Andere geraadpleegde literatuur:
Amerongen, M. van, ‘Een streep door mijn philosophisch kasboek’, De Groene Amsterdammer, 09-08-1995. |
Anbeek, T., Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985, Amsterdam, 1990. |
Anten, H., ‘De contemporaine kritiek op Menno ter Braaks Hampton Court’. In: De nieuwe taalgids 80 (1987), pp. 125-139. |
Anten, H., ‘[Recensie van Michel van Nieuwstadt, De verschrikkingen van het denken. Over Menno ter Braak, P.A.]’. In: Tijdschrift voor Nederlandse letterkunde 4 (1997), pp. 380-382. |
Boef, A.H. den, Musil? Ken ik niet: Ter Braak en Du Perron over modernisten en epigonen, Leiden, 1991. |
Bommeljé, B., ‘Tegen fascisme en duits idealisme’, Vrij Nederland, 22-11-1980. |
Bork, G.J. & N. Laan (red.), Twee eeuwen literatuurgeschiedenis. Poëticale opvattingen in de Nederlandse literatuur, Groningen, 1986. |
Borsboom, A., Menno ter Braak; onpersoonlijk nihilisme en nihilistische persoonlijkheid, Utrecht, 1980. |
Bouma, H., ‘Wie vermoord is, schrijft geen romans’, De Groene Amsterdammer, 28-07-1993. |
Brok, E., ‘Tragische lofzang op de bestaande orde’, De Gelderlander, 31-05-1997. |
Bulhof, F., Over Politicus zonder partij van Menno ter Braak, Amsterdam, 1980. |
Drion, H., ‘Emigrant uit domineesland’. In: Het conservatieve hart en andere essays, Amsterdam, 1966, pp. 83-97. |
Fokkema, D. & E. Ibsch, Het modernisme in de Europese letterkunde, Amsterdam, 1984. |
Francken, E. (red.), De draagbare Ter Braak, Amsterdam, 1992. |
Freriks, K., ‘Wrijver en schrijver’, NRC Handelsblad, 10-06-1983. |
Hartmans, R., ‘Intellectuele icoon’, De Groene Amsterdammer, 18-06-1997. |
Hartog Jager, H. den, ‘Vastgeprikt en opgehangen’, NRC Handelsblad, 15-08-1997. |
Henrard, R., ‘Menno ter Braak. Facetten van zijn maatschappelijke integratie als schrijver’. In: Spiegel der letteren 13 (1970/71), pp. 132-145. |
Galen Last, D. van, ‘Duitsers nazificeerden zich vooral zelf’, De Volkskrant, 16-10-1998. |
Goedegebuure, J., ‘Over Ter Braak’. In: Tirade 261 (1980), pp. 610-614. |
Gomperts, H.A., Jagen om te leven, Amsterdam, 19602. |
Guépin, J.P., ‘Ter Braak, politicus zonder overtuiging’, Het Parool, 25-10-1995. |
Hart, M. 't, ‘Konrad Merz’, NRC Handelsblad, 23-03-1979. |
Hartmans, R., ‘Intellectuele icoon’, De Groene Amsterdammer, 18-06-1997. |
Hartog Jager, H. den, ‘Vastgeprikt en opgehangen’, NRC Handelsblad, 15-08-1997. |
Kaleis, H., ‘Vijf en dertig jaar W.F. Hermans, of: Forum overtroffen’. In: Tirade 271 (1981), pp. 666-684. |
| |
Kamla, Th. A., ‘Die Sprache der Verbannung. Bemerkungen zu dem Exilschriftsteller Konrad Merz’. In: Amsterdamer Beiträge zur neueren Germanistik 6 (1977), pp. 133-146. |
Kooij, J.G., ‘Ter Braak en de grammatika’. In: Merlijn (1965), jrg. 3, nr. 1, pp. 63-68. |
Lodewick, H.J.M.F. & P.J.J. Coenen, A.A. Smulders, Literatuur. Geschiedenis & bloemlezing, Den Bosch, z.j., pp. 156, 157. |
Maatstaf 8/9, An amazing family! Thomas Mann en de zijnen, Amsterdam, 1985. |
Meijerink, G. ‘In Duitsland hebben ze hoogstens belangstelling voor dode emigranten, een emigrant wordt pas geboren als hij sterft’, Vrij Nederland, 07-05-1983. |
Merz. K., ‘Kolonne Käse aus “Generation ohne Väter”’. In: Amsterdamer Beiträge zur neureren Germanistik 6 (1977), pp. 151-164. |
Nieuwstadt, M. van, ‘Menno ter Braak 1930-1932. Een biografische proefneming’. In: Raam 20 (1965), pp. 4-41. |
Nord, M., ‘Merz: mijlpaal’, Het Parool, 02-08-1977. |
Oudvorst, A.F. van, Menno ter Braak als woordvoerder van de intellectuelen. Een literatuursociologische benadering. Amsterdam, 1980. |
Peeters, C., ‘Ter Braak en de Renaissance’. In: Tirade 261 (1980), pp. 614-620. |
Peeters, C., ‘Ter Braak zonder Ter Braak’, Vrij Nederland, 28-06-1997. |
Posthuma, F., ‘Beklemmend boek over emigrantenliteratuur’, Haarlemmer Dagblad, 15-11-1980. |
Renders, H., ‘Antje’, Het Parool, 09-09-1997. |
Rothuizen, W., ‘Duitsland is nog altijd cultureel onthoofd’, Haagse Post, 21-03-1981. |
Ruiter, F. & W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990, Amsterdam/Antwerpen, 1996. |
Sanders, W., ‘Merz betovert’, Het Parool, 06-04-1979. |
Schwarz, E., ‘Aus Deutschland gefallen, Frankfurter Allgemeine Zeitung, 24-01-1979. |
Stroink, T., ‘Het gevecht van een eenling’, Apeldoornse Courant, 1997. |
Verhaar, H., Over Ter Braak’. In: Tirade 261(1980), pp. 421-426. |
Verhaar, H., ‘Kübelreiter’. In: Kafka-katern 4 (1997), p. 75. |
Vestdijk, S., Gestalten tegenover mij. Persoonlijke herinneringen, 's-Gravenhage, 1962, pp. 61-79. |
Vleuten, J. van der, ‘Proefschrift over Ter Braak: de verschrikkingen van het lezen’. In: Vooys 15 (1997), pp. 57-61. |
Vooys, C.G.N. de & G. Stuiveling, Schets van de Nederlandse letterkunde, Groningen, 1963. |
Vriesland, V. van, ‘Menno ter Braak's zelfprojecties’. In: Onderzoek en vertoog 1, Amsterdam, 1958, pp. 229-248. |
Vriesland, V. van, Herinneringen verteld aan Alfred Kossmann, Amsterdam, 1969. |
Warren, H., ‘Letteren en versiering’, PZC, 22-11-1980. |
Wegner, M., ‘Menno ter Braaks Kritik an der Exilliteratur’. In: Exil und Literatur: Deutsche Schriftsteller im Ausland 1933-1945, Frankfurt am Main, 1982, pp. 131-135. |
Würzner, H., ‘De Duitse emigrantenliteratuur in Nederland, 1933-1940’. In: Berlijn-Amsterdam: wisselwerking. Hrsg. von K. Dittrich u.a., Amsterdam, 1982, pp. 111-119. |
Würzner, H. ‘Konrad Merz über sich selbst’. In: Amsterdamer Beiträge zur neureren Germanistik 6 (1977), pp. 147-150. |
| |