Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek
(2004-)–Wim van Anrooij, Ingrid Biesheuvel, Karina van Dalen-Oskam, Jan Noordegraaf– Auteursrechtelijk beschermdZwaan, F.L.Zwaan, Frederik Lodewijk * 8 oktober 1906 Jokyakarta; † 3 mei 1984 Alphen aan den Rijn, taalkundige en filoloog.
Zwaans vader was gereformeerd predikant, aanvankelijk in Jokyakarta (Nederlands-Indië), later in Den Helder, waar Zwaan in 1924 het hbs-diploma behaalde. Om Nederlands te kunnen studeren, bereidde hij zich zelfstandig voor op het staatsexamen klassieke talen en slaagde daarvoor in 1925. Hij schreef zich in aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, legde in 1932 het doctoraalexamen Nederlands af, trouwde en vertrok als leraar naar Semarang (Nederlands-Indië). In 1938 kwam het gezin met verlof naar Nederland. Zwaan besteedde zijn verlofperiode aan het schrijven van zijn proefschrift: Uit de geschiedenis der Nederlandsche spraakkunst. Grammatische stukken van De Hubert, Ampzing, statenvertalers en reviseurs, en Hooft, uitgegeven, samengevat en toegelicht. Kort na zijn promotie op 19 juni 1939 vertrok Zwaan opnieuw naar de archipel, ditmaal werd Medan zijn standplaats. In 1942 brak in Indië de oorlog uit. Zwaan werd als krijgsgevangene te werk gesteld aan de Birmaspoorlijn. In 1945, terug uit gevangenschap, kreeg hij de opdracht in de Minahasa (Celebes) een hbs op te richten, waardoor de familie Zwaan pas in 1948 met verlof naar Nederland kon. Na het verlof vertrok Zwaan opnieuw naar de tropen, ditmaal als directeur van het Christelijk Lyceum in Bandung. De dreigende politieke situatie in Indonesië dwong hem in 1954 voorgoed naar Nederland terug te keren. Hij werkte enkele jaren als leraar aan het Christelijk Lyceum aan de Moreelsestraat in Amsterdam. Van 1954 tot zijn pensionering in 1974 doceerde hij aan de opleidingen voor de middelbare akten Nederlands A en B van de Vrije Leergangen te Amsterdam moderne en historische taalkunde en zeventiende-eeuwse en middelnederlandse tekstinterpretatie. Tussen 1959 en 1967 had hij bovendien een leeropdracht aan de Vrije Universiteit voor het geven van colleges zestiende- en zeventiende-eeuwse tekstinterpretatie. Buiten zijn officiële taken om gaf hij daarnaast colleges moderne taalkunde, omdat hij vond dat het curriculum aan de VU te eenzijdig historisch gericht was. Na zijn pensionering woonde hij van 1975-1979 in Jeruzalem, kon daar niet aarden en keerde daarom terug naar Nederland. Zijn laatste woonplaats was Alphen aan den Rijn, waar hij op 3 mei 1984 overleed. Zwaan was een diepgelovig mens die zich verwant voelde met Constantijn Huygens door de wijze waarop deze zijn geloofsovertuiging in zijn poëzie uitdroeg. | |||||||
Ontwikkeling en karakteriseringZwaan, opgeleid als historisch taalkundige, had bijzondere belangstelling voor de wijze waarop het denken over spraakkunstige problemen in het Nederlandse taalgebied zich ontwikkelde. In zijn dissertatie wordt de worsteling zichtbaar van P.C. Hooft en andere in grammatica geïnteresseerde zeventiende-eeuwers met de problemen van de nog niet gestandaardiseerde Nederlandse schrijftaal. Na zijn benoeming aan de opleidingen voor middelbare akten Nederlands van de Vrije Leergangen te Amsterdam wordt zijn werk gekenmerkt door twee aandachtsgebieden: de vernieuwing van de traditionele grammatica en de grammaticale eigenschappen van oudere taal, het zeventiende-eeuws in het bijzonder. Beide aandachtsgebieden komen samen in de indrukwekkende reeks tekstuitgaven die hij tussen 1960 en 1984 alleen of in samenwerking met anderen verzorgde. Om de oude teksten voor de moderne lezer toegankelijker te maken, gebruikte hij in zijn taalkundig commentaar eigentijdse grammaticale begrippen. De taalkundige publicaties van Zwaan hebben een polemisch karakter. Zij getuigen van zijn grote betrokkenheid bij de discussies over de vernieuwde inzichten in de grammatica van het Nederlands die kenmerkend zijn voor de groep taalonderzoekers rond A.W. de Groot. Het werk van Zwaan is daardoor te karakteriseren als gematigd structuralistisch. Typerend voor hem zijn de scherpzinnige taalanalyses en het zoeken naar criteria om het voorzetselvoorwerp als zinsdeel te definiëren. Van groot belang is zijn inzet om in aansluiting bij het werk van H.F.A. Van der Lubbe het problematische begrip ‘bepaling van gesteldheid’ grammaticaal te funderen en de bijbehorende terminologie te vernieuwen. Tussen 1960 en 1968 werkte Zwaan mee aan de twee delen Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek, voorbereidende tekstuitgaven voor een onderdeel van de grote Hooft-editie. Het project stond onder leiding van W. Gs Hellinga. De tekstuitgave van de lyrische poëzie van Hooft moest de opvolger worden van de eerste uitgave naar de handschriften van Leendertz-Stoett aan het eind van de negentiende-eeuw. De bedoelde uitgave zag echter pas in 1994 het licht in een editie verzorgd door P. Tuinman en G.P. van der Stroom. In aansluiting op het project verzorgde Zwaan ook de commentaren bij de brieven van Hooft die H.W. van Tricht uitgaf tussen 1976 en 1979. Het grootste deel van Zwaans filologische oeuvre wordt echter gevormd door de tekstuitgaven van vrijwel alle belangrijke grote gedichten van Huygens. Hij trad bovendien veelvuldig in discussie met anderen, hetzij over de interpretatie van een woord, hetzij over een gedicht, zoals: Op de dood van Sterre (zie Zwaanzinningheden p. 59-62). Alle teksten van Huygens zijn uitgegeven naar het handschrift en nauwgezet van commentaar voorzien. De commentaren omvatten woordverklaringen, syntactische informatie en waar nodig voor het tekstbegrip, de volledige vertaling van een zin of passage. In de inleiding van Voet-maet, Rijm en Reden (19692) motiveert Zwaan zijn wijze van commentaar leveren uit de behoefte zijn lezing te verantwoorden met het doel het de lezer mogelijk te maken diep in de tekst door te dringen. | |||||||
InvloedDoor zijn dissertatie en de bijdrage uit 1957 aan de Triviumreeks over de spellingregels van Jacob van de Schuere (1612), heeft Zwaan belangrijk bijgedragen aan het beschikbaar maken van zeventiende-eeuwse grammaticale geschriften. Zwaan behoort verder tot de Nederlandse taalkundigen die zich tussen 1945 en 1970 hebben ingezet om de traditionele grammatica te vernieuwen. Door de dominante invloed die de taaltheorie van Chomsky sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw ging uitoefenen, heeft hun werk echter na die tijd nauwelijks meer invloed uitgeoefend. De tekstuitgaven van Zwaan maken de taal van enkele van onze grootste zeventiende-eeuwse auteurs toegankelijk voor de moderne lezer. Voor de zeventiende-eeuwse filologie is zijn werk daardoor van grote waarde.
E.M. Tol-Verkuyl, m.m.v. J. Malepaard | |||||||
Voornaamste geschriften
| |||||||
Belangrijkste secundaire literatuurEr is geen secundaire literatuur over Zwaan bekend. |
|