Hondert geestelyke liederen(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] LXXIX. Matth. XXVI:41. Waakt, ende bidt, op dat gy niet in versoekinge en komt. Wyse Ps. 130. 1. Wilt ons, ô HEERE, wekken; Soo haast wy tot de rust, Of tot den sluymer trekken, En 't ons niet is bewust: Roep tot ons door Uw' stemme, Ontwaakt! staat op de wacht! Och dat Uw' Almacht stremme, Des Zatans list, en macht! 2. Is 't p'rykel groot, en magtig, Waarin wy moeten gaan; Uw' sterkte maak' ons kragtig, Op dat wy konnen staan; Jaa vast, en staande blyven, In een' versoekings-stond; Dat niets ons af kan dryven, Van onsen anker-grond! 3. Bekleed' ons met uw waarheid, Maak ons voor leugen doof, [pagina 184] [p. 184] Geef teegen alle naarheid, Den Schild van 't waar Geloof: Ja, dat we 't Hoofd opsteeken, Naar regte stryders-aart: En regts, en 's links doorbreeken, Als met den Helm bewaart. 4. Maak onse voeten lustig, Het smalle pad te gaan; Geschoeit, en daar door rustig, Op d' Evangeli-baan: 'T Borstwapen der gerechten Sy ons meed' aangedaan; Dat die ons wil bevegten, Als kragt'loos, blyve staan! 5. Wilt aan ons' syde gorden Het Sweerd van Uwen geest; Op dat we magtig worden, En 't werk doen onbedeest: Wy wagten op Uw roeren, Tot 't geen moet zyn gedaan! En GY ten stryd sult voeren, Ja voor ons heenen gaan! 6. ô HEERE! Isr'els Wagter Sterk ons door uwe Macht; [pagina 185] [p. 185] Dat elk sy een betragter Van d' aanbevoolen wacht: Soo sullen wy het waagen, Gewapent met gedult; En sullen niet vertzaagen, Hoe seer de Leeuw ook brult! Vorige Volgende