Gedichten. Deel 2(1685)–Joannis Antonides van der Goes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op d'afbeeldinge Van Tobias Govaerts vanden Wyngaert. d'OUdvader wort ons dus in 't koper afgebeelt; De Wyngaert, die, byna een reex van vyftig jaren In kerkdienst uitgeslooft, een oogst van vruchten teelt, Zoo vol van nut, als hy besneeuwt van zilvre haren. 's Mans ongeveinsde deugt en deftig aengezicht, Leert d' onbesnede ziel haer' kristelijken plicht. De teikenkunst vertoont alleen zijn sterflijk deel; Maer zijn ootmoedigheit en onbesproken leven, Dat alle verwen dooft, volmaken hem geheel: Die worden niet geschetst noch in metael gedreven. 't Onsterffelijke treet het sterffelijk voorby. Zoo wacht hy 's levens kroon ten einde van zijn ty. Vorige Volgende