Zingende stemmen(1916)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Buxusgeur Ik ruik de warme palm Onder de open rozen, Een weeën zomerwalm Van palm en zoete rozen. 'k Ruik weer mijn eigen jeugd, Het geurt uit een verleden Naar iets - dat me half nog heugt, En half is weggegleden. Waar was dat oud plantsoen? Waar geurden zoo de zoden Van roze' en levend groen -? En 't was ook iets van dooden. Hoe vlotte menig keer Dat beeld door deze vleugen, En nooit vond ik het weer In mijn doorgeurd geheugen. 't Wordt ook al oud en dort, Totdat het heel verschrompelt - Zooals mijn geest oud wordt En langzaam onderdompelt. [pagina 35] [p. 35] Misschien, van geen belang, Is 't zoo vanzelf gekomen, Of groeide het voorlang Uit losgeraakte droomen. Maar 't lijkt of ik 't nog nooit Zoo vurig wilde weten - En vaster weet 'k dan ooit, Dat ik het ben vergeten. ... Heb ik mijn leven af, Dan wilde ik later graag Rondom een rozengraf Een kleine palmhaag! Vorige Volgende