Zingende stemmen(1916)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Oorlogsgedachten I Als kind dacht ik van 't leven, Dat achter alles wat 't Me als speelgoed had gegeven Nog 'n wonder zat. Toen 'k, grooter, de eerste vragen In 't boek des levens las, Dacht ik, dat 't op zou dagen Als 'k grooter was. En grooter - wat me ook daagde, Leek mij van binnen voos, Het wonder, dat 'k bejaagde, Week, week altoos! - - Het wonder van mijn droomen Beleef ik van nabij: Het is eindlijk gekomen - Maar niet voor mij. 't Proeft wee van bloed en tranen, 't Is groot - en vaag - en veeg, Het vult een weerld vol wanen - Maar laat mij leeg! [pagina 48] [p. 48] II Het oude valt - de tocht der tijden Blaast gaten in mijn horizon, - Gedachten van het leven glijden Terug naar waar 't leven begon. Het oude valt - de levensbeelden, Die 'k bouwde, zinken om mij heen En, arm, voel ik de arme weelde Weer deel te zijn van het gemeen. Het oude valt - wat wordt geboren Wijkt naar al verder horizon, Mijn eigen wereld gaat verloren - Is zooveel schooner wat ik won? [pagina 49] [p. 49] III Wij ook, die verbijsterd stonden Te luistren naar dit oordeelsuur, Wij ook werden de gewonden, De geteekenden door dit vuur! Wij ook, die niet medestreden, Verloren iets in den strijd: - Wij verloren ons verleden Als een dorre nutteloosheid. Achter ons liggen de jaren - Zoo ver - zoo vruchteloos lang, En wat de toekomst nog baren Zal, lijkt nu zoo bitter - zoo bang! Vorige Volgende