| |
| |
| |
Kentering
Opgericht in 1964
Redactie: Peter Berger, Jan Boelens, Albert Bontridder, Otto Dijk, Wim Hazeu, Jan-Willem Overeem, Willem M. Roggeman, Harry Scholten, Jan van der Vegt, Eddy van Vliet, Hans van de Waarsenburg
Redactie-adres: [Wim Hazeu], Da Costalaan 15, Hilversum. Voor België, [W.M. Roggeman], Diksmuidelaan 40, 1000 Brussel
Uitgave: Den Haag, Nijgh & Van Ditmar
Jrg. XIII, |
nr. 2, 48 pp. |
|
nr. 3, 48 pp. |
|
nr. 4, 107 pp. - Literatuur in Finland |
| |
I. Poëzie
DIJK, J.H. van
Gedichten, 3, p. 33
Symbiose: ‘tegen de nachtelijke verveling’ |
Spin: ‘deze duivelstoejageres in haken en ogen’ |
|
|
|
EYCKMANS, Jozef
Woordexercities, 2, pp. 36-37
1. | ‘letters onderling’ p. 36 |
2. | ‘treurnis’ p. 36 |
3. | ‘hoe’ p. 36 |
4. | ‘bij geen doodsbed of beaarding’ p. 37 |
| Ongerijmd: ‘neem zo'n etruskische vaas’ p. 37 |
|
|
|
FIERET, Gerard
Vier bladen, pp. 23-26
Draak: ‘Het altoos karnen van de wind’ p. 23 |
Leen: ‘later in de avond’ p. 24 |
Zondaghitte: ‘'t ei op zondag is het lege ei’ p. 25 |
Lantaarn opstekende zondag: ‘in de dunne spaanders van wat’ p. 26 |
|
|
|
HABAKUK II DE BALKER
Hercules Seghers, 2, p. 1
‘Hercules, soms glinster je achter je ruit’ |
|
|
|
HAZEU, Wim
Gedichten, 2, pp. 2-3
Dood van een pop: ‘Jan Klaassen tuurt’ p. 2 |
God, koningin en vaderland: ‘Het cellofaan van een pakje sigaretten’ p. 3 |
|
|
Gedichten, 3, pp. 27-32
Praag opnieuw: ‘de nachten sijpelen dezelfde natte kou’ p. 27 |
Achterrebbe in Praag: ‘de sikkel staat aan de lucht’ p. 28 |
|
|
| |
| |
Rotterdam: ‘onder de straten’ p. 29 |
Boedapest: Lotz Karoly: ‘zomaar een straat met’ p. 29 |
Zuiderzee: ‘in het gezicht van deze zee’ p. 31 |
Huwelijksdag: ‘ik bouw een brief met mijn vingers’ p. 32 |
Ondergebracht: ‘zij groeien met het hoofd’ p. 32 |
|
|
|
KROON, Dirk
Gedichten, 2, p. 38
‘Onverstoord zwijgen’ |
‘Het duurt niet zo lang’ |
‘Over veel’ |
‘Ik breek een glas’ |
|
|
|
MOK, Maurits
Gedichten, 3, pp. 1-3
In memoriam Evert Straat: ‘Evert Straat - ik heb al eens gezegd’ p. 1 |
Nelly Sachs: ‘Niets meer te maken met Nelly Sachs’ p. 2 |
Scheertijd: ‘Ochtend. Scheertijd. Potseling’ p. 3 |
Morgen en middag voorbij, p. 3 |
|
|
|
SCHOLTEN, Harry
Mensenzoon, 2, pp. 32-33
1. | ‘geen der bedewerkers wist er het fijne van’ p. 32 |
2. | ‘ook de teamleider had eigenlijk geen vermoeden’ p. 32 |
3. | ‘de dag der geboorte was er een van grote verwarring’ p. 32 |
4. | ‘toegerust met de hoogste resultaten van zoekende kennis’ p. 33 |
5. | ‘Hij had willen twisten noch roepen’ p. 33 |
|
|
Kleine zelfstandigen, 2, p. 48
(aards paradijs) |
(hamvraag) |
(generatiegevoel) |
(Keukengeheim) |
|
|
|
VLIET, Eddy van
Gedichten, 2, pp. 34-35
Met mijn charme, p. 34 |
Oud, p. 34 |
Brief aan Harry Mesterom: ‘hoe het ondertussen winter werd’ p. 35 |
De rechters: ‘hun monden spannen zich in een triviaal zwijgen’ p. 35 |
|
|
|
VRIES, Hendrik de
The battle of Bannockburn (1314), 3, pp. 4-5 (met aantekeningen op p. 6)
‘De Tweede Edward aanvaardde met aarzelende hand’ |
|
|
| |
II. Proza
CAMI, Ben
Huurling worden, 3, pp. 16-22 |
|
|
KOECK, Paul
James Plunkett, De deemstering van het groen (Uit de bundel: The trusting and the maimed). Vert.: Paul Koeck, 2, pp. 10-31 |
|
| |
| |
LINDEN, Elisabeth van der
D. Tepeneag, Wachten. Vert.: Elisabeth van der Linden, 3, pp. 35-48 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
ALEXANDRESCU, Sorin
Dimitri Pepeneag, 3, p. 34
Zie ook: II. Proza sub: Linden, Elisabeth van der |
|
|
|
BOELENS, Jan
De kultuurmystiek van de overheid, 2, pp. 39-45
Over de Discussie-nota kunstbeleid van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk |
|
|
|
CORNETS DE GROOT, R.A.
De geschiedenis van De Bezige Bij (door Richter Roegholt), 2, pp. 46-47 |
|
|
KOECK, Paul
Schrijven in Ierland, 2, pp. 4-9
Standpunten van de auteur James Plunkett (pseudoniem voor Jim Kelly) worden geconfronteerd met uitlatingen van Willem M. Roggeman |
|
|
|
VEGT, Jan van der
Roland Holst, Nederland en Oranje, 3, pp. 7-15
Fragment uit het eerste hoofdstuk van De brekende spiegel, een studie over ontwikkeling, samenhang en achtergronden bij A. Roland Holst |
|
|
| |
| |
Bijzonder nummer
Literatuur in Finland
(XIII, 4, 107 pp.)
Onder redactie van Hans van de Waarsenburg, Heimo Pihlajamaa (samenstelling en vertaling), Loes Pihlajamaa-Glimmerveen (vertaling)
Elia Pennanen, Gedicht uit: Kiitos: Dank voor de illusie, p. 1
|
|
Markku Lathela, Over schoonheid, pp. 2-7
‘schoonheid moet zonder uitstel het onderwerp worden van realistische aandacht’, want ‘de mens schoonheid onthouden is ook een manier om mensen langzaam dood te martelen’ |
|
| |
| |
Heimo Pihlajamaa, Verantwoording, pp. 8-10 |
|
Zweeds-Finse gedichten
Edith Södergarn, Vierge moderne; Fakkels; De bomen van mijn jeugd; Het land dat niet bestaat, pp. 13-14 |
Elmer Diktonius, Kindergebed; Rooi Eemeli. Ballade anno 1918, pp. 15-18 |
Gunnar Björling, Ik schrijf geen literatuur...; Licht gebladerte en ...; |
Als de ruimte van een glasruit...; Het was een najaarsdag, p. 19 |
Rabbe, Eckell, Een dichter ging naar een landschap, p. 20 |
Henry Parland, 1.2.'20 bezat ik; Over een paar dagen, p. 21 |
Bo Carpelan, Jouw gestalte bij de tafel; Regendruppel; Winterbomen; Kraaien, p. 22 |
|
|
Gedichten van de Vijftigers
Eeva-Liisa Manner, Als de oever en de spiegeling dezelfde zijn, p. 25 |
Lauri Viita, Geluk (fragmenten), pp. 26-27 |
Helvi Juvonen, Grondijs; Bekermos, p. 28 |
Lassi Nummi, Middag, delta (fragmenten), pp. 29-30 |
Tuomas Anhava, Mijn hand is open, ik herinner, p. 30 |
Jyri Schreck, Veranderingen, p. 30 |
Mirkka Rekola, Hij ziet het niet..., p. 31 |
Paavo Haavikko, Het korte najaar (fragmenten), pp. 32-33 |
Pentti Saarikoski, Ik herinner me jou, hoe je was, p. 33 |
|
|
Kalevi Haikara, Over modern Fins proza?, pp. 34-49 |
|
Moderne Finse prozaïsten
Hannu Salama, De schrijver, pp. 50-56 |
Pekka Suhonen, Garbo bij Stillers graf, pp. 57-61 |
Eeva Kiipi, De zomer en de vrouw van middelbare leeftijd, pp. 62-86 |
|
|
Gedichten van de Zestigers
Hannu Salama, De boom ontwaakt, de vogel wordt stil, p. 89 |
Jyrki Pellinen, Kranten ken ik van buiten, p. 90 |
Raimo J. Kinnunen, Onderwijzers uit roeping (fragment), p. 90 |
Brita Polttila, Ik kijk uit het raam, p. 91 |
Kari Aronpuro, Acht zinnen, p. 92 |
Matti Rossi, Al; Lenny's opera, pp. 92-93 |
Hannu Mäkelä, Zomerregen, een effen grijze mantel, p. 94 |
Raimo Hartzell, De vrouw heeft de man in haar huis genodigd, p. 95 |
Lappalainen Kalevi, Nu en morgen; In het park, p. 96 |
Veikko Polameri, Vandaag schrijven we het jaar 20; Mijn woorden; Terwijl ik naar je uitleg luisterde, p. 97 |
Niilo Rauhala, We moeten het lang volhouden; Daar is het viaduct ..., p. 98 |
|
|
|