Klaeglieden van den H. Propheet Ieremias
(1629)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij
[pagina 2]
| |
Ga naar margenoot+ 'Tvertrouwen op Gods hulp, die wy in 'thert bezeffen, Ga naar margenoot+ Doet ons het oog om hoog tot onsen God verheffen: Ga naar margenoot+ En onse Burgerschap by Godes heyl'ge schaer Ga naar margenoot+ In't hemelsch Koninkrijk treckt onse sinnen daer. Ga naar margenoot+ Die in het nietig goed van dese wereld wroeten, Ga naar margenoot+ Die houden 'toog om laeg beneden hunne voeten. Ga naar margenoot+ Foeij dwaesen! die de aerd voor Godes rijk verkiest, Ga naar margenoot+ En om een schotel moes uw eerst-geboort verliest. Het oog omhoog | |
Anagramma.In honorem Autoris.Ange Mvsis Amplivs.
Quis inferorum, & insolens humi pecus,
Quod mente sursum respicis coelestia
Ridere nugis profitetur publicis
Vt impium? vultum repentem qui probat?
Scelus nefandum! vivat hic mundo lubens,
Tu vive coelo, quotquot & tellus habet
Et Orcus hostes saeviant in te licet,
Tu perge, & ictos Ange Mvsis Amplivs.
Wat hel-hond of wat beest durft dijn devijs bekeffen,
O Ampzing! als gy leert het oog om hoog te heffen?
Wie prijst hem die het oog om laeg ter aerden slaet?
O onbeschoten sot! ô schandelijke daed!
Hy kruijpe wie hy wil beneen met sijn gedachten,
Wilt gy Gods Koninkrijk en 'themelsch heyl betrachten.
Al swelt de gansche hel, al scheld dat swart gespuys,
Gaet gyder recht mee deur, getrouw in Godes huys.
Petrvs Fachivs. |
|