afgekeerd’ |
|
|
|
HERMANS, Theo
Jesús López Pacheco, Gedichten, uit: Algunos aspectos del orden público en el momento actual de la histeria de España. Vert.: Theo Hermans, V, 5-6, pp. 8-13
Wijzigingen in de heersende orde, p. 8 |
Af en toe: In het rijk van de angst, p. 9 |
Het gebeuren; Kristelijk gebruik, p. 10 |
Kort bericht aan Rafael Alberti, p. 11 |
Vaders en zonen, p. 12 |
De bel 1956, 1960, p. 13 |
|
|
|
KOOIJMAN, Bert
Lichaam mijn landschap, V, 5-6, pp. 22-23
2. | ‘Wat je bloed vertelt’ p. 22 |
5. | ‘Hoe je aarde blonk!’ p. 22 |
9. | ‘In je glimlach het stuifmeel’ p. 23 |
10. | ‘Geboorte die wegrot’ p. 23 |
|
|
|
KOTTE, Wouter
Zero, V, 1, p. 36
‘Met tegenzin en zacht misbaar’ |
|
|
|
SPELIERS, Hedwig
Orfeussonnetten, IV, 5-6, pp. 224-227
Het dagdroommeisje: ‘Ik zag toen zij de lakens vouwde’ p. 224 |
Taalhonger: ‘Orfeus is in ons. Orfeus is ons zingen zelf’ p. 225 |
Hemelvaart: ‘Wie als ik uit steen de stilte zwiijgt’ p. 226 |
Summa summarum: ‘Slechts hij die woordbezeten’ p. 227 |
|
|
|
T'HOOFT, Jotie
[Gedichten], V, 1, pp. 21-26
Een sterfhuis: ‘Zo wordt, na zijn dood, de mens verdeeld’ p. 21 |
Ballade voor 1 been (invaliede): ‘Eenzaam been, om op te staan’ p. 22 |
|
|
| |
| |
Teleurgang: ‘Vele malen hebben wij de naald gezuiverd’ p. 23 |
Bijziend: ‘Stil de winter, met vingers die mij vouwen’ p. 24 |
Na de verslaving: ‘Na de verslaving, het slapen in de waan’ p. 25 |
Een marsman op aarde: ‘Altijd het afgewend zijn, het leven’ p. 26 |
|
|
|
VANSTREELS, Miel
|
|
VOS, Luuk de
[Gedichten], V, 1, pp. 27-30
Bloed en water lopen uit de zijden der tijd: ‘en in zijn wulpse veren pronk ik’ pp. 27-28 |
Testament: een ekstrakt: ‘de grote oerk’ pp. 29-30 |
|
|
|
WEELY, Hans van
Richard Huelsenbeck, Einde der Wereld. Uit: Phantastiese gebeden. Vert.: Hans van Weely, V, 1, p. 20 |
[Gedichten], V, 1, pp. 37-38
Op bezoek: ‘Waar praten we eigenlijk’ p. 37 |
De zolder op: ‘Toch ben je even weer’ p. 38 |
|
|
| |
II. Proza
BORGART, Ben
De haat en de deemoed (fragment), V, 1, pp. 9-14 |
|
|
VERPALE, Eriek
Twee teksten, IV, 5-6, pp. 220-221
a. | Samen op weg, p. 220 |
b. | Vrede, p. 221 |
|
|
| |
ABICHT, Ludo
De dialektiek van het subjektivisme in de DDR. Bij een nieuwe verhalenbundel [Unter den Linden] van Christa Wolf, V, 5-6, pp. 14-20
Aanpassing van zijn artikel in New German Critique (vol. 6, Fall 1975, pp. 164-169). Ook in Vlaams Marxistisch tijdschrift, 1976 |
|
|
|
CALUWE, Karl
Hugo Claus' Verwondering Of waar de struktuur o.a. ons toe leiden kan, V, 5-6, pp. 24-39
Met situering van de roman in de ‘modernistische’ tendensen in de buitenlandse literatuur |
|
|
| |
| |
COPPIETERS, Frank
Het bewustmakende theater in Nederland en Vlaanderen, IV, 5-6, pp. 158-168 - Met ill.
Over de werking van groepen als Mickery (Amsterdam), Proka (Gent), Proloog (begonnen in Eindhoven), GLTwee (Stichting Vormingstoneel - Limburg - voormalig GLTwee Maastricht), INS (Internationale Scene-Nouvelle Scene), Het Trojaanse Paard, e.a. |
|
|
|
GEYSEN, F.
De tijd in zijn muzikale behandeling nu, V, 5-6, pp. 45-49
Over K. Stockhausens opvatting in Wie die Zeit vergeht... en de toepassing ervan door hemzelf en door de Amerikaanse New Music. Tekst bewerkt door Hugo van Assche, m.m.v. Frantz de Kelver, Luk de Vos en Luk Steels |
|
|
|
GUTTIG, Philip & GORP, Koen van
De ziekte van Van der Goes of Claus ont(s)luierd, V, 1, pp. 2-8
Analyse van Hugo Claus' De ziekte van Van der Goes, met verwijzing naar het werk van de schilder |
|
|
|
HOEYDONCK, Gilbert van
Anais Nin, het onmogelijke ‘In memoriam’Ga naar voetnoot1, V, 5-6, pp. 1-5
Over de betekenis van haar dagboeken in haar leven en werk |
|
|
|
LEFEVRE, André
Een noodgedwongen afrekening. Gedichten 1970-1975. Hans Verstraeten *, IV, 5-6, pp. 217-219 |
|
Bericht van de Fizz Subvers Press *, V, 1, pp. 15-16
Over deze uitgeverij in Alkmaar |
|
|
Eriek Verpale: De Rabbi & andere verhalen *, V, 1, p. 16 |
|
Michel Bartosik, Linguïstiek *, V, 1, pp. 16-17 |
|
Literatuur op zijn rug *, V, 5-6, pp. 50-53
1. | Gelijkheid en ongelijkheid, pp. 50-51
Stefaan van den Bremt, Lente in Vorst; L.M. van den Brande, Alchemie van de roos |
|
2. | Vervanging is nog geen verjonging, pp. 51-52
Ach. Gautier, Retrospektief: Mezelf; Renée Pasture, Dwangbuis |
|
3. | Drommels! een luier van t Oosten!, pp. 52-53
Frank Oost, De vlindergedichten; J. Vandromme, Seizoenen van mijn hart |
|
|
|
|
SPELIERS, Hedwig
De ongeleefde lijnen van ons lichaam, of: Het metaforisch denken (deel II + slot), IV, 5-6, pp. 169-203
16. | Dichtwerk als denkwerk. Enkele bewuste aspecten ervan, pp. 169-170 |
17. | Het dichtwerk als denkwerk. Enkele historische aspecten & facetten van het onbewuste denken, pp. 170-174 |
|
|
| |
| |
18. | Het gedicht & de tijd. Een filosofisch aspect van het onbewuste denken, pp. 174-176 |
19. | Het gedicht & de tijd. Achterberg, en hoe hij in de tijdloosheid van zijn poëzie een schuld tracht af te schaffen, pp. 176-178 |
20. | De metafoor, pp. 178-181 |
21. | Een cellulair-biologische terzijde. Aanvullende notities mbt de symboolwaarde, pp. 181-182 |
22. | Dichtwerk als beeldend denkwerk. Een historisch, doch actueel vrijblijvende kijk op het denken, pp. 182-183 |
24. | Over de interpretatie van het gedicht. Aspecten van onmacht, pp. 183-188 |
25. | Het heterotopische dichterstype als noodzakelijk stadium op de weg naar de poëzievernieuwing, pp. 188-191 |
26. | Gelukzalige krankzinnigheid. Het heterotopische dichterschap en de kindertijd, pp. 191-194 |
27. | Gelukzalige krankzinnigheid. Symmetrie tussen het kind en de dichter. Genetisch-psychologische aanvullende nota's mbt de monologische structuur van de kindertaal, pp. 194-198 |
28. | De werkelijke werkelijkheid en de werkelijkheid van het gedicht, pp. 198-199 |
29. | De werkelijkheid van het gedicht en de sociale werkelijkheid, pp. 199-200 |
|
|
|
T'HOOFT, Jotie
Slechte mensen, goeje Biesheuvel *, IV, 5-6, pp. 216-217
J.M.A. Biesheuvel, Slechte mensen |
|
|
|
UYTTENDAELE, Jan
Het proefondervindelijk gedicht. Een ‘model’ van Mark Insingel, IV, 5-6, pp. 208-209
Over diens ‘ik ben niet wie ik ben’ (Labris, VIII, 1970, 1, p. 67) opgenomen in Literair Akkoord 15 (p. 76) |
|
|
Het proefondervindelijk gedicht, V, 1, pp. 18-19
Over Hugo Claus' Spreken 10 (Een geverfde ruiter, 1967) |
|
|
|
VOS, Luuk de
Tijd en utopie: utopievarianten en hun verklaring, IV, 5-6, pp. 204-207
N.a.v.F. Cromphout, Van Plato tot Marcuse: begin en einde van de utopie? (1975, IV, 4, pp. 134-142) |
|
|
Een proeve van ondervinding. Revolucebert: een stukje kloos reading, IV, 5-6, pp. 210-215
N.a.v. Jan Uyttendaeles artikel over Lucebert (1975, IV, 3, pp. 106-107) over Luceberts ‘Ik draai een kleine revolutie af’ |
|
|
Solitaire voor twee: Poort bevingert God met Nietzsch *, V, 5-6, pp. 53-56
Margriet Poort, Mijn God bespeelt zich met vingers |
|
|
| |
| |
| |
Bijzonder nummer
Van Walravens weg
(nr. 2-3-4, 300 pp.)
Met foto's en facsimile's
Redactie: Luk de Vos
WALRAVENS, Jan
De verloren vader, pp. 17-43
Ongepubliceerd toneelstuk. Opgedragen aan Hugo Claus |
|
|
|
ABICHT, Ludo
Tussen ‘Le mur’ van Sartre en ‘Die Mauer’ van Ulbricht: over de ideologie van Jan Walravens, pp. 115-128
‘Jan Walravens trachtte de problemen van zijn tijd onder ogen te zien, en stootte daarbij tweemaal op een muur: in de existentiële filozofie vond hij een verklaring voor de ontspoordheid en de ontworteling van de moderne mens, en botste hij op de muur van het absurde, zoals deze in het na-oorlogse existentialisme beschreven werd; en in het marxisme zag hij een wereldbeschouwing, die een antwoord probeert te geven op het materialisme en de uitbuiting van zijn maatschappij, maar hier werd hij tegengehouden door de Berlijnse muur, in die periode een dreigend symbool van de mislukking van de kommunistische vrijheidsbelofte’ (p. 127) |
|
|
|
BOON, Louis Paul
De ‘Tijd en Mens’ -mens Jan Walravens, pp. 65-72
|
|
|
BRIELE, Luc van den
Bibliografie van Jan Walravens' journalistiek werk in ‘Het Laatste Nieuws’, pp. 238-297 |
|
|
BROUWERS, Jaak
Jan als journalist en collega, pp. 233-237b |
|
|
MULIER, Bruno
Jan Walravens en de avant-garde, pp. 88-110
Na een kultuurhistorische situering van de avant-garde belicht auteur het eksperiment in Walravens' werk en besluit dat ‘Walravens zowel inhoudelijk als formeel eksperimenteel was’ en ‘niet enkel een van de eerste eksperimentelen, hij was ook een van de eersten om de vernieuwingstechnieken een ruimere bekendheid te geven’ |
|
|
|
MUSSCHOOT, Anne-Marie
Jan Walravens en het dubbele ik. Een benadering van zijn scheppend proza, pp. 161-174
Vooral over diens romans Roerloos aan zee en Negatief |
|
|
|
NOTE, Joris
Een lektuur van Jan Biorix, pp. 129-153
Beschouwingen ‘vanuit een politiek standpunt’ |
|
|
| |
| |
SMEDT, Eric de & VOS, Luk de
Een ongepubliceerde tekst, pp. 13-16
Bij het toneelstuk ‘De verloren vader’ dat Walravens herhaaldelijk heeft herwerkt en blijkbaar nog niet voor publicatie gereed was. Hier nu gepubliceerd (pp. 17-43) |
|
|
Zich niet in een kamertje opsluiten. Een gesprek met mevrouw J. Walravens, pp. 44-51 |
|
|
SPELIERS, Hedwig & BONTRIDDER, Albert
Langs een jezuïetenstreek? Gedachtenwisseling per brief, pp. 54-62
Gesprek over Jan Walravens met Albert Bontridder |
|
|
|
SPELIERS, Hedwig
Het Zuid-Nederlandse poëtheoretische denken, continuïteit & discontinuïteitscurven, pp. 177-229
‘een reeks parallellen en tegenstellingen tussen beide poëzie theoretici’: Paul van Ostaijen en Jan Walravens |
|
|
|
VOS, Luk de
Woord voor woord, een verhaal van jonge turken. Inleiding, pp. 7-9
Opzet van dit nummer: ‘een reoriëntatie van zijn (Jan Walravens) rol en betekenis in de Nederlandse literatuur’ (p. 8) |
|
|
|
VREE, Paul de
Het klimaat van ‘Tijd en Mens’, pp. 74-83 |
|
|
WILDEMEERSCH, Georges
Kleine bijdrage tot de geschiedenis van ‘Tijd en Mens’, pp. 84-87 |
|
|
-
voetnoot1
- De bijdragen met een * behoren tot de rubriek: Literatuur op de brug
-
voetnoot1
- Nr. 5-6 is wel gedateerd december 1976, maar Anais Nin overleed op 14 januari 1977
|