Vijfde tooneel
De man stut zich nu, iets achterover leunend, op den rechterarm, terwijl de vrouw, zich voorover naar den stoet buigend, in zijn schoot glijdt en zich daar overheen op den linkerarm steunt, met het hoofd aan zijn borst rustend. - Uit het gewas op het rechter-voorplan komt, als twee elkaar volgende paren, het kwartet van DE GEHUWDEN, gekleed in losse, om de heup gegorde gewaden van paarse kleur, met bruin geboord en met enkele roode bloemen getooid, de mannen zonder baard. Zij dansen den stoet voor met ieder een schaal vol donkere bloemen in de beide handen. - Dadelijk achter hen komt Mei met drie paren gehuwden, in lichtbruine gewaden, met paars geboord en enkele witte bloemen getooid, de mannen gebaard, die aan groen-omloofde koorden een groot nest spelenderwijze voorttrekken. Mei voorop houdt enkel met de linkerhand het meest rechtsche en langste koord, - de gehuwden hebben om en om, een telkens korter koord, dat zij met de rechterhand op den rechterschouder houden en met den linkerarm achter zich omstrengelen. - Het kwartet schaart zich paarsgewijze vóór den heuvel naast elkaar, doch zoo, dat de middelste vrouw en man iets vóór het uiterste paar staan.
Het kwartet, zingend
Wij zijn 't gewas van wijder hemelstralen,