| |
| |
| |
De strydende Hollanders voor Antwerpen.
(Door A.C. Alberts.) Wys: Welaan koom laat ons zingen.
1.
Koom broeders laat ons vegten,
Zoo sprak den Held Chassé,
Verheft uw Nederlandsche stem,
Brengt Belg en Muiteling in klem,
Vernietigd nu den banneling,
Eer hy zich verder dring. bis.
2.
Wat Potters, wat staddaren,
Wat Celles en Thielemans,
Neen zulke laat men varen,
Onze echten Oranjes trans;
Moet zegenvierend op deez' stond,
| |
| |
Verschynen of straks is u grond,
Verkeerd in Asch en Puin en Steen,
Gy opgeruide hoop gemeen. bis.
3.
Hoe dorst gy het nog wagen,
Dat hy binnen weinig dagen,
Ziedaar de vrede die men u geeft,
De Leeuw ontwaakt en ziet gy beeft
Uw stad legt schier geheel in asch,
Dit is het antwoord wat u past. bis.
4.
Van land- en zee-held hoort,
Tot in den ziel doorboort,
Dien gryze Held Baron Chassé,
De Chef van vloot en armeé;
Dien geeft uw slechts een klyn bezoek
En ieder schuilt nu in een hoek. bis
5.
Koom wilt regtvaardig vegten,
Gepaard met Krygsmans faam,
Wy willems Oorlogs knegten,
Maar lagen zielen gy durft niet,
| |
| |
't Is schelmery al wat men ziet;
Uw snoo verraad dat loopt nu pal,
En straks is uwe Stad ten val. bis.
6
Wy komen slechts bewyzen,
Bestuurd door onze gryzen,
Eerbiedigen s' Konings beê;
Oranje is ons ouwde leus,
Bataaf, Vries en Zeeuw hun keus,
Voor Koning Willem klopt ons borst,
Lang leve dus Oranjes Vorst. bis.
7.
Bestaat nu thans niet meer,
Koom bergt u 't valt reeds neer;
Uw Kaai die legt geheel geslegt,
En slechts 't begin van een gevegt,
Doet u al beven als een hond,
Verdedigd u nu vagebond. bis.
8.
Gy schenders aller regten,
Dat men als oorlogs knegten,
Het Leuvens en het Luiks gespuis,
| |
| |
Vind by hun armoê reeds t'huis,
Te Brussel en de stad van Gend,
Daar is 't honger en elend. bis.
9.
wat heeft men u misdreven,
Spreek op gy muitziek ras,
Dat gy de bloei doet sneven,
Had immer ooit gy Schelde's Stad,
De Koopvaard dat geluk gehad;
wat zy genoot door willems hand,
Meer dan in zyn Vaderland. bis.
10.
Dus roept met ons Nassouwen,
Op uw kan men vertrouwen,
Ofzoo gy zwygt de Held Chassé,
Zal door zyn zee en land armeé,
Nog straks kapituleeren gaan,
En dan is 't met u Stad gedaan. bis.
|
|