De dichter en het afscheid van de jeugd(1958)–Hans Andreus– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Het kind dat wij waren Wij leven 't heerlikst in ons vèrst verleden: de rand van het domein van ons geheugen, de leugen van de kindertijd, de leugen van wat wij zouden doen en nimmer deden. Tijd van tinnen soldaatjes en gebeden, van moeders nachtzoen en parfums in vleugen, zuiverste bron van weemoed en verheugen, verwondering en teêrste vriendlikheden. Het is het liefst portret aan onze wanden, dit kind in diepe schoot of wijde handen, met reeds die donkre blik van vreemd wantrouwen. 't Eenzame, kleine kind, zelf langverdwenen, dat wij zo fel en reedloos soms bewenen, tussen de dode heren en mevrouwen. E.du Perron Parlando, Verzamelde gedichten, A.A.M. Stols, Den Haag Vorige Volgende