Cryptogamen(1946)–Gerrit Achterberg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 273] [p. 273] Reïncarnatie I Gij gaf uw leven in mijn hand: een vogel, vrij naar alle kant. Waarom sloop in mijn arm de dood, en sloot de vingers tot een knoop? Het zand, dat door mijn vingers glijdt is warm en wild van eeuwigheid; en als uw lichaam naakt en wit. Woestijnen liggen van u vol over de blinde wereldbol. Er is geen ander spel dan dit, en alle zeeën spelen het met golven aan het strand. [pagina 274] [p. 274] II Een vereenzelviging van taal en dood maakt alle woorden evengroot en ieder antwoord overbodig; er is geen onderscheid meer noodig tusschen de wind en uw vergaan, de regen en uw voortbestaan; ik ben een leven ingegaan, grondeloos van uw naam. De bloem herbeeldt uw bloed en mond, een helderheid uit dood en grond. De dieren zwijgen zoet, uit liefdevolle overvloed. Ik ben bevriend met elementen, die zich in mij tot u versmelten. De sterren razen door uw graf en zwaaien weer naar boven af. De nacht danst in mijn donker hart op melodieën, oud en zwart. Vorige Volgende