Uit het hart!
(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
[pagina 198]
| |
Ik ken eene vrouw of een maged,
Zoo snood als de nimf van het lied;
Haar schoonheid is even verleidend,
Maar zingen behoeft ze niet.
Men ziet ze langs straten en wegen,
Men vindt ze op het feest, in de kerk;
Zoo glansend en diep zijn haar oogen,
Haar boezem zoo koud als een zerk.
Zij zingt niet zoo als de nimfe;
Maar sterker dan woorden en zang
Bedwelmen haar groen-blauwe oogen,
En nemen het hart in bedwang.
Dan drijft u op hare stappen
Een onweerstaanbaar gevoel;
Haar blik lonkt zoo lokkend en machtig,
Haar harte blijft immer koel.
En met haar groen-blauwe oogen
Heeft ze een maal gezien naar mij;
| |
[pagina 199]
| |
Sinds hoor ik in 't diepst mijner ziele
Een wondere melodij.
Des dages, door 't woelige leven,
En ook in den stillen nacht,
Klinkt immer en immer en immer
Een stemme zoo heimlik en zacht.
Zoo heimlik en zacht is die stemme;
Toch bruisen mijn zinnen en bloed;
Zoo week is de blik dezer oogen;
Toch brandt hij met zengenden gloed.
Ik wil aan den toover ontsnappen
En 'k volg steeds, bedwelmd en gedwee...
Eensdaags zal dat oog mij verslinden
Als de afgrond der kuilende zee.
|
|