'Albert Helman, de eenzame jager'
(1977)–Frank Martinus Arion– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina III]
| |
[pagina 1]
| |
Dames en Heren,
Wij van de derde wereld hebben een paar gebreken en daaronder valt het niet bijhouden van onze zaken. Wij laten het allemaal op zijn beloop, en op een gegeven ogenblik moet er toch iets aan gedaan worden. Om de een of andere reden moet je toch dingen wegharken, anders kun je nauwelijks lopen. Zoiets is er gebeurd met Helman. Dat is zo'n groot iets geworden dat er nauwelijks een ladder is om er tegen aan te klimmen. En nou denkt u wel, hij staat daar, hij heeft het aangenomen om een lezing te houden, JimmyGa naar eind1 heeft gezegd, ‘hij heeft dag en nacht gestudeerd’, dus we hebben een ladder, we kunnen er weer tegenaan klimmen. Maar dat kan niet, hoor! Ik kan die ladder niet zijn in ieder geval. We zullen met z'n allen op elkaars schouders moeten gaan staan om er te proberen te komen. Ik ben maar een klein laddertje. Als je al de boeken die de man heeft geschreven bij elkaar zet krijg je alvast een ladder die hoger is dan ik kan reiken. Het komt erop neer dat we ons zullen moeten beperken. We zullen ons moeten beperken omdat de man musicus is geweest, lingust, etnoloog, filmer, dichter, politicus. En dan is hij natuurlijk ook nog Surinamer, wat zijn bijzondere complicaties | |
[pagina 2]
| |
met zich meebrengt. Ik beperk me dan voornamelijk tot zijn literair werk. Omdat, al is hij van alles, het is toch duidelijk, dat als we aan Helman denken, wij toch het gevoel hebben dat we in de eerste plaats, dacht ik, aan de literator denken. Zijn visitekaartje is niet zozeer Lou Lichtveld, als wel Albert Helman. Ik denk dus dat wij die beperking kunnen aanbrengen. Dan is er nóg een beperking: Het meeste wat óver Helman is geschreven, is literair historisch: Zijn geboortedatum; hij is naar Holland gegaan in 1921, hij was bij de Gemeenschap, toen is hij naar Spanje gegaan en daarna naar Mexico, naar Nederland, naar Suriname, de V.S., Tobago enz. Dat is gebruik bij literaire handboeken. Daarom zal ik dat aspect ook buiten beschouwing laten. Bovendien komt dat volledig tot uiting in de film die u straks te zien krijgt.Ga naar eind2 Ik zal wat meer op de werken zelf ingaan om dan ook wat werken die misschien nog niet aan de orde zijn geweest voor u al een hele tijd, weer ter sprake te brengen. Daarbij zal ik alleen maar literatuur iets ruimer interpreteren dan doorgaans door de handboekenschrijvers gedaan wordt. Het komt erop neer dat wij ons dan voor- | |
[pagina 3]
| |
namelijk beperken tot zo'n 25 werken van bellettrie, d.w.z. romans, dichtbundels, verhalenbundels, en - dat is dus de ruimte die we erbij nemen - enkele werken van politieke, culturele en antropologische aard. Voor de methode van aanpak kunnen we bij Helman zelf te rade gaan. Hij heeft een boek geschreven in 1941, Leef Duizend Levens, Sesam der Kunst, en in dat boek behandelt hij uitvoerig de roman: de verhouding van de lezer tot het boek, en de wisselwerking lezer-boek-schrijver. Het is een erg weinig bekend boek maar het bevat talrijke zeer moderne methodes van aanpak. In ieder geval zegt hij in dat boek dat wij zoveel mogelijk een schrijver in zijn geheel moeten proberen te bestuderen. Niet een enkel werkje, maar proberen een heel overzicht over het werk te krijgen om dan ook de individuele werken daarin een plaats te geven. En verder, zegt hij, kunnen we d'r van uitgaan dat in elk werk van een schrijver een aantal thema's de grondthema's vormen. De grondthema's of de ‘grondideeën’ zoals hij dat noemt. Hij zegt, hoe omvangrijk dat werk ook is, hoe kleurrijk, het komt altijd op een of twee grondideeën aan. Dat is een uitgangspunt dat ik volledig onderschrijf. Ik kan in het algemeen zeggen dat ik | |
[pagina 4]
| |
haast volledig zijn kritische, essayistische aanpak onderschrijf, dus daar hebben we geen problemen over. Wat ik dus nu ga proberen te doen in de gauwigheid (want de tijd is natuurlijk ook erg beperkt en ik wil u niet te lang bezighouden anders krijgt u helemaal geen zin om geen enkele ladder te beklimmen) maar het komt erop neer die grondideeën in Helmans literaire werk aan te wijzen. Daarna proberen ze in de kontekst van de man zijn leven en van z'n tijd, zijn afkomst, te bezien en zo mogelijk ook te verklaren. Als we naar dat werk kijken, en u hebt een bibliografie kunnen kopen waar het allemaal in voorkomt,Ga naar eind3 dan zien we dat in de meeste van de romans en de verhalen het woord eenzaam, eenzaamheid, een belangrijke rol speelt. En hoe dieper we graven, dat woord blijft steeds voorkomen, dat hele begrip. Eenzaamheid, onlustgevoelens, onvrede met het bestaan, dat kan niet anders, moeten we daarom wel als een van de belangrijkste thema's zien. We kunnen dat zelfs uitbreiden, en zeggen dat er sprake is van een gevoel van desintegratie of anders, van een gebrek aan integratie binnen de persoon, binnen de psyche, binnen de mens, binnen de gemeenschappen waarin de mens zich bevindt. De mens Helman. En | |
[pagina 5]
| |
tegelijkertijd aan de andere kant, een poging om die desintegratie op te heffen, om tot een oplossing te geraken. Dat zijn dingen die soms in één boek aan de orde komen. Dat is dus eigenlijk betrekkelijk makkelijk. Wat ik nu zal proberen te doen verder is dat wat konkreter in de verschillende werken aantonen. Om te beginnen met Zuid Zuid West dat u allemaal wel het beste kent misschien. Die eerste zin al zegt: ‘Misschien is het zo nog het beste: eenzaam te zijn, want alleen de eenzame geeft acht op de stilte. Twee mensen kunnen bij elkander zitten, en toch eenzaam zijn; ze spreken woorden, die zijn als een zwijgend schaakspel tussen hen beiden in. Maar hun gedachten dwalen alleen over de lege wegen. Onafzienbare wegen van gelig zand, langs de oevers der rivier tussen het kreupelhout. Hun gedachten lopen traag, en vermoeid van de zon, dan weer snel om een verre schaduw te achterhalen. Maar toen zij aankwamen was het een schuwe vogel, die opvloog.’ ‘Alle rassen ter wereld ontmoeten elkaar in dit land.’ - Het gaat over Suriname.- ‘Niemand stoort de ander, omdat elk eenzaam is. Daar zijn Chinezen, Hindoes, Javanen, Negers, een enkele Indiaan er | |
[pagina 6]
| |
tussen door, de eenzaamste van allen. De Europeanen zijn bijna allen ambtenaar of koopman. Tussen de inlanders leven ook ontvluchte déportés uit de naburige Franse strafkolonie. Hoe eenzaam al deze mensen naast elkander leven, blijkt uit het feit, dat ieder geheel zichzelf blijft.’ Enzovoorts. ‘Laat u niet bedriegen door de luidruchtigheid der Hindoes - die bijna alleen ‘koelies’ zijn - want hun wezen is heel stil en ingekeerd.’ ‘De eenzaamheid van deze Hindoes is des te groter, omdat zij gesmaad worden door de overige bevolking.’ Dat is dan de eenzaamheid van Suriname aan deze kant. Het verhaal verplaatst ons daarna weer naar Europa, en dan lezen we weer: ‘Ginds’ - dus vanuit Europa schrijvend - ‘Ginds is de eenzaamheid stilte, en hier is de eenzaamheid beweging; dit is het grote verschil, dit is het onoverbrugbare verschil.’ Enzovoorts. Daarna kan ik u verwijzen naar Hart zonder Land. De titel zegt het al. Het is het hart van iemand die nergens thuis kan geraken. Als je naar de figuren kijkt in dat boek: Het zijn allemaal ontheemden, eenzamen, zwervers, eenzame vrouwen, prostituees. Er is een man later in Het euvel | |
[pagina 7]
| |
Gods, die zo eenzaam is dat hij niet anders kan doen dan elke avond zichzelf een brief schrijven, die gaan posten, thuiskomen, hem ontvangen enzovoorts. En de andere werken, ik kom er later op, het is steeds hetzelfde. Van de andere kant wordt er gepoogd, dat heb ik u gezegd, die eenzaamheid, die persoonlijke en maatschappelijke desintegratie, op te heffen. En de begrippen die tegenover deze eenzaamheid staan zijn: liefde, liefde in alle mogelijke facetten, moederliefde, vriendschapsliefde, sexuele liefde; daarnaast een pogen de gemeenschap, de gedesintegreerde gemeenschap weer te integreren, dat is als het ware het politieke aspect met een pogen om de eigen identiteit te vinden wat zoals we later zullen zien vooral met Suriname te maken heeft. Eén van de oplossingen is verder de aktie, dus het ophouden te mediteren over de eenzaamheid en min of meer op goed geluk af, in de aktie te treden. Dat zijn dus globaal de twee termen waaronder wij het werk van Helman kunnen vangen, die zich ook duidelijk met een zekere chronologie manifesteren. Een tweedeling dus, maar, en dat maakt het wel wat gecompliceerd, in de eerste periode heb je niet alleen maar met eenzaamheid te maken, maar soms met eenzaamheid die tegelijk naar integratie zoekt, en later met een steeds domineren | |
[pagina 8]
| |
van de integratie boven de eenzaamheid. Die eenzaamheid is belangrijk. En op gevaar af van u te vermoeien een klein beetje, moet ik haar op haar ware niveau brengen. Ik bedoel, we moeten even de ladder op, ik kan er ook niets aan doen. Want die eenzaamheid heeft nog meer aspecten dan ik al genoemd heb. En om Helman in z'n totaliteit te begrijpen lijkt me dat ik u deze aspecten als achtergrond moet geven. Er is een literair-historisch aspect, waar ik zo op kom. Er is een marxistisch aspect, er is een psycho-analytisch aspect, een existentialistisch aspect, een kolonialistisch aspect, en wat ik zelf zo maar noem, een familiaal aspect, kortom, een heleboel ‘ismes’ die we nodig hebben om wat brighter spotlight op de grondideeën te brengen. Ik begin eerst met het marxistische aspect. We weten van de tijdgenoten van Helman, dat hij in z'n eerste tijd in Europa ontzettend veel, voor z'n vrienden tot vervelens toe, Marx las en Freud. Slauerhoff schreef: ‘Die man gaat kapot aan Freud en Marx.’ Dat marxistische aspect heeft te maken met het marxistische begrip vervreemdingGa naar eind4. Die desintegratie die in maatschappijen optreedt heeft Marx ‘vervreemding’ genoemd en hij heeft het beschreven, en hij heeft er de | |
[pagina 9]
| |
oorzaak van aangegeven. Ik zal het in heel eenvoudige termen proberen weer te geven: Marx zegt dat vroeger, vóór het kapitalisme, de mensen in een harmonieuzere situatie met elkaar leefden. Waarom? Omdat hun betrekkingen met de spullen anders waren. De mensen wilden dingen bezitten, maar het was in de eerste plaats om er van te genieten, zelf. De ene man maakte schoenen, en die ruilde dat voor groente, en de ander maakte een ander product en ruilde dat weer tegen een ander product. De bedoeling was niet spullen op te potten, de bedoeling was geen géld, de bedoeling was geen verrijking! Dat is de paradijselijke situatie die we misschien nog bij Indianen vinden. Ook hier. In die situatie is door het kapitalisme verandering gekomen, omdat men niet meer de spullen zoekt om hun gebruikswaarde, zoals de term luidt, maar men zoekt de spullen om hun verkoopwaarde, of om hun ruilwaarde. En dat is erg, omdat dat ook op de menselijke betrekkingen een rol gaat spelen. Marx zegt: de koopman heeft geen aandacht meer voor de schoonheid van mineralen, hij heeft alleen maar aandacht voor de verkoopwaarde van mineralen. Alle andere zintuigen, zegt Marx, worden op de achtergrond gedrukt, en er komt een nieuw zintuig naar voren, het zintuig | |
[pagina 10]
| |
van het Hebben. Dat creëert een gemeenschap, zoals ik daarnet zei, waarin ook de menselijke waarden niet meer zuiver zijn. De mensen gaan met elkaar om merendeels omdat ze elkaar nodig hebben als steppingstone om dingen te bereiken. Ze gaan niet meer naar recepties omdat ze het leuk vinden elkaar te ontmoeten en te begroeten, maar om elkaar te spreken om iets te ‘regelen’ zoals we dat hier zo treffend zeggen. En dat brengt bij een heleboel mensen, te beginnen bij Rousseau al, een gevoel van verschrikkelijke desintegratie, van onvrede, van niet thuis zijn, teweeg. Rousseau zegt in een van z'n werken: ‘Het is niet zo dat de mensen vroeger beter waren, maar er was meer warmte, meer innigheid.’Ga naar eind5 En daarom krijg je dit gevoel bij heel veel mensen, onder andere schrijvers, kunstenaars; dat gevoel van vereenzaming, dat gevoel van vervreemding. Dat is dus een eerste aspect, en de moderne literatuursociologen hebben dan ook de hele roman gedefinieerd in termen van deze vervreemding. De moderne definitie luidt dat de roman ‘een zoeken is naar de autentieke waarden’.Ga naar eind6 Niets meer. De autentieke waarden zijn verloren gegaan, de kunstenaar is teruggeworpen op zichzelf. Hij kan niet meer | |
[pagina 11]
| |
op de manier van vroeger met de mensen in kontakt komen. Hij gaat de autentieke waarden, de mooie waarden in zichzelf zoeken. Hij gaat zijn innerlijk als protest tegen de waarden van de burgerlijke gemeenschap naar voren brengen. Dan is er, en dat speelt dan ook een rol (de dingen hangen misschien ook wel samen), een psychoanalytisch aspect aan deze vereenzaming, aan deze gevoelens van onvrede, dit onbehagen. Want de psycho-analyse heeft ontdekt, en rond de tijd dat Helman in Europa komtGa naar eind7 speelt dat juist een belangrijke rol, die ontdekt dat de mens onbehagens heeft die te maken hebben met zijn onderbewuste, dat vooral een rol speelt in zijn jeugd. Het onderbewuste dat heeft bepaalde driften, vooral sexuele driften, en die willen een eigen weg gaan, maar dat mag niet want in onze gemeenschap bestaan er bepaalde taboes; in de westerse gemeenschap. Onder andere de taboes van het oedipous-complex. De theorie is, dat kinderen in een vroege fase hun onbewuste driftleven richten op de ouders, als het een meisje is op de vader, als het een jongen is op de moeder, en als dat niet goed opgevangen wordt, als dat gefrustreerd wordt, kunnen er later allerlei vormen van regressie optreden. De psycho-analyse gaat dienen voor kunstenaars, filosofen, | |
[pagina 12]
| |
als interpretatie mede van de desintegratie, van de vervreemding, waar ik het net over had. Dan is er een ander gezichtshoek van waaruit deze vereenzaming en vervreemding worden bekeken, dat is het existentialisme. Dat is een leer die te maken heeft in eerste instantie met het verloren gaan van de europese zekerheden, verloren gaan van de godsdienstige zekerheden; die sinds de renaissance waren aangetast, in de achttiende eeuw een klap krijgen en dan zoetjesaan definitief van de baan gaan, zodat we tussen de twee wereldoorlogen te maken hebben met een leer die zegt: ‘Wij kunnen het menselijke bestaan op aarde eigenlijk geen goede zin geven, we kunnen dat niet motiveren.’ Vroeger zeiden we, als katholieken tenminste: Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor in de hemel te komen. Dat was heel eenvoudig, dat was duidelijk. En op een gegeven moment viel dat weg. Het leven werd ‘absurd’, filosofisch gezien absurd, niet-te-verantwoorden, geen zin aan te geven. De mens staat alleen. Weer die eenzaamheid! Er is enige hoop. Hij moet zelf een projekt maken, zelf een doel zien te vinden om op die manier z'n leven nog zinvol te maken. Maar het gaat er mij om dat u dus even toch in die theorie weer die eenzaamheid duide- | |
[pagina 13]
| |
lijk ziet, die vervreemding. Dan komen we misschien dichter bij huis, de afkomst van Helman zelf. Het feit dat hij in Suriname geboren is, dat in die koloniale periode in een bepaalde afhankelijke relatie tot Nederland staat, een overheerste relatie met alle gevolgen van dien. En ook nog een familiaal aspect. Helman komt uit een gezin, of een nest, zoals men dat zegt, waar het leven, en dat heb ik dan aan twee broers van hem gevraagd en ze hebben het bevestigd, waar het leven bijzonder prettig was. Het was een groot gezin van negen kinderen. Drie jongens, drie meisjes en nog eens drie jongens en, de vader was wat streng, maar juist met Lou had hij een goede verhouding, de moeder was heel lief. Ook misschien streng, maar het lieve schijnt te hebben gedomineerd, en ze had alles over voor het gezin. Ook in Zuid Zuid West ziet U dat Helman haar betitelt als Mater Xaia, eigenlijk moeder aarde. Zo omvangrijk is die liefde die van haar moet hebben uitgestraald. En ook dát, het verbreken dus van de paradijselijke situatie van de jeugd is een van de aspecten waaronder we die eenzaamheid bij Helman moeten bezien. Dat hangt dan samen met de afkomst uit Suriname. Met de noodzak als jongen van 18 jaar naar Nederland | |
[pagina 14]
| |
te moeten om verder te kunnen studeren. Daarna onderwijzer worden. Maar hoe dan ook, hij is gaan schrijven, en als zodanig bezien we hem nu. En vanaf het moment dat hij is gaan schrijven betekent de koloniale relatie dat hij als schrijver ook in een heel typische situatie komt. De situatie van de caribische schrijver die zonder meer een ontheemde is. Hij is ontheemd omdat hij een ambacht uitoefent die in zijn eigen landen geen enkel prestige heeft en nauwelijks kan bestaan. Ik weet niet of u ervan op de hoogte bent, maar het is een feit dat alle caribische schrijvers of in Londen, of in Amerika wonen, kortom in een of andere metropool en dat kan nauwelijks anders omdat ze uit landen komen meestal waar het onderwijspeil erg laag is, het analfabetisme groot, geld om boeken te kopen is niet aanwezig bij het grootste deel van de bevolking, vooral ook omdat boeken geïmporteerd worden, de prijzen daardoor ook nog extra hoog zijn. Er is geen leestraditie. Kranten die wat aan cultuur doen zijn er niet zo veel. Snabbeltjes heeft hij dus ook niet. De radioomroepen zoals de BBC en de ‘Wereldomroep’ zijn er ook niet; uitgevers ook niet, kortom, het is haast niet mogelijk om louter als schrijver in een | |
[pagina 15]
| |
land van de derde wereld te bestaan. En ook in Afrika b.v. waar er een groter publiek is zelfs blijkt dat heel moeilijk te zijn. Alle schrijvers van Zuid Amerika dus, in ieder geval van het caribische gebied, Lamming, Naipaul, vóóral Naipaul, zijn schrijvers in ballingschap. En in het caribisch gebied spreekt men dan ook veel van The Exile. Er is een bundel zelfs van Braithwaite die zo heet The Exiles, en het wordt voor schrijvers uit West- Indië een hele filosofie van de ballingschap. Dus wat dat betreft is Helman een echte westindische schrijver.Ga naar eind8 Om u een klein voorbeeld te geven - als een soort intermezzo - als Helman in 1961 hier weggaat naar Amerika, dan laat hij een bundel gedichten achter in het surinaams en in het nederlands. En die bundel is nooit gedrukt. Er kunnen allerlei oorzaken zijn, maar een van die oorzaken is duidelijk de financiën, want er is een berichtje bij dat de drukkerij die het zou proberen geen steun heeft gehad. Men heeft dacht ik zelfs het Prins Bernhard fonds aangeschreven en dat lukte ook niet. Nou moet u zich voorstellen, dat is '61. Helman is dan een voldoend bekende schrijver. Hij kan in Nederland elk ding uitgegeven krijgen, dat heeft ie trouwens ook bewezen. Zelfs documenten die in | |
[pagina 16]
| |
de eerste plaats voor Suriname van belang waren heeft hij bij nederlandse uitgevers uitgegeven gekregen. En toch kon dit hier niet lukken. Wat zou er van hem zijn geworden dus, als hij van Suriname afhankelijk zou zijn geweest voor zijn hele oeuvre?! Het is duidelijk dat we dan vanavond hier niet aanwezig waren, want dan zou er geen schrijver Helman geweest zijn! Ik wil dat erg benadrukken, omdat we, als we niet a-historisch willen oordelen, over de mate van Surinamer zijn en dergelijke dingen meer van een schrijver, dat we dan daar heel goed rekening mee moeten houden nl. met de eenvoudig historische materiële omstandigheden waarin een schrijver z'n ambacht uitoefent. Ik zal u als intermezzo toch een tweetal gedichten hieruit voorlezen; in het sranan. Want u beseft niet, maar als deze bundel tóen was uitgegeven, dan was het beeld van het sranan misschien ook wel weer anders geweest. Vooral omdat deze bundel gedichten bevat die al in de tweede wereldoorlog zijn geschreven. Dan krijgen we, het is meer een aardigheid, dan wordt de wedstrijd wie het eerste gedicht in het sranan geschreven heeft steeds interessanter. Tot nu toe hebben we aangenomen dat het Trefossa is zonder meer. | |
[pagina 17]
| |
Maar met nieuwe gegevens zouden we dat misschien moeten veranderen. Op Helman zelf werpt het in ieder geval een veel scherper licht ten aanzien van zijn verbondenheid met Suriname, waar ik straks nog even op kom. Dit is een GEME FOE SRANAN, een gedicht dat hij aan een vriend schrijft, nog in de oorlog, dat ook in het Nederlands vertaald is en hier en daar ook al verschenen: Geme foe sranan
No aksi mi foe san geme
de moro mi;
joe-sref', mi mati, joe no de
dape foe si ....
Foe si den switi djari gro,
kaperka fré,
dape na Paramaribo,
na watra-sé.
Foe si den groengroen bana-bon
na moesoe-dé,
foe fir'a trangatranga son,
gowtoe na é;
Foe smer'den bromki en foe si
den redi skin.
Foe jere fa den grikibi
tak' er-tin-tin ....
| |
[pagina 18]
| |
Foe jere lobi-singi; fa
p'kin-nengr'e gro;
Foe si den kotomisi p'sa,
p'kin-wenk'e go ....
Foe arki fa den oema-sma
e fon tonton;
fa man-sma tori no man k'ba
te neti kon ....
Foe san w'ben libi swit' Sranan
foe kon djaso,
pe nanga kowroe wi de tan
kosokoso.
Pe bakra fet' sa kiri mi,
sa djoko joe,
so langa wi sa tan foe si
san bakra doe?
Ke, fa mi wani lon-go tan
pe kompe de.
Na bakra-kondre wi wawan
sa tan geme?
Pe mati de, mi at'sa fré
lek' sabakoe.
Foe soekoe trowstoe, foe njan pré,
Sranan foe troe ....
| |
[pagina 19]
| |
En dan zijn er lobi-singi's, en een gedicht, een erg lang gedicht waarvan ik U maar één couplet lees,Ga naar eind9 dat hij opdraagt aan Koenders, aan Papa Koenders, met wie hij een goede relatie had. In 1951 b.v. wijdt Koenders een lovend artikel aan hem omdat hij erg blij is dat Helman besloten heeft te blijven al schijnt die geen duidelijke middelen van bestaan te hebben op dat moment.Ga naar eind10 Maar toch is er blijkbaar een verschil in opvatting over het srananman zijn. Want Koenders is op dat moment helemaal de vertegenwoordiger van de kreoolse surinamer, en Helman van wie we hebben gezien dat hij betrokken is met de verschillende bevolkingsgroepen, die pleit eigenlijk voor een groter verband. Kot' singi
Foe masra J. Koenders ‘Joe na malata, mi na nengre ....’
Ma ala toe wi de malengre
pikin foe wan poti-poti mamá,
pikin foe na srefi Gran-Tatá.
Wi no moe prakseri san pasá fosten;
arki nomo den toekomst-gengen!
| |
[pagina 20]
| |
San, joe na nengre, mi na malata?
Ef' ala toe sab' san na weti patata ...
Den doro na Mata, den kon te na Lombe;
a sref' Redi-moesoe no meki oen kompe?
Sranan na foe joe en Sranan na foe mi.
Ma foe den? We, foe san-de oen toe sa prati?
So joe na mi brada en mi na joe mati.
A srefi mama gi oen a srefsrefi ati;
oen teki bobi foe a srefi gangan;
f' wan pôti mofina-mama, - foe Sranan!
Wiwir' anga boeba n'e gi wan man sjen,
ma san de na ondro de pori oen nen.
Srananman na mi en Srananman na joe,
Srananman lek' trawan di wroko dja toe,-
Kaboegroe anga Snési, Bedjan, Koeiman ...
Fergit' den fosten-nen, - na p'kin foe Sranan!
No bribi san trobiman lobi foe lé;
oen de f'pe den beri oen koemba-tité!
Na disi wawan de wan troetroe Manspasi:
Fergit' fosten kodja, bigin opo pasi
foe meki mama Sranan waka go doro
pe toekomst de wakt' oen, son opo na sjoro,
wan dé di Sranan sa kon bréti, kon krin,
en no-wan sa prefoeroe foe kosi oen skin!
| |
[pagina 21]
| |
Zo wordt de gedachte ontwikkeld dat wij eigenlijk allemaal broeders zijn en dat we moeten ophouden met die verdeling. Er is voor allebei de standpunten natuurlijk wat te zeggen. De creoolse waarden móesten op dat moment worden naar voren gehaald, maar het probleem van de eenheid was er ook, en is er nu nog voor een groot deel. Dan nog één gedicht over zijn eigen verhouding tot Suriname. Erkenning
Nec tecum nec sine te vivere possum Ik weet dat ik eens weer hevig verlangen zal
naar deze stilte, de bossen, de wolkenlucht,
het gedruis van de regen, de naderende val,
de savana, de hitte, het vogel-gerucht...
Maar nu is er gedaver en onrust en veel
wat mijn hart verontrust; hoor, tot diep in de nacht
gaan de feesten en radio's voort, - en 't krakeel.
Als Heine ben ik hier, thuis, om mijn slaap gebracht
Dus zal ik straks maar weer naar elders moeten gaan,
waar grotere taken, ruimere kaders zijn?
Waar enkele wereldburgers elkaar al verstaan
en ik rijke roem oogst met maar een klein kwatrijn?
| |
[pagina 22]
| |
Ik weet dat ik dan weer hevig verlangen zal
naar een vroege ochtend, zo wijd en fris als thans;
naar de morgenzon van straks, en de avondval:
want, ach, noch mét dit land, noch zonder leef ik gans ..
Dat is een samenvatting van die verhouding, van dat in ballingschap zijn, waar ik op ben vooruitgelopen. Ik heb u dus in ieder geval de aspecten geschetst waaronder wij die desintegratie, de eenzaamheid in zijn werk moeten bekijken. Ik wil dit nu iets verder illustreren. Op de passages in Zuid Zuid West heb ik u al gewezen, ik wil u nog noemen De Stille Plantage. Ik weet niet of u erbij stilgestaan hebt dat het natuurlijk betekenisvol is dat hij een balling, een bannelingfamilie kiest. Want waarom zou hij nou juist een fransman die verbannen wordt enzovoorts gaan kiezen. En dat is weer de betrokkenheid met de verbannenen. Hij heeft in 1936 een novelle geschreven, de Ratten die een omwerking van de legende van de Rattenvanger van Hamelen is. En dat is een werkelijk ontzettend eenzame man. Een soort muzikant aan de rand van de gemeenschap. Die betrokken wordt bij de gemeenschap om de ratten mee te nemen. Het gelukt hem, hij fluit en de ratten gaan weg. De ratten- | |
[pagina 23]
| |
plaag houdt op. En daarna wil men hem de beloning niet geven. En zijn beloning is een kind, zoon van de burgemeester, dat met hem zal moeten mee gaan trekken om hem zijn eenzaamheid te doen opvullen. De burgemeester weigert als de ramp voorbij is de gedane belofte te vervullen, waarna hij dan begint te spelen en alle kinderen meeneemt naar zee. Het is een van de meest rauwe uitwerkingen van dit marginale begrip eenzaamheid. Dan hebt u in Hart zonder Land dat hele prachtige korte verhaal Columbaan Wellicht wel zo meesterlijk omdat het misschien wel het meest korte verhaal is dat ik ooit gelezen heb. Dat is het verhaal van een jager die gewend is met de kinderen te spelen in het dorp en een avond het spel gewoon voortzet. De kinderen moeten allemaal achter een boom gaan staan, en hij schiet ze een voor een dood. Natuurlijk een totaal gedesintegreer de man, met rancunes. En zo zijn er voorbeelden te over in zijn werk. Ik wil verder gaan en gaan laten zien hoe in bepaal de werken de psycho-analyse als aspect van die eenzaamheid naar voren treedt. Een van de mooiste voor beelden is misschien wel Mijn aap schreit. U kent het verhaal: een jongeman woont thuis met z'n moeder, z'n broertje en hij heeft twee vriendinnen. En er komt een jager voorbij met een aapje. Hij koopt dat. Vanaf dat moment raakt zijn leven helemaal in | |
[pagina 24]
| |
de war. Thuis gaat het niet goed meer. Hij besluit na een droom die aap te doden. Wat hij ook doet. En hij besluit verder dat hij voortaan, nu hij zijn aap gedood heeft, dat hij voortaan zelf jager zal worden en als laatste, als toegift, besluit hij de eerste aap die hij doodt, aan een van zijn vriendinnen te geven. Nou, het psycho-analytisch aspect is natuurlijk die droom. En het is belangrijk dit verhaal juist te interpreteren omdat ik mij herinner, al heel vroeger op school al, allerlei vreemde uitleg, het zou b.v. het verhaal zijn waarin hij met Suriname afrekent, en dan krijgen we de symboliek dat Suriname dan een aap is; geïnterpreteerd vanuit allerlei politieke teleurstellingen, kan men zo grappige dingen krijgen. In feite is het een interpretatie van zijn eigen piekeren. Die aap is een voorstelling van zijn zelf, van zijn innerlijk. En dat weten we juist omdat dat in die droom op een bepaalde manier naar buiten komt en we weten dat de psycho-analyse gebruik maakt van de droom om het diepere onderbewuste leven te analyseren. En als we die droom lezen, dan zien we, dat de interpretatie helemaal niet zo vergezocht of moeilijk is. Het is er zo neergelegd dat ook leken, die niet zoveel van, psycho- | |
[pagina 25]
| |
analyse weten hem gewoon kunnen thuisbrengen. 's Avonds krijgt hij dus die droom, en dan gaat hij naar de aap toe. Hij droomt dus.Ga naar eind12 ‘Ik liep in een vreemd huis dat schemerdonker was. Daarin waren veel stenen trappen met ijzeren balustrades en ornamenten van kleine glazen kubussen. Als presse-papiers. Een van de kamers opende ik. Daar lag een vrouw, naakt. Zij wrong krampachtig met haar lichaam en kreunde luid; zij vroeg mij met zuchten en kreten, water te halen. Haastig rende ik trappen op en af. Nergens was er water. Als een gek liep ik de kamers in en uit; ik wilde vragen, maar daar was niemand. Eindelijk kwam ik op een stenen binnenplaatsje waar onkruid groeide tussen de voegen. Midden op het plaatsje stond op een voetstuk een aap van zwart basalt. Hij keek mij strak aan, en scheen opmerkbaar te giechelen. Zijn staart stond als een groot, donker vraagteken achter hem omhoog. Ik was wanhopig en radeloos, want het kreunen van de vrouw klonk met lange, trage echo's door heel het huis. Water, water? Ik zag het giechelen van de aap, rende op hem af en wilde hem verscheuren, maar mijn vingers gleden af langs de gladde steen; het was als grepen ze naar natte zeep. | |
[pagina 26]
| |
Toen heb ik een van de stenen uit de grond losgewoeld, en die met alle kracht gesmeten naar het beeld. De kop sprong stuk en werd een gloeiende ster. En de ster waaierde uit, en werd weer een kleine fontein, waaruit ik het water opving in mijn holle handen. Voorzichtig liep ik naar de kamer terug, waar de vrouw lag. De weg was nu zeer kort. Ik wilde haar te drinken geven, doch toen ik met mijn hand haar hoofd raakte, zag ik de schedel gebroken in een gapende wonde, waarin het rode bloed vlekte tussen de witte hersens. O, schrik Tussen haar lange haren op het kussen lag de steen die ik daareven gegooid had. Ik wilde roepen, maar het dek dat over haar knieën lag, bewoog zich, en ik moest er naar staren. Het was alsof het lichaam zachtjes omhoog kwam, en tussen de knieën kroop opeens de kop van een aap tevoorschijn, die een klein rood tongetje tegen mij uitstak. En de kamer was aanstonds vol grote spiegelruiten waarachter duizend apen hun rood vlammend tongetje naar mij uitstaken.... Alles begon te ankelen en te draaien; het plafond brak naar beneden, stromen water gutsten omlaag over mij heen .... Toen werd ik wakker.’ | |
[pagina 27]
| |
Het is nuttig te zeggen dat de waarschuwing van Helman om werken in een grote kontekst te interpreteren hier waardevol blijkt. Want in een verhaal van veel later, misschien wel een twintig jaar later. De Afdaling in de Vulkaan, komt het beeld van de aap wéér naar voren. En daarin vertelt een mevrouw een heel eenvoudig verhaal: dat ze sinds haar jeugd met een aapje is omgegaan. Dat verhaal blijkt weer verzonnen te zijn, ze heeft helemaal geen aapje. Maar ze bedoelt dat ze een oudere vriend heeft van wie ze heel veel houdt, die ze koestert, maar die nooit wil toegeven. En aan het eind van het boek vraagt zíj hem gewoon ten huwelijk. En dan zegt ze in het verhaal: ik heb natuurlijk nooit een aap gehad. Ik bedoel er alleen maar mijn gevoel mee... Het zou best kunnen zijn dat Helman vond, omdat men na jaren toch niet de juiste interpretatie gaf, dat hij zelf toch een clou moest geven tot die interpretatie. U ziet, de jongeman wil de vrouw helpen .. Dat is dus het purificerende water, maar hij wordt weer tegengehouden, belachelijk gemaakt, door die aap. Dan doodt hij die aap, maar daarmee doodt hij ook de vrouw. En aan het eind van het verhaal zien we ook dat tussen het meisje dat als een leimotiv in het verhaal is en hem, het | |
[pagina 28]
| |
ook niet meer gaat. Dat Zelf dus, van die aap, hoe moeten we dat precies interpreteren? Het is iets zwaks, dat voelen we wel, het is zelfs iets verwijfds, het staat in ieder geval scherp tegen het andere beeld dat hij daarna oproept. Want als hij de aap gedood heeft, zegt hij: ik word nu zelf jager. En hij gebruikt het woord ‘wreed’, omdat je als jager echt kunt doden, dat ten onrechte inderdaad heeft gemaakt dat men het verhaal met sadisme in verband heeft gebracht. Maar het is niets anders dan een beeld van de eenzame, sterke man. En merkwaardig genoeg, ook weer een beeld uit Suriname. Want we vinden dat beeld van de jager ook in de beschrijvende studies van Helman over Suriname, met name over de Indianen, bij hem dus een geliefkoosd beeld. Dus eenzaamheid wordt niet overwonnen, maar de daadkracht neemt wel toe. Op deze manier heeft hij een interpretatie willen geven van z'n eigen strijd om in Holland op de een of ander manier zich te integreren. Ik zeg, op de een of ander manier. En daarvoor moest hij het zachte Zelf in hem doden. Het is niet perse noodzakelijk om dat zachte Zelf te interpreteren als symbool voor Suriname, want | |
[pagina 29]
| |
het is in de literatuur meestal zo dat rond het zesentwintigste jaar, tussen het drieentwintigste en zesentwintigste jaar, dat veel schrijvers een soort crisis krijgen, waarbij het bespiegelende Zelf dat ontzettend vervreemd staat tegenover de maatschappij, of gedood wordt, of de overhand krijgt. Nog een belangrijk punt is hierbij, dat Helman nadrukkelijk zegt, en ook in de film die u straks ziet, dat dit verhaal geschreven is vóór Zuid Zuid West. En in de Omnibus laat hij nadrukkelijk Zuid Zuid West er uit, waar hij toch naam mee had gemaakt en neemt hij als eerste verhaal Mijn aap schreit op. En ook als hij in een westindische collectie een verhaal vertaalt, dan is het Mijn aap schreit, en nìet Zuid Zuid West. Men weet het natuurlijk niet honderd procent zeker, maar de weglating zou kunnen zijn, dat in Zuid Zuid West de eenzaamheid toch iets meer overdreven is dan hij zelf zou hebben gewild. Hij schijnt te hebben geschreven onder een te grote invloed direkt van zijn vrienden, van het gedesintegreerde Europa, waardoor hij een té grote projektie heeft gemaakt van de europese desintegratie naar Suriname toe. Want we zien, dat hij toen al eigenlijk bezig was met het zoeken naar de integrerende factoren in | |
[pagina 30]
| |
de surinaamse gemeenschap. In ieder geval, het feit ligt er, dat hij dat verhaal in 1947, het verhaal bij uitstek van de surinaamse desintegratie of gebrek aan integratie, niet opneemt. Dat is misschien een van de duidelijkste voorbeelden van de symboolfunctie van dit verhaal en er zijn ook nog een paar leuke dingen. U weet, het tweede deel van het verhaal heet Intermezzo. Daarin wordt eigenlijk een surinaamse legende verteld. Ik ga dat niet analyseren anders duurt het allemaal veel te lang. Ik wil u er op wijzen dat een hele grote dosis surinaamse, hoe zal ik zeggen, folklore in dit verhaal kan zitten, die Helman verheft tot filosofie. Dat zien we vaak, ook in de psycho-analyse zitten antropologische culturele opvattingen die van overal in de hele wereld Europa zijn binnengestroomd en die dan Jung of zo heten, maar die we eigenlijk bij indianen, en bij bosnegers wellicht ook gewoon terugvinden. Waardoor het voor Helman makkelijker was in deze stroming op te gaan.Ga naar eind13 Die psycho-analyse keert weer terug in een tweede boekje, een weinig bekend verhaal, Serenitas. Dat is een verhaal van een jonge man, die gewoon eenvoudig alles goed vindt. Die verschilt van andere jonge mannen omdat hij juist die botsing | |
[pagina 31]
| |
met de gemeenschap niet heeft. Hij is volkomen geïntegreerd, althans, zo wordt het verhaal vertelde. En als sleutel tot het begrijpen van het verhaal staat dan ervóór, maar het is eigenlijk iets dat je pas moet activeren als je het verhaal helemaal gelezen hebt; er staat: ‘In het dorp waar Dorus altijd gewoond had, werd hij op een zomeravond doodgereden door een vrachtauto. Eerst toen de dokter een sectie op het lijk verrichtte, ontdekte hij dat de mannelijkheid van den vijftigjarige onvolgroeid was en verschrompeld. Ik vermeld dit niet als een sleutel, maar veeleer als een slot op zijn geschiedenis, en om te verklaren waarom de dokter zei: Gelukkig is er niet zooveel aan hem verloren; en waarom de pastoor na de uitvaart van hem sprak als van ‘dat argelooze wezen’. Dit is dus duidelijk, de bedoeling is weer symbolisch: alleen wanneer je die sexuele driften niet hebt, kun je dit bijna ‘heilige’ leven van die man leven in volkomen evenwicht. Er is een ontzettend grappig stukje waarbij die complete naïviteit van deze jongeman blijkt. Hij gaat met een vriendinnetje naar de bioscoop als hij een jongen is, en de mensen zeggen dat hij met haar, ze heet Marie, | |
[pagina 32]
| |
scharrelt: ‘Wat je overigens maar scharrelen noemde, vertelde Marie aan haar vriendin. Ze had toevallig op een avond Dorus in de stad ontmoet, en had hem meegevraagd naar de bioscoop waar ze toch heenging. Met die dooie pierlala was het plezieriger nog dan alleen, en het was waar, hij kon soms geestig zijn en onzin zeggen dat je lachen moest tot bijna wat gebeurde. In de bioscoop was het een liefdesdrama in de Wild-West, en in de spanning van het avontuur drong zij zich dichter tegen Dorus aan; en toen Lilian Gish uit de trein sprong, had Marietje plotseling zijn hand gegrepen, en die vastgehouden op haar schoot, totdat het licht weer aanging. Toen had ze hem gevraagd: “Als mij ook iets zou overkomen, zou jij me dan helpen, Dorus?” “Ik weet het niet”, antwoorde hij. Ze keek hem aan, terwijl het licht reeds langzaam uitging voor de tweede film, en ze zei: “Malle grapjas. Je zou me toch vast helpen?” “Ik denk het wel”, zei Dorus. “Maar je bent zelf mans genoeg,” “Dat moet ik je nog laten zien”, zei het struische meisje, en porde hem in zijn zij. | |
[pagina 33]
| |
“Pas op, ik por je terug”, lachte Dorus. “Heb niet het hart”, fluisterde Marietje, en sloeg haar arm om hem heen. “Verdikkie, ik kan niets meer zien”, zei de jongen.’ En zo verder.Ga naar eind15 Dus wat hij bedoelt is, om die evenwichtigheid waarnaarje eigenlijk aan het zoeken bent, te krijgen, moet het driftleven haast afwezig zijn. Er zijn dergelijke studies gemaakt in het caribisch gebied, maar een bepaalde lijn is er niet tussen het voorkomen van dit gegeven bij Helman en b.v. Roger Mais te leggen. In een ander boek, een píl van een boek, Waarom niet, komen de psycho-analytische motieven en de marxistische, samen naar voren. Er wordt gepoogd om - de maatschappij hebben we gezien is vervreemd, d.w.z. door opvoedingen, door verdringen van sexuele driften bestaan er onlustgevoelens en dergelijkena te gaan wat krijgen we als we nou de mensen anders gaan opvoeden. Zonder al die hebi's, om het zo te zeggen. En daarvoor neemt hij drie kinderen, een meisje Rientje, en twee jongens, Karel en Jan, en brengt ze naar een land. Ze komen daar na een schipbreuk op een eiland bij Ceylon. Dan zien we inderdaad dat het uitmaakt. Want die kinderen slapen naakt. Ze leven gewoon naakt, en ze | |
[pagina 34]
| |
slapen bij elkaar in een grot en ze stoeien met elkaar en ze kruipen bij elkaar, ze voelen elkaars lichamelijkheid volledig. Ze groeien op, helemaal vrij, zonder schaamte en zonder een enkele hebi. Daarna komen ze in de maatschappij, en het blijkt inderdaad dat ze ontzettend sterke, krachtige mensen zijn. Het is niet onmogelijk dat Helman hierbij beïnvloed is door een experiment dat men in Rusland heeft gedaan rond 1923, door een Vera Schmidt. Het is in ieder geval opvallend dat hij namen kent van de kinderen die Vera Schmidt gebruikt heeft.Ga naar eind14 Maar kortom, hij doet het experiment, en dat is dus een duidelijke poging om te wijzen hoe wij uit de vervreemding naar een geïntegreerde maatschappij moeten komen. Later ook, in andere werken, zult u het incest-motief tegenkomen als een aspect van protest. Want juist incest hoort bij de taboes die onze maatschappijen nu eenmaal hebben en waarvan je je kunt afvragen waar ze vandaan komen en of ze nuttig zijn en of het niet anders zou kunnen zijn. En in andere boeken zien we dat hij daar heel opzettelijk en revolutionair dus mee bezig is. Het is interessant natuurlijk, dat hij het over kinderen heeft. Dat komt ook in zijn werk heel | |
[pagina 35]
| |
vaak naar voren. En dat heeft ook een symbolische waarde, omdat in alle maatschappijen, hoe corrupt ze ook zijn, in die zin, hoe ver ze van hun eigen ideaal af zijn, de kinderen natuurlijk altijd vrij zijn, tot een bepaalde leeftijd, tot zij ook corrupt zijn gemaakt, tot zij de idealen van de gemeenschap hebben geaksepteerd. En we zien ook bij hem dat het kind vaak optreedt ook in relatie bijvoorbeeld met de eenzame. En dat is ook een caribisch motief, waar ik nu natuurlijk niet op in kan gaan.Ga naar eind17 Maar ook in gemeenschappen als de onze waar er heel lang een overheersing is geweest, zodat onze waarden gecorrumpeerd zijn, zie je heel vaak dat de kinderen met hun eigen vrije waarden nog hebben. De passage in het boek is erg leuk, waarbij iemand aan land komt bij die kinderen. Die probeert hun allerlei dingen van de corrupte maatschappij waar ze uit zijn weer opnieuw te leren. Gezag en vooral godsdienst. En de reaktie van de kinderen is ontwapenend. Hij zegt hun dat er een God de Vader is die de mensen straft, en de kinderen hebben een plekje, bij een soort vulkaan, dat ze het Bergfornuis noemen, waar ze hun vuur vandaan halen. ‘Rientje kwam een stap naar voren: “Je hebt ons niets te verbieden. We gaan niet weg.” | |
[pagina 36]
| |
-“Jij moest een voorbeeld geven”, zei de man, en stak dreigend een vinger naar haar uit. “Leelijk meisje!” -“Toe, je moet niet boos zijn”, soebatte Jan. “Waarom mogen we nou niet.” Manuel sloeg met zijn arm om hem heen. “Omdat Dios daarboven het niet wil, en heel kwaad zou worden.” -“Gooit hij dan steenen op onze kop als hij kwaad is?” vroeg Karel. “Wat doet hij dan?” -“Dan is er een groot vuur waarin je moet branden. Altijd maar branden.” -“In het Bergfornuis?” vroeg Karel weer. -“Hier om het hoekje”, zei Rientje laconiek. Manuel wist reeds van het Bergfornuis, maar hij was er nog nooit tezamen met de kinderen naar toe geweest. “Laat ons gaan kijken”, zei hij. En toen ze er waren: “Durft iemand zijn hand tusschen de stenen te steken?” -“Welneen. Dan brand je je. Dat doet pijn.” -“Nou”, sprak Manuel, wie ondeugend is wordt helemaal gestoken in zo'n gat met vuur. Met vuur van Dios.” -“Nare Dios”, meende Jan. “Jasses.” En Rientje: “Dat is wreed, dat is gemeen. Griezelig. Je móógt elkaar geen pijn doen, dat weet je toch wel.” | |
[pagina 37]
| |
-“Ja”, antwoordde Manuel, “maar dat gebeurt alleen met slechte menschen. Wie braaf is, wordt beloond. Die mag later naar de vader kijken, ergens hierboven, hooger dan de wolken. Daar is het heel mooi. En altijd feest.” “Zijn er veel menschen?” vroeg Rientje met nadruk. -“Alle brave menschen.” -“En zijn dat er veel?” -“Ja, een heele boel denk ik.” -“Dan wil ik er niets mee te maken hebben”, zei Rientje beslist. “Wat zanik je ook. We zitten hier toch goed. Je wilt altijd weg. Ga dan. Maar wij blijven.”’Ga naar eind18 Enzovoorts. De kinderen zijn dus erg sterk in hun eigen waarden. Ze lachen die vent uit. Uiteindelijk ontstaat er een guerilla tussen die man en de drie kinderen, de oudste is twaalf jaar, waarbij het hun bijna lukt hem in een soort berenval te laten vallen, maar hij ontkomt toch en ze pesten hem van hun eiland. Maar dan komt hij terug met een schip en haalt hen er af en dan zitten ze in de gemeenschap. Maar ze aksepteren haar waarden niet helemaal. Een wordt een felle, terroristische communist, de ander wordt een briljante kapitalist en het meisje wordt het ideaal werkelijk van Helman.Ga naar eind17 Het wordt een soort | |
[pagina 38]
| |
Mater Chaia weer, een soort vrouw die openstaat voor iedereen, die sterk is en die op die manier mannen eigenlijk opvangt. Het is een merkwaardig iets in Helman's werk. De vrouwen zijn ontzettend sterk, ontzettend geëmancipeerd, waardoor de man in haar tegelijk een moeder, minnares, zuster en een kameraad kan hebben. Hier kom ik straks misschien nog even op. En op die manier probeert hij nog steeds die integratie. Dat komt in Orkaan bij Nacht weer terug. Daar zien we weer het gevecht tussen, zoals een van mijn studenten dat heeft genoemd, tussen de romanticus en de man van de werkelijkheid. Dat is met andere literaire termen natuurlijk juist, maar vanuit dat aspect zien we dat het een strijd is dus tussen de desintegratie en integratie. En daarin, en daarom noem ik dat boek, daarin zien we weer dat incestmotief. Die man gaat op een gegeven moment weg van zijn vrouw omdat met haar niet te leven is, niet omdat zij zo erg zou zijn, maar omdat hij de volmaakte liefde wil meemaken. En dan zien we een betrokkenheid op zijn dochter: ‘daar hou ik nou van, en straks gaat ze nou weg, en dan gaat ze naar een andere man en dan verlies ik haar ook’, enzovoorts. En dat is een moedige kwestie om aan de orde te stellen. Als je in | |
[pagina 39]
| |
een gezin bent, dat ‘ei’, en het gaat goed, waarom zou dat weer moeten veranderen; waarom zouden de kinderen sowieso het huisgezin moeten verlaten? Vragen waar we soms nog geen antwoord voor hebben. Die integratie wordt in het tweede deel van het werk steeds duidelijker. Dat tema gaat steeds meer overheersen. En ik geloof dat ongetwijfeld de oorlog ermee te maken heeft. De burgeroorlog in Spanje al, maar zeker ook de oorlog in Nederland (waar Helman, en ook een andere broer trouwens, aan het verzet hebben geparticipeerd), waarbij dan de aktie een rol gaat spelen. En de aktie, wanneer je eenmaal in de aktie bent overgegaan, dan moeten allerlei teoretische vragen zijn opgelost. De twijfel moet opgeheven worden anders kun je niet tot daden komen. Rond die tijd zien we een ander facet. We zien een voorlopige integratie zoals we dat ook in Orkaan bij Nacht hebben gezien. Een integratie weliswaar in eenzaamheid, in stilte, maar omringd door een mannelijke kameraadschappelijkheid. Dat zien we in Rancho der X Mysteries. Hij vindt een goede vriend, een oudere man en hij leeft daar een echt stil leven maar omringd door een toffe Argentijn, een zachtmoedige oudere meneer Salustiano en hij wordt ontzettend verliefd op dat plekje, juist om die, een beetje rauwe man- | |
[pagina 40]
| |
nelijkheid en kameraadschappelijkheid die de plantage omringt. Ook in een voortzetting van deze roman, veel later, Afdeling van de Vulkaan, is het weer hetzelfde motief. Dan is het: de plantage is verloren gegaan en er wordt een poging gedaan door de hoofdpersoon om weer die plantage te krijgen. De integratie gaat door in De laaiende Stilte. Dat is een ander boek weliswaar dan De Stille Plantage van vóór de oorlog, maar het speelt om hetzelfde motief. Er zijn een paar dingen daar die erg doelbewust zijn. U weet, in '48, komt Helman weer hier. In '51 heeft hij een politiek conflikt. Hij is minister van Onderwijs en Volksgezondheid en krijgt ruzie met een dokter Van Ommeren. U kunt het allemaal lezen in de promotie van meneer Ooft.Ga naar eind20 Het leidt tot aftreden van het kabinet. En, ik kan dat niet nagaan, maar men zegt dat Helman daardoor is teleurgesteld en het zou een reden zijn om het boek Laaiende Stilte te schrijven. Men interpreteert dat zo, omdat twee figuren die in De Stille Plantage geen naam hebben, in De Laaiende Stilte wel naar voren komen. Dat wil zeggen, met duidelijke namen, en die als wreedaards door de hoofdpersoon worden aangeduid. Dat zou dan een | |
[pagina 41]
| |
soort wraakneming zijn, iets dat inderdaad vaker bij Helman voorkomt, dus het kan. De vraag is alleen of dat de dominerende reden is geweest om het boek opnieuw te schrijven. Ik lees u die passage even voor waarop Agnes helemaal incoherent, dus het moet wel bedoeld zijn, want het past niet in de manier van denken van de hoofdpersoon, aan het vloeken slaat. Ze houdt zich veel vaker met 't heden en verleden bezig en ineens gaat ze hier een soort toekomstvoorspelling doen! ‘Pas op voor de Schotse bastaards, voor de verspiller van bloed, voor de zelf in zijn bloed getekende! Hoed u voor de creolen, voor de halfbloeds, de ontaarden, zij wier land ten ondergang gedoemd is, omdat hun hand zich keert tegen datgene waaruit zij zelf zijn voortgekomen; gedénatureerde wezens die het gevaarlijkst zijn voor hun eigen kroost. Bij hen is de slaafsheid bezegeld door de vermenging; vandaar hun sluwheid gepaard met onverstand; hun wulpsheid gespeend van liefde; hun dorst naar macht, verschroeid door krachteloosheid; hun begeerte naar weelde, onverzadigbaar door domme spilzucht. Wee dit land, dat nooit het hunne zal zijn, maar alleen de insecten en wormen, de zwammen en schimmels zal toebehoren, wijl het slechts zieke, tot in hun merg verdorven en laffe | |
[pagina 42]
| |
kinderen voortbrengt. De witte pieren en de donkere vlooien, de teken en de grasluizen, maar vooral de nijvere mieren uit het oosten zullen het eenmaal veroveren; dan zal geen neger, geen bastaard en zelfs geen opstandige Indiaan hier anders dan dienstbaar en slaaf der kleinste veroveraars zijn. De sprinkhanen uit het Noorden zullen de bossen bevolken en zó kaal de velden vreten, dat zij tot diep in de aarde nog zullen woelen naar meer. En er zal niets anders meer langs de rivieren zijn dan wanhoop en dorst; kaalgeschoffelde graven waarin zelfs het gebeente vergaan is van hen die de slachtoffers werden. O, de MacFarley's, die schurken! En o, wie hun medeplichtigen zijn, - de Dassen en Buysen, en wij die te week, met teveel idealen, te weinig gehardheid de strijd hier aanvaardden en net zo verloren als alles wat goed is verloren gaat binnen de toverban van dit geschonden, bezoedelde land.’Ga naar eind19 Dat is er zo ineens uit gekomen. Maar een schrijver geloof ik, is net als een politieagent. Hij heeft een revolver opzij maar hij mag hem niet gebruiken te gauw, vind ik persoonlijk, om te gauw op willekeurige vijanden te schieten. Hij | |
[pagina 43]
| |
moet eerst drie keer in de lucht schieten. Deze uitbarsting is natuurlijk vanuit het schrijverschap gezien een soort, ja, een soort wild schieten ten aanzien van de personages, maar misschien begrijpelijk. En toch geloof ik niet helemaal dat dat het doel is geweest om het boek te herschrijven. Juist omdat het zo fel is. Ik geloof dat als het de bedoeling was een soort wraak te nemen, dat het veel geplander zou zijn gegaan, veel meer volgens de regels der schrijfkunst. Er is iets anders wat misschien de zaak duidelijk maakt en ook het boek in een groter geheel plaatst. Op het moment dat het boek geschreven wordt, dan is het 1952. En in die periode is de component van de integratie ontzettend sterk bij Helman. Dat is al begonnen in 1945 met het boekje Suriname op de Tweesprong. Dat is een klein pamflet en daaruit blijkt toch wel dat de Surinamers in Nederland gedurende de oorlog ook bezig zijn geweest met Suriname. We hebben gezien, er waren gedichten over en weer. En men vond een pasklaar programma van wat er met Suriname zou moeten gebeuren, inhakend op de rede van koningin Wilhelmina in 1942. En daarin is opvallend de integratie, de vraag om gelijkheid. Het anti-racisme, waar hij zich in de oorlog voor had ingezet. De | |
[pagina 44]
| |
roep om eenheid, een zes programmapunten, waarvan dit de meest saillante is. Eenheid en gelijkheid moeten in dit land komen. In 1950 schrijft hij een ander boekje,Ga naar eind20 Suriname's nationale aspiraties, waarin weer op de eenheid wordt gehamerd, waarin hij een programma maakt voor een cultureel politieke ontwikkeling van Suriname, waarin ook de nadruk wordt gelegd op de produktie, op culturele verheffing, volksgezondheid, een redelijk economisch plan, niet al te socialistisch zoals men uit zijn voorgaande werken zou hebben verwacht, maar misschien wel een soort compromis. Maar hoe dan ook, er is die grote drang naar integratie. En als we vanuit dat oogpunt het werk bezien, dan zou het kunnen zijn dat de twijfel, het weifelen van De Stille Plantage overwonnen moest worden in de nieuwe roman. In De Stille Plantage, en ik neem alleen maar de kern van het verhaal, hebben we met een Agnes, een vrouw, één van de zusters van Raoul te maken, die verliefd is op een neger, Isedore. Maar ze kan niet tot iets komen, er kan niet een band ontstaan. En die band komt niet, omdat de schrijver dus dat duidelijk niet ziet, en misschien ook niet wil, maar in het verhaal van | |
[pagina 45]
| |
1952 zien we dat dit wel komt. Er is enige twijfel bij mensen die dat tweede werk analyseren of dat zo is, omdat er nergens staat van Agnes, ik ben met Isodore naar bed gegaan, of zoiets. Maar dat kan er ook niet staan, omdat de stijl van Helman wat sexuele dingen betreft erg verhuld is. Maar er staat toch genoeg om aan te nemen, dat ze het wel gedurfd heeft. En ik geloof wel, dat behalve wat schrijversfouten die in het eerste boek waren en de zucht die te verbeteren, duidelijk de behoefte is geweest een verbondenheid met de laagsten van het land, die ook gerealiseerd is in de politiek, al is het korte tijd maar, er is dat monsterverbond gekomen in de NPS waarin én lichtgekleurden én zwartgekleurden zaten. Dat zou volgens mij een veel beter kader zijn om het boek, De Laaiende Stilte, in te plaatsen. Er komt bovendien een ander boek, Mijn aap lacht, waarin op een veel duidelijker manier, op de manier van de schrijver, zou ik haast zeggen, wraak wordt genomen. En daarom geloof ik niet dat wraak het uitgangspunt kan zijn geweest van De Laaiende Stilte. In Mijn aap lacht wordt duidelijk wèl een teleurstelling kenbaar gemaakt. Paramaribo wordt bijvoorbeeld Beuls Erbarmen genoemd. Dat staat dan loodrecht tegenover Bel Exil, wat we in De Stille | |
[pagina 46]
| |
Plantage hebben. De begrippen Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap, de burgerlijke begrippen van de Franse Revolutie worden belachelijk gemaakt door de aap. Vrijheid heeft geen zin als je je niet in 't leven kunt houden. Gelijkheid bestaat niet. Hier gaat Helman fel in tegen de koloniale hokjesgeest van vooral de blanken die de zwarten discrimineren, en Broederschap, dat betekent in het algemeen dat hij ook bij zijn eigen mensen de verstotene is. Dus het is een veel duidelijker satire. Er komen trouwens ook allerlei mensen in voor waarvan je voelt dat ze met de maatschappij van dat moment te maken hebben. En dan een van de laatste boeken die ik aan de orde stel, dat is De Medeminnaars. We hebben gezien dat desintegratie wordt overwonnen in pogingen tot integratie die soms lukken, soms niet. En dan ontstaat er zelfs een gevoel van vrijheid. En ik geloof dat het in De Medeninnaars de bedoeling is geweest om het gevoel van vrijheid gewoon voorop te stellen. In de Medeninnaars zien we nl. dat het incestmotief dat vaker in zijn werk speelt, botgevierd wordt. Er is een twintigjarige jongen, die heeft een maitresse die hem zo verschrikkelijk voor de gek houdt dat hij d'r bijna gek van wordt. | |
[pagina 47]
| |
Ondertussen blijkt dat zij met z'n vader gaat, de minnares is van zijn vader, van zijn broer, van z'n leraar op school, en van nóg iemand! Het grappige is nu, dat het boek ontzettend lijkt op Mijn aap schreit. Daar was de hoofdpersoon ook in een onontwarbaar net. En daar verkoos hij, dat fijne, dat naieve in hem te doden. In De Medeminnaars is de schrijver zo sterk, dat hij het idee verandert. De hoofdpersoon doodt niet het weifelende in zichzelf. De hoofdpersoon gaat in op de gemeenschap, op het meisje als vertegenwoordigster van zijn ongeluk. De hoofdpersoon doodt het meisje. Als U die twee boeken vergelijkt, dan ziet u dat het een groei is van Mijn aap schreit, een aktie, wraak op de gemeenschap. Kortom, als ik kan samenvatten, we zien in Helman's werk, vooral in het eerste deel, de desintegratie en er zijn nog andere werken dan hier genoemd. Een van de mooiste, wat ik zelf eigenlijk het mooiste vind, heb ik niet eens aan de orde gesteld, dat is -S Menschens Heen en Terugweg, waarin u in het eerste deel, de Brief, te maken hebt met het existentialistisch motief. Men krijgt een brief, ik stel het toch gauw even aan de orde, men krijgt een brief die men aan | |
[pagina 48]
| |
een grootheid aan de andere kant moet brengen en dan heet het dat dat zal bijdragen tot de vrede. En aan het eind ontdekt u dat de brief aan uzelf was gericht. Het is duidelijk een interpretatie van het existentialisme: Het gaat om je eigen persoon. En dan, daartegenover, 's menschens terugweg, dat deel heet Het Ei. Dat is een verhaal van een kleermaker van wie de vrouw sterft en die dan met zijn nicht gaat trouwen en die door haar helemaal als door een moeder verzorgd wordt, hij wordt namelijk ziek, en is zo totaal overgeleverd aan die vrouw, dat hij zelf ook denkt dat hij in een ei terug is gekropen, terug in de buik van de moeder. Wat een van de psycho-analytische motieven van Helman is. Een motief dan niet van Freud, maar van een medestander van Freud, Walter Groddeck, nl. dat het hele menselijke leven ziet als een teruggaan naar de staat van evenwicht in de buik van de moeder, en zelfs in de fase van de conceptie.Ga naar eind21 Kortom, we zouden daar langer over kunnen praten, maar het komt erop neer, dat Helman een schrijver is die de grote vraagstukken, het grootste vraagstuk van onze tijd in al z'n facetten heeft belicht en heeft willen inter- | |
[pagina 49]
| |
preteren, omdat interpreteren en begrijpen juist ook in het existentialisme een van de manieren is om de werkelijkheid aan te kunnen en te overwinnen en die hierin ook in zekere mate ook is geslaagd. Hij heeft de consequenties van het begrijpen ook voor zichzelf geaccepteerd en, voor zover hij kon, geprobeerd zich te integreren. Maar wie zal bij zoveel desintegratie als ik hier geschetst heb, volledig in een intergratie kunnen slagen?
Op een lezing op vrijdag 17 juni, noemde ik Helman's laatste boek ‘Facetten van de surinaamse samenleving’,22) een soort handtekening onder zijn werk. Deze lezing werd niet op de band opgenomen. Ze kan als volgt worden samengevat. Terwijl we in ‘Culturele Mozaiek van Suriname’23) met een inventaris van de uitgebreide Surinaamse cultuur te maken hebben, een ‘wetenschappelijk’ werk, gaat de jager Helman in ‘Facetten’ verder op zoek naar integrerende factoren, een kenmerk dat, zoals we eerder zagen, in het tweede deel van zijn werk overheerst. Nu is de manier waarop Helman hier naar integratie zoekt zeer verrassend. Meestal wordt bij dit | |
[pagina 50]
| |
soort zoeken in verband met Suriname nl. vooral kwantitatief te werk gegaan: Hoeveel Creolen zijn er nu zo zoetjesaan getrouwd met hoeveel Hindostanen, hoeveel van de verschillende etnische groepen zitten samen op school, en dergelijke. Er is daarbij dan misschien de heimelijke hoop, dat iedereen zo gauw mogelijk zijn kenmerkende barrières zal opgeven, z'n hebi's, zodat er gauw een grote moksipatoe bereid kan worden. Helman gaat in Facetten nu een andere, betrekkelijk nieuwe weg op; hij gaat kwalitatief te werk. Staan al die groepen cultureel zo ver van elkaar af als ze denken? Hij ontdekt verrassend veel overeenkomsten, vooral in het magisch-religieuse denken, dat kenmerkend is voor alle groepen. Verschilt het godenpantheon der Bosnegers eigenlijk zoveel van dat der Hindostanen, om maar twee uitersten te noemen?! De groepen blijken volkswijsheid gemeen te hebben en volksgeneeskunde en in de grote smeltkroes die de stad nu is, leven ze onder dezelfde omstandigheden in de cultuur van de armoede. Het boek ‘Facetten van de Surinaamse samenleving’ staat daarom diametraal tegenover Zuid Zuid West, maar hangt er toch nauw mee samen; | |
[pagina 51]
| |
tegenover de kwantitatieve verscheidenheid aar de oppervlakte, staan hier de kwalitatieve overeenkomsten in de diepte. Facetten is een moedige poging van Helman, definitief de desintegratie te overwinnen, een pogingook om de internationalist die hij door omstandigheden geworden is te verbinden met de nationalist die hij toch ook graag heeft willen zijn. |
|