Geen kind raakte het eten aan, voor zijne ouders het hem gegeven hadden.
Als zij meer wenschten, dan vroegen zij zeer beleefd om hetzelve.
Zij zagen ook niet ontevreden, als de eene iets meer kreeg dan de andere.
Ieder kind was dubbel tevreden met hetgene hem zijne ouders gaven.
Toen zij gedaan hadden met eten, dankte Hendrik:
Goede God! Gij hebt ons door spijs en drank versterkt, en ons daardoor nieuwe krachten gegeven, opdat ieder zijn werk zou kunnen verrigten. Schenk ons verder uwen zegen, en maak ons dankbaar voor alles, wat wij van uwe goedheid ontvangen. Amen.
Des avonds zit Hendrik met zijne broertjes en met zijn zusje bij zijne ouders. De vader vertelt hun dan veel goeds, en leert hun, hoe zij handelen moeten om brave menschen te worden.