Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] III. Na een gesprek met een vriend. Wat raakt het mij, waarom gij schamper lacht, Nu uit de blonde Lente mij zoo blijde En gulle glimlach schijnt, als in de tijden Van jammervolle jeugd mij niemand bracht! Zoo wèl gevoelde ik hoe de Muze leidde Mijn bleeke ziel naar al die voorjaarspracht, Die 'k bevend blij mij soms in stilte dacht, Maar die ik nimmer nog aan andren zeide. Vriendschap reikt schoonheid in de eenzame ziel, - Schoon is de smart, zoo hare wond weer heelde, - Schooner is liefde - - en allen zijn zij schriel! Zie vriend: die breede wereld breidt haar weelde Voor mijne voeten, waar ik duizlend viel, - Ik snik en weet, dat 'k nooit die schoonheid deelde! Vorige Volgende