| |
| |
| |
Dertiende hoofdstuk.
Het werd een moeilijk begin. In de eerste allerdrukste weken van het seizoen had
niemand tijd om Elizabeth op de hoogte van het ingewikkeld bedrijf te brengen,
maar iedereen scheen te verwachten, dat ze er na een paar dagen volkomen in
thuis zou zijn.
Van den directeur merkte ze slechts zeer weinig. Des morgens kwam hij zelden, des
middags vertoefde hij in een speciaal voor hem ingericht en zorgvuldig
afgesloten vertrek naast zijn studio, waar hij de ontwerpen maakte, die hij in
het volgende seizoen wilde lanceeren. Daarop volgde dan dagelijks zijn
sensationeele entree in de salons der Présentation, waar hij met zijn achtelooze
majesteit tegen het zwartfluweelen gordijn kwam leunen en zijn belangstelling
schonk aan diegenen der bezoeksters, die zich in zijn bijzondere gunst mochten
verheugen.
Eerst laat in de middag placht hij zijn secretaresse bij zich te ontbieden en
terwijl hij met zijn buitenwaarts gebogen vingertoppen zijn glad olijfbleek
diplomatengezicht masseerde, dicteerde hij haar zijn particuliere
correspondentie: briefjes aan zijn tailleur, zijn bloemist of zijn wijnhandelaar
en antwoorden op een ontelbaar aantal van de meest verscheiden invitaties.
Een onbenullige, dikwijls lachwekkende taak. Puck | |
| |
had er stellig na
een paar weken de brui van gegeven indien het werk voor madame Rose er niet
geweest was. Maar haar geamuseerde belangstelling voor de kleine, leelijke,
hypernerveuze vrouw was gegroeid tot eerlijke bewondering, toen zij begon te
zien hoe heel het ingewikkelde, koortsig opgestuwde bedrijf, dat de naam droeg
van Panatelli, in waarheid door haar onvermoeide energie gedreven werd. Vroeg in
de morgen, vóór de klanten kwamen, dicteerde zij ontelbare brieven, kort, helder
en zakelijk, confereerde zij met de chefs der afdeelingen, maakte zij haar
rondgang door alle ateliers en stond zij de vertegenwoordigers der groote huizen
in zijde, kanten of stoffen te woord, die de speciale ontwerpen van Panatelli
moesten uitvoeren en leveren. Doch haar moeilijkste, zwaarste werk begon in de
loop van de morgen, wanneer de veertien passalons met klanten werden bevolkt en
ze gedurende vele lange uren haar geduld, haar menschenkennis, haar charme en
haar diplomatisch talent in dienst moest stellen van een onafzienbare reeks
verwende, veeleischende, grillige en onberekenbare vrouwen.
Een maskerade, een wonderlijke schitter-verblindende vertooning - van die
sensatie kwam Puck in de eerste weken niet los. Want telkens zag ze een andere
boeiende scène tusschen verguld damast en geslepen spiegels, een dwaze klucht,
een wrange satyre of een beklemmende tragedie. Met madame Rose, de essayeuses,
de mannequins en de speldenraapsters speelde daar de klant haar rol, passief en
door haar zelf nauwelijks geweten. Met diepe, zwaarwichtige ernst werd hier
urenlang beraadslaagd over de grootste futiliteiten van de mode, gedelibereerd,
getwist, geaarzeld, of het besluiten gold waarmee geluk, toekomst of leven
werden gemoeid. Er waren vrouwen, die eindeloos weifelden over de kleur | |
| |
van een stof, het patroon van een kant, de grootte van een moesje;
die moeizaam besloten en na een kwartier haar besluit weer herriepen, die nog
tienmaal opnieuw veranderden en tenslotte van woede schreiden wanneer het
resultaat van haar keus haar niet voldeed. En er waren vrouwen, die kozen en
kochten, fanatiek en zonder overleg, als door een vreemde ziekte bezeten en van
wie madame Rose wist, met haar onfeilbare door de praktijk der jaren geschoolde
intuïtie, dat zij de volgende dag zouden telefoneeren om drie vierden van haar
aankoop ongedaan te maken.
Er waren jonge, mooie, verwende cocottes, die bevalen en tiranniseerden en madame
Rose behandelden of zij de minste van haar eigen naaisters was; en er waren
oude, hoog-adellijke dames, die de grootste namen van Europa droegen en die aan
madame Rose hingen als aan haar dierbaarste vriendin, zonder wier voortdurende
toewijding en zorg zij onmogelijk zouden kunnen leven. En voor elk dier zoo
verscheiden wezens vond de kleine vrouw de juiste intonatie, de juiste houding.
Nooit ontviel haar een woord van ergernis, nooit trok door haar vermoeide oogen
een zweem van spot of hoon, nooit liet ze zich gaan met een ongeduldig woord of
zich verleiden tot een te groote familiariteit. Met een glimlach accepteerde ze
de onmogelijkste eischen, met een glimlach hoorde ze de onredelijkste verwijten
aan.
Wanneer Puck des avonds zeer vermoeid naar huis ging, verwonderde ze zich telkens
weer over haar diepe, tevreden voldaanheid. Want ‘belangrijk’ in de beteekenis,
die ze daar vroeger aan gehecht had, was dit roezig ongeregeld werk geenszins;
hoe kwam het dan, dat het haar iedere dag opnieuw zoo sterk boeide en
interesseerde? Haar, die zich om mode en kleeren nooit veel bekommerd had, die
altijd spottend en meelijdend | |
| |
geoordeeld had over de vrouwen en
meisjes, die daar haar leven mee vulden. En ze erkende, omdat hier haar oude,
machtige belangstelling in de menschen en het leven zulk een sterke bevrediging
vond; hier zag ze, al was het maar voor een oogenblik, menschen zooals ze
werkelijk waren, hier verraadde elk op haar beurt haar verborgenste instincten,
ijdelheid of trots, jaloezie of hebzucht, hoogmoed of minderwaardigheidsbesef,
jeugdige overmoed of radelooze angst voor ouderdom. Het scheen of de meesten
hier, mèt de veilige omhulling van haar kleeren, ook haar zelfbeheersching van
zich af lieten vallen; de vrouwen voor de spiegels in madame Rose's passalons,
toonden zich bang, afhankelijk en ‘onverhuld’ als patiënten in de
consultatiekamer van een dokter. En hoe weinig verheffends, hoeveel dat triest
was of belachelijk, viel er op te merken; welke zielige slaven van haar
ijdelheid waren de meesten... ook de machtigen en voornamen, ook zij, die
beroemde namen droegen, zelfs zij die door een groot talent roem en rijkdom
hadden verworven. En hoe ongelooflijk knap moest de kleine leelijke madame Rose
zijn, die jaren geleden als eenvoudig naaistertje begonnen was, die geen vreemde
talen kende en nooit buiten de grenzen van haar land was geweest, om al deze
verscheiden, gecompliceerde menschelijke instrumenten in de perfectie te
bespelen. Met haar charmeerende glimlach, met de wonderlijke hypnose van haar
stem was madame Rose als de rattenvanger van Hameln en op het zoete wijsje dat
zij floot, deed ze een nooit eindigende stroom van dollars, ponden, kronen en
peseta's in haar zware, groote brandkast vloeien.
In de avond, wanneer alles donker en verlaten was, kwam zij terug in haar
comptoir, dan zat ze uren ingespannen gebogen over de staten van koop en ver-
| |
| |
koop, becijferde ingespannen en gretig de winst, opdat die in
elk nieuw seizoen de vorige zou overtreffen.
De mooie interessante Panatelli bemoeide zich niet met die ‘achterzij’, hij kwam
en ging wanneer het hem beliefde en zat in zijn achtkantige studio als in een
ivoren toren, zorgvuldig afgeschut van de banale drukte van het bedrijf, dat
zijn naam in triomf door de wereld droeg en hem een vorstelijke levensstaat
verschafte. Zijn roem stamde niet alleen van de toiletten, die hij ontwierp voor
de mooiste actrices, voor de bevalligste danseressen, voor de schoonste
maitressen van koningen of multi-millionairs; een belangrijke taak vervulde hij
bovendien met zijn diepzinnige, ietwat filosofische beschouwingen en profetische
voorspellingen over de mode, welke hij viermaal jaarlijks schreef en die door de
groote bladen van de heele wereld met evenveel onderscheiding werden
gepubliceerd als het oordeel van Briand over de ontwapening of van Mussolini
over de toekomst van Europa.
‘Panatelli voorspelt terugkeer tot de ware vrouwelijkheid, Panatelli decreteert
lange rokken, basques, strooken en strikken!’ Puck las de pralende head-line in
de Parijsche Daily Herald, toen ze op een morgen in de metro het blad
openvouwde. ‘Panatelli lanceert wijde kleurige pyama's voor het Lido.’
‘Panatelli voorspelt jabots, kanten en sleepen. Terugkeer tot de teere
vrouwelijke gratie.’ Terwijl haar oogen over het artikel gleden, constateerde ze
geamuseerd, dat ze het van het eerste tot het laatste woord uit haar hoofd
kende. Want een onnoemelijk aantal malen had ze het in de voorbije weken getikt,
vol vrijwel onleesbare verbeteringen teruggekregen en wéér getikt... ze had het
in vier talen vertaald en aan die vertalingen eindeloos moeten vijlen en
schaven. Tot in haar slaap hadden haar de fantastische, | |
| |
wonderlijk
geëxalteerde, gewichtige zinnen van Panatelli's modewetten achtervolgd...
Hij stelde zijn artikelen in de vorm van brieven of conférences en hij richtte ze
tot een denkbeeldige schare getrouwe adepten, die hij zijn: ‘Belles Elégantes’
noemde, zijn ‘Charmantes Coquettes’ of, wanneer hij zeer diepzinnig werd, zijn
‘Prêtresses de la Beauté’. Haar allen schreef hij de eischen van de nieuwste
mode als heilige onaantastbare geboden voor en de toon van zijn voorschrift
veronderstelde haar algeheele deemoedige gehoorzaamheid. Zoo vaak had Puck het
gezien en geschreven, dat zij een visioen had van een devote stoet vrouwelijke
wezens met volmaakte modeplaat-figuren en volmaakt gemaquilleerde gezichten, die
slaafs en eerbiedig de bevelen van Panatelli als van een hoogepriester volgden.
En hoe langer hoe meer werd ze overtuigd, dat ook hijzelf zich inspireerde aan
zoo'n zelfde visioen, want als ‘vrouwen’ telden voor hem slechts de mooie,
ijdele luxe-wezens, die leefden voor haar eigen genot en voor dat van den man,
die het betaalde. Andere bestonden niet voor hem, noch de oude, deftige dames,
die in zijn passalons fortuinen besteedden, noch de bloedarme employé's, die in
een jaar nog niet verdienden wat één van zijn creaties kostte... noch de
vrouwen-met-hersens, als madame Rose en zijzelve. Zij waren werkbijen,
onvermijdelijke noodzakelijkheden, opdat die anderen in al hun glorie konden
pronken.
Het ergerde Puck, meer dan ze zich bekennen wou, dat haar chef haar nog altijd
als een onpersoonlijke, volkomen onbelangrijke ondergeschikte beschouwde en de
effen woorden van tevredenheid, die hij somtijds sprak, konden haar hinderen of
ze onredelijke verwijten waren.
Maar haar gekwetste ijdelheid wreekte zich met een | |
| |
heimelijke
critiek. Zij vond uit, dat de groote man zich poederde en zijn haren verfde en
het duurde niet lang of zij bemerkte, dat hij onder zijn air van superioriteit
in een voortdurende kinderachtige vrees leefde voor madame Rose. Hij verborg
iets voor Rose, dat haar nerveuze felle belangstelling voortdurend scheen na te
speuren en het viel niet moeilijk te concludeeren, dat het verband hield met de
lila brieven, die hij bijna dagelijks ontving en de half gefluisterde
telefoongesprekken, die hij voerde. Hoe was het mogelijk, dacht Puck telkens
weer, dat Rose, die zooveel kon en zooveel presteerde, zich voortdurend
vernederde voor dezen ijdelen, verwenden man met zijn geparfumeerde filosofie en
zijn banale idealen. Dat ze voor hem sloofde als een ondergeschikte, hem alle
eer en het overgroote deel van alle winsten liet...
‘C'est l'amour,’ zei Kitty laconiek toen Puck, terwijl ze samen lunchten, haar
verontwaardiging luchtte. ‘De verhouding tusschen die twee is wat ze hier in
Parijs zoo teekenend een “collage” noemen. Ze vergallen elkaar het leven en toch
willen of kunnen ze niet breken. Sinds ze jaren geleden, kort na de oorlog,
samen hun zaak begonnen, was Rose Panatelli's maîtresse en sindsdien is ze
razend, krankzinnig jaloersch op elke vrouw, die hij zijn aandacht waardig
keurt. En hij weet maar al te goed, dat hij haar als compagnon niet kan missen,
en het Huis zonder haar niet kan bestaan. Dàt is haar kracht, daarmee houdt ze
hem, en daarom volgt op elk van hun twisten tòch weer een verzoening.’
|
|