Zingende stemmen(1916)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Langs het Getijde Het schemert, en Waar 'k peinzend langs de golven ga En peinzend naar hun ruischen hoor, Ruischt al hun vloed mij schuimend na En wischt mijn spoor. Het schemert, en Waar 'k wijkend het getij beleef, Ruischt het getijde op mij aan En wischt wat 'k in mijn hart beschreef - Wat 'k heb gedaan. Het schemert, en In 't ruischend wit getijde zie 'k Een bleeken, vreemd geworden geest - En 'k peins naar wie ik was - naar wie 'k Eens ben geweest! Vorige Volgende