Hondert geestelyke liederen
(1748)–Hieronymus van Alphen– AuteursrechtvrijXXXIX.
| |
[pagina 104]
| |
4.
Ik sitte somtyds als gebonden,
Als ik naar vryheid sugtend' ben:
Ik raak verstrooit door eigen vonden,
In plaats, dat ik m' aan U gewenn!
5.
Wil ik my oefenen, en dwingen,
Ik vorder weinig! of, daar toe
Komt d' eigenheid, in veele dingen,
Sig mengen, als ik s' yv'rig doe!
6.
Ik vinde my vaak innig bange!
Dies ik om Uwe hulpe smeek!
Het valt my meenigmael soo lange!
O dat Uw' kragt dit jok verbreek'!
7.
Ach wanneer! wanneer! sal het wesen,
Dat GY my uyt die banden leid'!
Ach wanneer sal eens syn geneesen,
Die breuke, die my van U scheid'!
| |
Pause.8
Aanvaard' myn herte! 't wil sig geeven
Voor eeuwig U ten eigendom:
Ik wil my self niet langer leeven,
Dies bidd' ik, Heere JESUS, kom!
| |
[pagina 105]
| |
9.
Neem my geheel voor U ten eigen:
Uw welbehagen my regeer'!
Uw' kracht doe alles in my neigen,
Het valle voor Uw' voeten neer!
10.
Verbreek in my het eigen-leeven,
Ik geef het als in Uw gericht:
Och! dat ook 't minste teegenstreeven,
Verteere voor Uw aangesicht!
11.
Wilt uwen ThroonGa naar voetnoot* in my bereiden,
Kom met Uw' goeden Geest tot my!
Uw OOG, en HAND my voorts geleiden!
O! dat ik gantsch de Uwe sy!
12.
U toch alleen, behoort die Wooning:
Vercier s' eens soo met heiligheid;
Dat s' aan U, als haar HEER, en KONING,
Ter wooning sy in d' eeuwigheid!
|