| |
| |
| |
Elfde hoofdstuk.
Maar die avond nadat zij met Han gedineerd had in hun kleine restaurant en, na
hun gewone wandeling door een paar der avonddrukke straten van Montmartres, zich
met hem installeerde in hun verschoten stoffige salon, had Puck nog steeds geen
gelegenheid gevonden om over haar groote nieuws te beginnen. Want haar man
bleek, als zoo vaak de laatste tijd, volkomen vervuld van zijn eigen
aangelegenheden; hij sprak gedurende de maaltijd voortdurend van de proeven met
een nieuwe motor waaraan hij bezig was, waarbij hij poogde het aantal toeren te
verhoogen zonder het benzineverbruik te vermeerderen en over de resultaten en
merkwaardige verrassingen van dit werk vertelde hij met een wijdloopige animo,
die haar volledige en nooit falende aandacht als vanzelfsprekend eischte.
Ze had zich voorgenomen hem een grappig relaas te doen van haar kennismaking met
den grooten Panatelli in zijn achtkantige studio met het zilveren plafond, om
daarna over het mooie, onverwachte aanbod te beginnen. Maar toen zij in haar
keukentje stond om thee te zetten, begreep ze, dat ook thans het oogenblik
weinig gunstig zou zijn. Han had dadelijk zijn boeken geopend en zich aan het
kleine schrijfbureau gezet, waar een stapel blauwdrukken en vellen vol cijfers
wachtten. Deed ze niet | |
| |
wijzer om tot morgen te zwijgen?; Maar
waarom? - vroeg ze zich in plotselinge ergernis af-moest ze hem eerst zoo
omzichtig voorbereiden op die slimme, onderworpen manier, die de vrouwen
eeuwenlang als de eenige hadden beschouwd om haar wenschen een kans te geven?
Han en zij waren toch kameraden en gelijken, zijn genadige toestemming behoefde
ze niet te vragen!
De telefoonschel in de hall ging over, zij hoorde hem opstaan om te luisteren.
Van de fabriek in Argenteuil werd opgebeld, dat gebeurde tegenwoordig bijna elke
avond. Hij sprak luid en argumenteerde heftig met de telefoniste in zijn nog
altijd slecht uitgesproken Fransch, dan volgde een lange, moeizame opgaaf vol
getallen en onbegrijpelijke termen.
Toen ze binnenkwam met de thee zat hij alweer over zijn werk gebogen, zenuwachtig
haastig te schrijven. Zij streek over zijn dik stug haar terwijl ze zijn kopje
voor hem neerzette, dan tikkelden haar vingers speels over de rimpels in zijn
voorhoofd. ‘Han, weet je nog hoe wijs je vroeger oordeelde over menschen, die de
slaaf van hun werk zijn?’
Hij greep naar haar hand en kuste in de palm, een liefkoozing, die haar altijd
warm gelukkig maakte, doch ze voelde maar al te goed hoe vluchtig en verstrooid
hij haar ditmaal gaf, zijn gedachten bleven bij zijn probleem, zijn oogen lieten
het blad met cijfers geen seconde los.
En toen zei ze plotseling, zonder voorzichtige introductie, koel, rustig als iets
dat bij voorbaat beslist was: ‘Ik kan een prachtig baantje krijgen bij
Panatelli. Door Kitty's voorspraak. Een combinatie van tolk en secretaresse van
den directeur.’
Zijn hoofd hief zich met een ruk. Ze zag hoe moeilijk hij zijn gedachten
losmaakte en instelde op wat zij zei. | |
| |
‘In dat modehuis? Dat is toch
niets voor jou? Waarom zou je dat in 's hemelsnaam doen?’
‘Omdat ik me ondragelijk verveel. Jij, die voortdurend in druk animeerend werk
zit, kunt je niet voorstellen hoe hopeloos leeg en doelloos hier mijn leven is.
Bovendien is het hoog noodig, dat ik geld verdien, op de duur kunnen we er met
jouw salaris onmogelijk komen.’
Zijn mondhoeken trokken schamper neer. ‘Vind je het zoo erg om een beetje zuinig
te moeten zijn? Je hebt me in Indië zoo menigmaal verzekerd, dat het je
gemakkelijk zou vallen wanneer je dáár maar eenmaal weg was.’
‘Me dunkt, dat ik deze maanden zuinig genoeg geweest ben. En toch zijn we er niet
gekomen. We hebben van ons kapitaaltje ingeteerd.’
Nu dachten ze allebei aan hetzelfde... aan het geld dat hij aan Lily had
gestuurd. Ze spraken het niet uit, natuurlijk niet. Was er werkelijk een tijd
geweest waarin ze open en eerlijk àlles met elkaar bespraken? Luchtiger
vervolgde ze: ‘Ze moeten daar iemand hebben die Engelsch, Spaansch en Zweedsch
vlot kan spreken, ik ken bovendien nog Italiaansch en Duitsch, de combinatie
schijnt hier in Parijs vrijwel een unicum te zijn.’
Hij zweeg lang, terwijl hij voor zich uit staarde en figuurtjes teekende op het
blad papier dat voor hem lag.
‘Ik vind het toch maar beter dat je het niet aanneemt,’ zei hij eindelijk op een
even luchtige toon als de hare, alsof het een onbelangrijk plan gold, dat ze
terloops bespraken. ‘Ik had je namelijk voor willen stellen dit appartement op
te geven, het bevalt mij evenmin als jou. We kunnen veel beter iets in
Argenteuil, of daar buiten huren, voor mij wordt het de laatste tijd ondoenlijk
om zoover van mijn werk te wonen.’
‘Argenteuil in de winter! Ik denk er niet over, lieve | |
| |
jongen! Ik
vond het er in de zomer al meer dan verschrikkelijk.’
‘Het is veel en veel goedkooper dan in Parijs.’
‘Wat komt dat er op aan? Bij Panatelli kan ik vierduizend francs per maand
verdienen.’
Hij draaide zich met een ruk naar haar toe terwijl hij het cijfer mompelend
herhaalde. En het flitste door haar heen, wéér met een triomf waarvoor ze zich
op hetzelfde oogenblik schaamde: ‘Zijn mannentrots kan niet uitstaan, dat ik
meer verdien dan hij.’
Hij stond op, met groote stappen en met zijn handen diep in zijn zakken geboord
begon hij te ijsbeeren door de kamer. ‘Maar dat is toch niets voor jou, Puck,’
begon hij eindelijk moeilijk en zij, stil en schijnbaar volkomen rustig in haar
stoel, zag hoe de aren aan zijn slapen zwollen. ‘Een baantje in een modehuis.
Hoe heb je erop geschimpt toen Kitty er mannequin werd. Jij, die je zoo graag
laat voorstaan op je intelligentie en een haat hebt aan al wat ijdel en
laag-bij-degrond en oppervlakkig is.’
Hij zag haar lachje niet, haar stem klonk luchtig als daar even.
‘Je zoekt schijn-argumenten, lieve jongen.’
Hij stoof op. ‘Wat bedoel je daarmee? Vind je het soms een schijn-argument, dat
het voor mij ondoenlijk is om zoo ver van mijn werk te wonen?’
‘Daar had je je voor vanavond nog nooit over beklaagd.’
‘Alsof het daarom niet waar was! Hoeveel mannen zouden er zich in schikken om 's
morgens voor dag en dauw te ontbijten en om 's avonds moe en afgewerkt in een
restaurant te eten omdat de femme de ménage niet te bewegen is zoo laat te
blijven. Er zijn ook nog vrouwen, die in zoo'n geval zelf de handen uit de
mouwen steken.’
| |
| |
‘Dan had je zoo'n vrouw moeten trouwen, Han. Toen je mij nam, wist je dat ik voor
huissloof niet de minste aanleg heb. Maar als ik dat baantje heb, zal ik
trachten een goede meid-huishoudster uit Holland te krijgen, die kan dan het
huishouden verzorgen en voor ons koken.’
‘Ik wìl niet dat je het accepteert,’ barstte hij woedend en driftig uit. ‘Hoe
dikwijls heb ik je niet hooren zeggen dat zoo'n modehuis een minderwaardige
omgeving is! Als we in Argenteuil gaan wonen en zuinig leven, hebben we jouw
verdiensten niet noodig. En behouden we tenminste ons huiselijk leven, terwijl
anders...’
‘Ik vraag je niet om permissie, Han.’ Koel en scherp klonk haar stem over zijn
opgewonden, booze woorden heen. ‘Ik herhaal, wat je te berde brengt zijn
schijnargumenten. Wat je bedoelt, maar niet zeggen wilt, is dat je moeder en
zuster en al jullie Hollandsche vrienden het niet deftig genoeg zullen vinden
voor de vrouw van Henri van Doeveren, terwijl je bovendien niet uit kunt staan,
dat ik méér verdienen zal dan jij!’
Nu leunde hij tegen het kleine schoorsteentje van namaakmarmer en hij keek haar
aan, verbijsterd bijna, zijn gezicht tot de lippen wit, maar met een donkere,
hevige drift in zijn klein-getrokken oogen. Zóó - dacht zij en ze voelde haar
hart domp en snel bonzen - was het nog nooit tusschen hen geweest, zoo hard en
koud en vijandig hadden ze nog nooit tegenover elkaar gestaan. Omdat zij altijd
nog haar scherpe tong bedwongen had, omdat zij altijd nog de lieve onderworpen
vrouw was geweest, die hij zoo graag in haar wilde zien. Hij bleef zwijgen, maar
hij omklemde een van de kleine, prullige schoorsteen-ornamenten met zijn groote
hand en opeens hoorde zij een dof krakend geluid, terwijl hij de scherven van
het rose porcelein tusschen zijn vingers hield. Tusschen de namaak-kolen van de
gashaard vielen ze. | |
| |
‘Daar kan ik ze straks uithalen,’ dacht ze met
een doffe woedende wanhopigheid en ze begreep met een booze voldoening, dat hij
zich gesneden had aan de scherven, want hij wond een zakdoek om zijn hand. Ze
stond op en ging de kamer uit.
Voor haar toilettafel stond ze, met aldoor nog dat doffe, wanhopige gevoel en ze
keek star naar haar koud, hooghartig gezicht, dat zij opeens weer zoo bitter
haatte. Ze had daar iets gezegd, dat hij haar nooit vergeven zou, er was iets
onherstelbaars gebeurd, iets dat ze geen van beiden ooit zouden vergeten. En
lang geleden, toen zij pas getrouwd was en op het balcon van de Villa Serbelloni
uitkeek over het meer op een vroege najaarsmorgen, had zij geweten, met
profetische stelligheid: wanneer het ooit mis gaat, zou het mijn schuld zijn.
Weer belde de telefoon en weer bleek de verbinding slecht. Ze hoorde Han roepen
en probeeren, argumenteeren met de telefoniste, ten laatste volgde er een tweede
moeizaam gesprek waarin cijfers en formules eindeloos moesten herhaald en
gecontroleerd. Eigenlijk had hij groot gelijk. Het was vrijwel ondoenlijk voor
hem om zoover van zijn werk te wonen. Lag haar zooveel aan dat baantje? Toen
Kitty het voorstelde, had het haar nauwelijks aangelokt. Pas toen ze in
Panatelli's kamer zat werd haar belangstelling gewekt. Vierhonderd gulden in de
maand, geen geldzorgen meer, een beter appartement, nieuwe kleeren, flinke hulp
in huis... Maar was dat waard om er hun goede verstandhouding, hun mooie sterke
kameraadschap voor te verstoren? Ze zat op de rand van het lage, breede bed,
haar handen tusschen de knieën gevouwen, haar rug gebogen, moedeloos en moe,
vervuld op eenmaal weer van haar oude onmachtige haat aan zichzelve. Haar vriend
de dokter had gelijk. Zij deugde niet voor de vrouw van een Hollander met ouder-
| |
| |
wetsche, conventioneele begrippen. Ze kon haar
onafhankelijkheid niet opgeven, ze had hem nooit moeten trouwen. ‘Maar ik hou
van hem!’ barstte het in haar los; ‘zijn liefde is immers oneindig meer waard
dan mijn onafhankelijkheid en persoonlijkheid en al het andere!’ Zij hoorde, dat
hij zijn telefoongesprek beëindigd had, hij ging de kamer weer binnen en sloot
de deur. Een oogenblik later stond zij achter hem. Ze handelde in een impuls, ze
wist nauwelijks wat ze hem wilde zeggen. Ze legde haar smalle koude hand om zijn
hoofd en voelde hoe het bloed snel bonsde in zijn slapen, het ontroerde haar
vreemd. Met een heesche, haperende stem begon ze: ‘Ik heb ellendige dingen
gezegd, die ik natuurlijk geen oogenblik meende. Als je het werkelijk wilt, als
het voor jou zoo'n ergernis is... zal ik het niet aannemen. Dan zal ik het
afschrijven en we zullen in Argenteuil gaan wonen.’
Hij draaide zich met een ruk om. Ze zag zijn oogen zacht worden van ontroerde
verteedering terwijl hij aarzelend, weifelend nog naar haar opkeek. En dan
barstte hij uit, jongensachtig, uitbundig: ‘Je bent tòch een schat, Puck! Om me
dat te komen zeggen. Om zoo je eigen wil en je trots te verloochenen. Nee, ik
eisch niet, dat je het opgeeft. Natuurlijk begrijp ik, dat je verlangt naar
werk. Ik wil geen ouderwetsche tyran zijn... Godbewaarme neen, kind. We zullen
een compromis vinden - natuurlijk. Die huishoudster uit Holland is een puik
idee. En ik zal ergens in Argenteuil een kamer huren, waar ik kan blijven slapen
als er erg belangrijk werk is. Puck - lit wil heelemaal eerlijk tegen je zijn.
Het hééft me gestoken meer dan ik me zelf bekennen wou - dat moeder en Corry er
zooveel op te zeggen zullen hebben en ook... dat jij zóó gemakkelijk véél kunt
verdienen.’
| |
| |
Tranen sprongen in haar oogen, ze drukte snel haar hand op zijn mond en weer
kuste hij haar palm, als daarstraks toen ze hem zijn thee bracht, vóór al dit
afschuwlijke was gezegd en gedacht. Beduidde dit een verzoening? Beduidde het
dat ze haar zin kreeg - zoo snel, zoo gemakkelijk? Maar bestond er werkelijk
zooiets als vergeten van een twist, zakten niet al die harde, vijandige woorden
naar de bodem van je herinnering, om er te wachten tot je ze in een ander moment
van boosheid en drift weer naar boven haalde? En plotseling pijnigde een andere
twijfel: ‘Zou hij het zoo makkelijk hebben toegegeven wanneer hij nog het zoo
van me hield als vroeger?’ Hij greep alweer naar zijn papieren. ‘Zorg vooral,
dat je een goed contract krijgt,’ waarschuwde hij zakelijk en als om te
onderstrepen, dat bij de kwestie voor het oogenblik vond afgedaan. ‘En laat het
mij even doorzien voor je het onderteekent. Ik heb nogal veel ervaring op dat
gebied.’
Ze glimlachte stilletjes. Vergat hij heelemaal, dat ze Meester in de Rechten was?
‘Ik zal het aan je oordeel onderwerpen,’ beloofde ze. En dan ging ze weg van zijn
schrijftafel en knielde voor het haardje om de scherven van het roze vaasje
tusschen de namaak-kolen te zoeken. Een ellendig werk, dat haar vingers vuil
maakte en stroef. Han lette niet meer op haar. Hij zat diep over zijn papieren
gebogen en werkte met nerveuse haast om de verloren tijd in te halen.
|
|