Bijlage G
Een Vondelpartituur uit 1745
In zijn Tooneelaantekeningen bestrijdt Marten Corver de mening van Simon Stijl dat zijn - Corvers - manier van voordragen een navolging van een nieuwe Franse mode zou zijn. Punt daarentegen, in zijn latere tijd, zou volgens Stijl de ware kunst vertegenwoordigen. Corver toont in de volgende passage aan, dat Punt vroeger, toen hij nog niet ‘zong’ veel beter, en in de 17de-eeuwse traditie declameerde.
Toen Corver op zijn achttiende jaar tekenles had van Jan Punt, vond hij in een exemplaar van Vondels Palamedes, bij de tekst van Ajax, in het vierde bedrijf
‘de gantsche rol met inkt aangehaald; en het wit papier, buiten den druk, hier en daar, met zeer kleine letters beschreven: ik las dezelve met veel nieuwsgierigheid, en bevond, dat het een volmaakte les was, van de wijze op welke men deze schoone verzen declameren moest’.
De aankomende toneelspeler studeerde de rol in volgens deze aanwijzingen en liet Punt het resultaat horen tot diens verbaasde tevredenheid.
‘De gantsche muziek van het vers van Vondel was als proza, en zo na aan de natuur, en de denkenswijze in deze rol verknocht, dat het niet anders wezen kan, of Vondel zou, zoo hij in wezen was geweest, gezegd hebben, het moet niet anders uitgedrukt worden: zoo begeer ik het, en zoo heb ik het gemeend. Ik heb mij verder op dat voetspoor geoeffend, en ben daarin onderwezen: het komt overeen met de lessen van Michiel la Faucheur; en ik kan niet helpen dat de Franschen die ook navolgen. Dit goede Boekje, voor de Redenaars geschreven, is uit het Fransch vertaald, en'er zijn eenige Lessen voor den Predikstoel en de Pleitbank van Professor Francius, achter gevoegd: ook komt het overeen met hetgeen Justus van Effen in een zijner Vertogen in den Hollandschen Spectator zegt; als mede met hetgeen Shakespear zijn Hamlet, wegens de Tooneelspelers ons leert (). Ik reken het mij tot eer, dat zelfs twee Theologanten, waar van'er noch een in leven is, zich niet geschaamd hebben, van mij, op den Predikstoel, weeklijks, bij de zes maanden lang, te laten onderwijzen; waarvoor zij mij ook voldaan hebben’.
Uit: M. Corver, Tooneel-aantekeningen vervat in een omstandigen brief enz. Leyden 1786, p. 202/204.
Het boek van M. Corver (1727-1779) was een antwoord op: S. Stijl, Het leven van Jan Punt in: Levensbeschrijving van eenige voorname, meest Nederlandsche mannen en vrouwen, Amsterdam 1781.
Simon Stijl, arts te Harlingen, historicus, toneelschrijver, patriots politicus, leefde van 1731-1804; Jan Punt van 1711-1779.
De muziek van het vers, in Vondels geest, zo natuurlijk klinkend als proza: hiermee bedoelt Corver zeker niet, dat de poëtische vorm volstrekt genegeerd zou moeten worden, zoals nu op het toneel meestal gebruikelijk is. Hij maakt de vergelijking met proza alleen om zijn betoog tegen de zangerige declamatie, het valse pathos, te verduidelijken. Dit blijkt ook uit andere passages in de Tooneelaantekeningen.