Parysche bruiloft
(1958)–Reyer Anslo– Auteursrechtelijk beschermdVyfde bedryf.
Catryn. Anjou. Guise. op de galdery.
De nacht is weghgejaagt. wat of de zon verlet
Dat zy voor ons zoo traag komt rijzen uit haar bedt?
Of martze om ons van daagh op ons geluk t' onthalen,
1675[regelnummer]
Met herelijke glans en fijner goude stralen?
Rijs op ô morgenzon, zoo zien wy of te nacht
Het koninglik bevel al naarstig is volbracht.
guise
Mijn hert, dat zoo veel bloets heeft haastig ingezogen,
Is nu verzaadt, en zoekt de lusten van haar oogen
1680[regelnummer]
Te boeten, als het ziet die uitgestrekte doôn,Ga naar voetnoot1680.
Gesmeten voor het hof gelyk ik hadt geboôn.
| |
[pagina 150]
| |
anjou
Ik zie, zoo veer ik zie, de bruine nacht aan 't wyken,
Voor 't altesterke licht, een roode berg van lyken
Met lyken opgehoopt, nae 't slot toe heen gevoert.
1685[regelnummer]
Ik zie hoe deez' zyn arm en die de benen roert.
catryn
'k Ben niet alleen verheught, maar voel nu daar beneven
Dat die zyn vyandt doot, geniet een dubbelt leven.
zy klimmen om laag.
Men wensch met al het hof den Koning nu geluk,
Die geeve in volle dank voor dit uw meester stuk.
Hier op komen de soldaten van het hof met het hooft van d' Ammiraal op een spiets.
Karel. Catryn. Anjou. Guise. Car. van Bourbon.
1690[regelnummer]
Ay my! waar is die geest zoo schichtig heen gedreven?Ga naar voetnoot1690.
Ik dorst niet bidden, dat hy my weer zou vergeven
't Geen onvergeeflyk is, voor eeuwig en altoos.
Wie heeft my zoo verleit en uitgemaakt zoo loosGa naar voetnoot1693.
Dat ik my zelf bedrieg? nu moet ik my vervloeken,
1695[regelnummer]
En haar die niet ontzien dit voor my op te zoeken.Ga naar voetnoot1695.
catryn
Zoo wordt de straf haar loon, en treft nu te gelyk
De haters van uw staf, en muyters van uw ryk.
Zoo moet het haar vergaan die tegen u zich kanten.
Nu draaght een spiets het hooft van 't hooft der vloekverwanten.
1700[regelnummer]
Zoo hecht die nooitvolpreze en loffelyke list,
Een perel aan uw kroon.
| |
[pagina 151]
| |
karel
Een nagel aan myn kist.
Weg met dat hooft. ik schrik.
anjou
Wat schrik heeft u gedreven?
guise
Ontziet g' hem na zyn doodt, dien gy niet vreesde in 't leven?
karel
Weg met dat hooft.
cardinaal van bourbon
Wat 's dit? hoe zyt gy zoo verbaast?
karel
1705[regelnummer]
Myn afgewoede wraak nu op my zelve raast.Ga naar voetnoot1705.
O bange droom! de tyt zal wondren van u zeggen.
catryn
O bange droom? wat 's dit? gy dient dat uit te leggen.
karel
Noch speelt my voor het oog, noch dunkt my dat ik zie
De bleekgedane schim en geest van Teligni
1710[regelnummer]
Ik vong zyn nare stem, met myn besturven ooren.Ga naar voetnoot1710.
En schrikte van het zien. nu schrikt gy licht van 't horen.
Ik was in deze stoel aan 't sluimeren geraakt,
Benaauwt om d' Ammiraal die ik heb afgemaakt.
Ach had ik hem gespaart! ach was hy niet verslagen!
1715[regelnummer]
Dit hoorde ik in myn droom zyn droeve dochter klagen.
ô Vader, heeft de wraak het zoo op u gemunt,
| |
[pagina 152]
| |
Dat zy u 't leven rooft en my uw lyk misgunt?Ga naar voetnoot1717.
En gy, myn Teligni, hoort gy Loyze spreken?
En spreekt gy niet weêrom; zoo toon haar toch een teken
1720[regelnummer]
Dat gy in 't leven zyt, of zy u garen zag,
Zy wenscht dat gy by nacht toch niet komt voor den dag.
Hier op sprak Teligni. ik kan geen vrees ontvluchten.
My volght het geen ik vlie. maar och wie hoor ik zuchten?
Zyt gy 't myn lief Loyz'? zyt gy 't? waar blyftge nu?
1725[regelnummer]
Zyt gy om my bevreest? ik noch veel meer om u.
Ik zal by u om laag neêrdalen van de daken;
Om u, en zoo myn ramp, noch nader te genaken.
Maar och ik hoor gerucht. waar vinden wy een wyk
Voor u, myn lief, en my en waar myn vaders lyk?
1730[regelnummer]
Hier wort hy op vermoordt. de doot klom van beneden
Tot na zyn herte toe, en d' ongequetste leden
Zyn van de doot gequetst. dus smorende in zyn bloedt,
Zoo klaagd' hy, om zyn vrou bekommert in 't gemoedt,
Ach wist ik voor myn doot van 't leven van Loyze!
1735[regelnummer]
Ik die het al verlies, vrees haar noch te verliezen.
Myn leven, sprak hy, (en zyn leven ging tot niet)
Ik schiet 'er 't leven in, maar zoo gy overschietGa naar voetnoot1737.
Zoo troost het my. hier op quam schielyk aangevlogen
Zyn trouwe gemalin, die in haar droevige oogen
1740[regelnummer]
Haar laatste tranen hadt, en knielende by 't lyk,
Geleekze 'er zellef een, bekladt met bloedt en slyk.
Toen sprakze; (daar de Moordt haar man had neergeslagen
En zy niet uitgeklaaght, en weder stof tot klagen)
ô Waarde lief, gy zult het my vergeven
1745[regelnummer]
Dat ik voor u geen tranen heb gespaart;
Die heb ik al vergoten by uw leven.
Myn vaders doot was al myn traanen waardt.
| |
[pagina 153]
| |
Myn stem wil my niet meêr ten monde uitbreken.
Och mocht ik maar, om nieuwe ramp bedroeft,
1750[regelnummer]
Van deze rouw met stomme tranen spreken!
De droefheit heeft myn herte toegeschroeft.
Helaas mag my de doot dan niet gebeuren?
Zy neemt myn hoop myn troost, en laat aan my
Niet over, dan dat ik daar om moet treuren.
1755[regelnummer]
Of voelt zy niet de droefheit die ik ly?
Heeft zy op my haar pylen al verschoten
Eer zy my treft? is nu haar maght gedaan?
Of zyn haar nu de handen toegesloten?
Of kanze my geen meerder wonden slaan?
1760[regelnummer]
Myn Teligni, gy wiert altyt voor henen
Uw leven lang van duizenden benydt,
En een alleen zal maar uw doodt bewenen,
Tot dat de Doodt van 't wenen haar bevrydt.
Zy is 't alleen die myner kan erbarmen.Ga naar voetnoot1764.
1765[regelnummer]
Wie voor haer schrikt, ik ben op haar belust.
Zy kom vry aan. ik zal met oopen armen
Haar gaan te moet. ik wacht van haar myn rust.
Holt over al de Moordt door al de straten?
En slaatze deze straat alleen voor by?
1770[regelnummer]
Is nu by nacht de Wreedtheit uit gelaten
Op ieder een, behalven maar op my?
Dus klaagde 't levend lyk, zyn afgetreurde vrou,
Geperst van d' algemeene en van haar eyge rou,
By haar vermoorde man, in 't midden van de lyken,
1775[regelnummer]
Gereedt om met dat pandt na huis toe heen te stryken.
Maar ziet, terwylze klaaght, die voor geen sterven vreest,
Zoo quam van achtren op haar mans verslage geest:
En sprak tot haar myn lief. zoekt gy my by de dooden.
'k Ben by de levenden, en alle ramp ontvloden,
| |
[pagina 154]
| |
1780[regelnummer]
En van uw heil bewust; denk om geen tegenspoet,
Wanneer de nieuwe hoop het oude leedt verzoet.
Gy zyt nu op het hoogst, en hebt het al verloren:
Maar als de droefheit sterft, dan wort de vreught geboren,
Die hanght u over 't hooft, dies ziet dat gy uw leedt
1785[regelnummer]
Noch nooit te veel gedenkt, noch nooit te veel vergeet.
catryn
Met wat voor troost kon hy Loyzes leedt verzachten?
Die 't al verloren heeft behalven droeve klachten.
karel
Ziet sprak hy, dat gy niet te jammerlyk beschreit
Uw weduwlyken staat. u wort wat groots bereit.
1790[regelnummer]
Gy, die my nu bedroeft de leste eer wilt bewyzen,
Zult, door uw twede trou tot aan de starren ryzen,Ga naar voetnoot1791.
En wezen, tot in top door 't milt geluk gestelt,
De Moeder van die zoon, de vrou van zulk een Helt,
Oranje toegenaemt, die zware zwarigheden,
1795[regelnummer]
En heeft veel zuurs bezuurt, en zoo veel leedts geleden,
En ook, op dat de staat moght vry zyn, jaar op jaar,
Veel onweers afgeweert, gevaren door 't gevaar.
Tot dat hy op het lest, om Nederlandt t' hervormen
Zoo lang heeft uitgehart, zoo lang en harde stormen;
1800[regelnummer]
Al eer hy, door de hoop van een geruster tyt,
De hoop en vrees van Flips, van vreemt gewelt bevrydt;
Dat 's Neerlandt daar het bloedt, gevloten uit de wonden,
Hadt lang een stroom geweest, hadt het een kolk gevonden;
En nooit een eindt van 't leedt, hadt het de slaverny
1805[regelnummer]
Niet eerder afgeleit, als Flips zyn dwinglandy:
Zoo dat het voor dat landt een weldaat schynt te wezen,
| |
[pagina 155]
| |
Dat daar zoo groot een storm is heftig opgerezen,Ga naar voetnoot1807.
En daar na weer bedaart. nu haar verheve staat
Ryst, als de guide Zon ryst in de dageraat,
1810[regelnummer]
En stelt in 't landtbestier, tot al des Werelts wonder,
De vryheit in 't gemeen, de Staten in 't bezonder.
Dat is Oranjes werk, die, aan dat volk getrou,
En om uw Vaders deught u neemt voor echte Vrou.
Maar ach! wat is de vreught in Hollandt uitgelaten,
1815[regelnummer]
Als gy, tot hulp en troost van Neerlandts onderzaten,
De blyde moeder wort van Frederik Hendryk
Die volgende zich zelf, heeft niemant zyns gelyk:
Als elk is eer vermoeit hem na verdienst te pryzen,
Dan hy, ten dienst van 't landt, zyn deugden te bewyzen.
1820[regelnummer]
Zyn onvertzaagde moedt heel Spanje maakt vervaart:
Zoo dat de schrik van hem doet meerder dan zyn zwaart.
Dan ziet de dwingelandt zyn domheit in het stryden,
Met hem, die alles doen en meerder noch wil lyden,
Om 's vryheits errefgoedt, dat zal hy ongeschent,
1825[regelnummer]
Gelyk zyn eygen hart, bewaren tot het ent;
Die over al vermaardt, en doende voor hem strykenGa naar voetnoot1826-1830.
d'Ontzaghelyke moedt van groote Koningkryken,
In 't opstaan van de Zon, zyn zegen op ziet staan,
En in haar ondergang, zyn vyandt ondergaan.
1830[regelnummer]
Tot dat hy door de krygh, zoo loffelyk begonnen,
Alle andren overwindt en zelf niet wort verwonnen;
Dan zoekt de Spaansche Vorst, te scheiden van 't gevecht,
Verwonnen door de kryg en teffens door het Recht.
Zoo komt uw droefheit noch op blyschap uit te lopen.
1835[regelnummer]
Ik hou van zeggen op, houdt gy niet op van hopen:
Maar vraag niet heel belust te weten, met wat doodt
| |
[pagina 156]
| |
Gy zien zult neêrgevelt, uw tweden bedtgenoodt.Ga naar voetnoot1837.
Ik zeg u van uw vreught, en zoek u dat te helen.
Zoo zelden is 't geluk volmaakt in alle delen.
anjou
1840[regelnummer]
Wat wonderen zyn dit? Wat vreemder nachtgezicht?
guise
Is dit u in de slaap verschenen by het licht?Ga naar voetnoot1841.
karel
Dat was van 't huwlyxheil dat haar te beurt zou vallen.
Toen sprak de geest, vol wraak, van 't noodtlot van ons allen;
En loofde my, en al de Heeren van myn Staat,Ga naar voetnoot1844.
1845[regelnummer]
Voor d'euvlen dezer nacht een euvle dageraadt.
En dat het nu met my geen twee jaar aan zal lopen,
Of dat ik spuw het bloedt dat ik heb ingezopen,
En dan van ziekte sterf; gy, die de Poolsche kroon,Ga naar voetnoot1848.
Zult voeren buyten 't ryk, op een uit heemsche troon
1850[regelnummer]
En u in deze moordt voorbarig zoekt te wreken,
Zult worden met een mes noch in uw buik doorsteken:
Gy Guise, al meê vermoort, als die te ver gevoert
Door staatzucht, deze staat oproerig hebt beroert.
Dan stort gy zelf Mevrou, niet ziende uw staat te redden,
| |
[pagina 157]
| |
1855[regelnummer]
Een weynig na zyn doodt van ongenucht te bedde.
En gy, ô Kardinaal, al roeptmen u door 't ryk
Voor Vrankryx Koning uit, zult worden noch een lyk,
Daar gy gevangen zit, en na verscheide stryden,
Afleggen op een tyt uw leven en uw lyden.
1860[regelnummer]
Dan zal de Fransche kroon, uit veel gevaars gebracht,
Verwisselen van stam verandren van geslacht,
En dalen op Bourbon, die stout om 't lyf te wagen,
Kan beter ongeluk dan ongelyk verdragen.
Dit alles sprak de Geest. ik schuldig aan dit bloedt,
1865[regelnummer]
Zie nu al reê van ver de waarheit te gemoedt;
En dat ik eer en eedt en alles heb vergeten.
Ik sloeg aan hem de handt, maar eerst aan myn geweten.
Zoo ben ik zelf verleit, als een die, veel te stout,
Zich in de jacht verloopt, door 't ongebaande woudt;
1870[regelnummer]
En volgende op het spoor der snelle hazewinden,
Zich zelf verliest in steê van 't schuwe wilt te vinden.
|
|