'Eenheid in verscheidenheid'
(1957)–Jan Hansdew Adhin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Eenheid in verscheidenheidGa naar voetnoot*Ga naar voetnoot**Ekam Sad-viprá bahudhá vadanti De Surinaamse gemeenschap is een bonte mengeling van rassen en groepen, met verschillende culturen en talen, tradities en godsdiensten. De polsslag van het Surinaamse leven is van multipele afkomst en doet soms verward aan, omdat de verschillende ritmen niet altijd overeenstemmen. De grote opgave is nu, deze diverse ritmen op elkaar af te stemmen, zodat een harmonisch en aaneengesloten geheel ontstaat. Met zijn kleine bevolking van nog nauwelijks 250.000 mensen, is Suriname een wereld-in-zakformaat, omdat hier vrijwel alle hoofdrassen en godsdiensten vertegenwoordigd zijn, en de bevolking bestaat uit nakomelingen van mensen uit haast alle werelddelen. Het is dit conglomeraat van rassen en talen, godsdiensten en culturen, zeden en gewoonten, dat aan Suriname zijn eigenaardig en voor de vreemdeling zo bekoorlijk en schilderachtig voorkomen geeft. Maar tegelijkertijd schept deze verscheidenheid een aantal haast onoverkomelijke problemen op politiek-economisch en sociaal-cultureel gebied. Suriname bevindt zich in een overgangsstadium. Op de oude grondslag kan niet worden voortgegaan, hij moet verbreed en verdiept worden. De grote problemen moeten tot een bevredigende oplossing worden gebracht, anders ziet de toekomst van dit jonge land, dat enige jaren geleden zijn autonomie verkreeg, er zeker niet rooskleurig uit. Het economische probleem is energiek aangepakt en een aantal projecten moet zorgen voor de verbreding van de economische basis en de vestiging van een gunstiger economisch klimaat. Maar het grootste probleem van Suriname is misschien niet eens politiek-economisch, maar meer nog sociaal-cultureel: hoe van de heterogene bevolking één Surinaams volk te maken, zonder dat daarbij gevaarlijke spanningen optreden. Om dit probleem enigszins te kunnen begrijpen, moet teruggegrepen worden in de historie. Want de maatschappelijke verhoudingen van deze tijd zijn het gevolg van geschiedkundige factoren. Zonder deze historische groei na te gaan, is het onmogelijk om de multi-raciale, multi-religieuze en multi-linguïstische Surinaamse samenleving te begrijpen, en een oplossing te vinden voor het brandend en netelig cultureel probleem. | |
[pagina 35]
| |
Voordat Europeanen hun intrede deden in Amerika, woonden in Suriname verschillende stammen van Indianen (naar één van deze stammen, de Surinen, is het land waarschijnlijk genoemd), die het niet verder hadden gebracht dan tot een primitieve soort van landbouw en handnijverheid. In tegenstelling tot de hoog-ontwikkelde Inca's en Azteken, waren de Surinaamse Indianen het stadium van nomadenleven nauwelijks te boven gekomen, hoewel hun gebruiksvoorwerpen ongetwijfeld een artistieke inslag verraden. Toen kwamen de Europeanen, die deze nomaden trachtten in te schakelen in een naar westerse economische begrippen gemodelleerd plantagestelsel, wat tot gevolg had dat de Indianen er zich tegen verzetten, voorzover ze niet reeds te gronde waren gegaan aan ziekten en alcoholische dranken. Als oplossing werd toen gevonden het invoeren van Negers uit Afrika als slaven. Deze nieuwkomers behoorden ook tot een primitief volk met een eenvoudig ontwikkelingspeil, terwijl ze bovendien afkomstig waren van verschillende stammen, zodat van enige gevestigde cultuur geen sprake kon zijn. Het gemeenschappelijke harde lot kweekte wel een grote zin voor saamhorigheid, wat duidelijk blijkt uit het feit, dat de naar de bossen gevluchte Marrons zich verenigden tot hechte cultuurgroepen. Het zijn de nakomelingen van deze Marrons, die thans bekend staan als Bosnegers, soms Boslandcreolen genoemd. Deze twee groepen van bosbewoners (Bosnegers en Indianen) leven nog in een primitief cultuurstadium, dat moeilijk aansluit bij een twintigste-eeuwse moderne beschaving. Vanwege hun contact met de Europese beschaving hebben ze heel wat westerse elementen overgenomen, die zich echter beperken tot alledaagse gebruiksvoorwerpen en zeker niet behoren tot de hogere sociale en geestelijke cultuuruitingen. Daarom is de allerhoogste voorzichtigheid vereist, om deze mensen geleidelijk in te schakelen in het gewone maatschappelijke leven van Suriname, wil men niet onnoemelijk veel en onherstelbare schade toebrengen aan de ziel van deze volkeren. Een wedloop in het bemachtigen van zieltjes of van stemmen voor verkiezingen zal erg funest zijn voor deze groepen. Na de Emancipatie kwamen de vroegere slaven wonen in de omstreken van en vooral in Paramaribo en ondervonden er de westerse invloed vooral via onderwijs en godsdienst. Deze Creolen worden beschouwd als te behoren tot de westerse cultuurkring. Maar Afrikaanse invloeden bleven nog in hun leven nawerken, wat vooral duidelijk opvalt bij de volks-Creolen, die aan de oppervlakte Christen zijn, maar in hun emotioneel en geloofsleven nog vastzitten aan Afrikaanse tradities. En ook bij de intellectuele Creolen, die vrijwel geheel een westers patroon van leven hebben overgenomen, is het Afrikaanse element nog onmiskenbaar. Reeds vóór de Emancipatie had men kolonisatie- en immigratiepogingen gedaan, om werkkrachten te verkrijgen voor de plantages. Als gevolg van de kolonisatiepolitiek kwam een aantal boerengezinnen uit Nederland, die zich | |
[pagina 36]
| |
hier blijvend vestigden. Hun nakomelingen staan thans bekend als Boeren. Daar ze weinig in aantal waren en bovendien niet behoorden tot de cultuurdragers van Nederland, hebben ze in cultureel opzicht weinig invloed uitgeoefend in Suriname. Daarentegen hebben de Joden hun godsdienst en traditie tot op de huidige dag weten te bewaren. Vanwege hun goede maatschappelijke posities speelden en spelen ze een belangrijke rol in het economische en culturele leven van Suriname. Ook de Libanezen hebben zich als een etnische groep gehandhaafd, doch hebben nauwelijks een culturele bijdrage tot het Surinaamse leven geleverd. De Chinezen, Hindostanen en Javanen, die rechtstreeks uit Azië naar Suriname kwamen, hebben een typisch oosterse sfeer gebracht in de Surinaamse samenleving, die een vreemdeling onmiddellijk opvalt. De Chinezen vormen de meest geavanceerde groep en worden op de voet gevolgd door de Hindostanen, die de tweede grote bevolkingsgroep van Suriname uitmaken en in aantal en belangrijkheid onmiddellijk op de Creolen volgen. De Javanen hebben tot nu toe geen middenstand kunnen voortbrengen en hebben zich veelal buiten het Surinaamse leven gehouden, hoewel dat nu aan het veranderen is. (Een gedeelte van de Javanen heeft de Indonesische nationaliteit en is dus vreemdeling). Ook voor deze drie groepen geldt, dat ze bij hun aankomst in Suriname nu juist niet konden worden gerekend tot dragers van de oosterse cultuur. De oosterse cultuurelementen, die nog bij hen voortleven en waaraan ze zich hardnekkig vasthouden, zijn niet direct de hoogste cultuuruitingen van China, India of Indonesia. En in de loop der tijden zijn vervlakking en verstarring ingetreden, hoewel de cultuur nog levend genoeg is. Deze bonte mengeling van door elkaar wriemelende mensen vormt thans de bevolking van Suriname! En deze moet tot een eenheid, tot één volk samengesmeed worden ... Nu moet onmiddellijk worden opgemerkt, dat men in Suriname erg verdraagzaam is, zowel op raciaal als op godsdienstig gebied. In de loop der tijden heeft er cultuuruitwisseling plaatsgevonden, al betreft deze slechts uiterlijke cultuurgoederen en was ze niet zo intensief als wij graag gezien zouden hebben. Maar in hun innerlijk leven staan de groepen als gesloten entiteiten naast en soms tegenover elkaar. En de grote moeilijkheid hierbij is nog, dat Suriname een vrijwel cultuurloos verleden heeft, zodat het vinden van een cultuurvorm, waarin het composiete Surinaamse volk zich zal kunnen uitdrukken, een eerste vereiste is. Het actuele probleem van Suriname is, hoe van alle verschillende bevolkingsgroepen één volk te maken, dat een eigen Surinaamse cultuur bezit. In het verleden heeft men nauwelijks aandacht voor dit probleem gehad. Toen werd separatisme juist in de hand gewerkt, door bijvoorbeeld aparte centra voor Hindostanen en Javanen in het leven te roepen. De gevaren van deze apartheidspolitiek zijn nu duidelijk voelbaar. In plaats van de groepen nader tot elkaar te brengen, heeft de politieke ontwikkeling in het autonome Suriname ze | |
[pagina 37]
| |
juist tegen elkaar uitgespeeld, en raciale en religieuze sentimenten gebruikt ter bereiking van egoïstische en groepsbelangen. Het is nu dan ook hoog tijd, dat de groepen elkaar leren begrijpen en waarderen, opdat een synthese in denken en leven kan worden bereikt en alle groepen worden samengesmeed tot één composiet Surinaams volk. Maar met deze cultuursynthese bedoelen wij niet een opdringen van één cultuur, waardoor de andere cultuuruitingen afsterven. Het door elke groep onverwijld accepteren van de westerse beschaving, met overboord gooien van haar eigen tradities en cultuur, kunnen wij niet als een oplossing beschouwen. Afgezien van de psychologische onmogelijkheid om zich geheel en al te ontdoen van een culturele achtergrond, die sinds eeuwen in het collectieve onbewuste aanwezig is, zal het doorvoeren van deze gedachte in de praktijk op grote weerstanden en moeilijkheden stuiten, daar geen enkele groep haar tradities zo maar wil prijsgeven. De geschiedenis wijst in deze richting. Ondanks een verblijf van ruim driekwart eeuw in een op westerse leest geschoeide maatschappij, hebben de Aziatische nakomelingen hun tradities niet noemenswaard gewijzigd, terwijl de Creolen na een langere tijd nog steeds niet helemaal verwesterst zijn. Buitendien zou op deze wijze kostbaar cultuurgoed verloren kunnen gaan, en zou Suriname een onherstelbaar verlies in cultureel opzicht lijden. Daarom lijkt het ons beter, dat elke groep haar cultuur en traditie behoudt, doch zich opgenomen weet in een gemeenschappelijke eenheidscultuur, die vanzelf nederlands-westers beïnvloed zal zijn. Elke groep moet trachten haar eigen culturele achtergronden beter te begrijpen, maar moet daarbij een open oog hebben voor de cultuuruitingen van de andere groepen. Voorwaarde voor het werkelijk beleven van de eigen cultuur moet zijn een begrijpen en waarderen van andere culturen. Zonder begrip en waardering voor het andere zal het eigene verstarren en verdorren en ontaarden tot louter mechanische cultuur. Suriname moet niet klakkeloos het Westen of het Oosten gaan imiteren, en evenmin moet het westerse het oosterse totaal verdringen, doch beide moeten samengaan en een harmonisch geheel vormen. Wij geloven, dat zulk een cultuursynthese, waarbij verschillende tradities en godsdiensten naast elkaar bestaan, echter geschraagd door een diepere eenheid, zeer wel mogelijk is, en dat in zulk een synthese de oplossing van het ingewikkelde cultuurprobleem van Suriname is gelegen. Vandaar dat wij als motto voor dit artikel kozen een Sanskrit tekst uit wat algemeen wordt beschouwd als het oudste religieus-literaire boek ter wereld, de Rig-Veda, waarin duidelijk wordt gezegd, dat het wezenlijke toch één is, in hoevele vormen of op hoevele manieren het ook tot uiting wordt gebracht. Wij moeten nobele elementen van alle culturen overnemen en ze assimileren tot een levend geheel, zonder daarbij onze individualiteit te verliezen. Wij moeten een ‘open’ houding aankweken, niet van exclusivisme en onverdraagzaamheid, maar van universalisme en verdraagzaamheid, en gestadig streven naar eenheid | |
[pagina 38]
| |
temidden van verscheidenheid... De oplossing van het cultuurprobleem van Suriname kan ons inziens niet liggen in uniformiteit van godsdienst en cultuur, die slechts culturele armoede met zich zal kunnen brengen. Een tuin wint veel meer aan bekoorlijkheid, wanneer er verscheidene soorten en kleuren van bloemen in staan, die bij elkaar passen en niet op elkaar parasiteren, doch elkaar juist aanvullen. Verscheidenheid, mits geschraagd door een diepere eenheid, is het symbool van levendigheid en vitaliteit; eenvormigheid is het symbool van verveling en doodsheid. Verschillende tonen moeten harmonisch samensmelten tot een zoetklinkende melodie, doch de individuele tonen moeten nog hoorbaar blijven en ònderscheiden, hoewel niet gèscheiden kunnen worden. Het culturele avontuur van Suriname is ongetwijfeld opwindend en interessant, maar kan door een onoordeelkundige aanpak heel gemakkelijk verkeerd aflopen. Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert. Laat er verscheidenheid van godsdiensten zijn, die elkaar niet slechts tolereren, maar ook begrijpen en eerbiedigen. Laat elke groep haar eigen zeden en gewoonten behouden, maar tegelijk ook een grootste-gemene-deler bezitten, die de basis vormt voor nationale eenheid. Laat elke groep zich ontwikkelen volgens haar eigen grondslag, waarbij als ‘Leitmotiv’ moet dienen een groeien-naar-elkaar-toe. Laat geen enkele groep zich minderwaardig of meerwaardig gevoelen, doch gelijkwaardig, hoewel anderswaardig. Laat elke groep op de haar karakteristieke wijze, in actieve coöperatie en harmonie met andere groepen, het hare bijdragen tot de culturele en sociale opbouw van Suriname. Laat er geen eenvormigheid en eentonigheid zijn, doch eenheid in verscheidenheid!
Nieuw-Nickerie, 10 maart 1957 |
|