Cryptogamen(1946)–Gerrit Achterberg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] Dead end [pagina 116] [p. 116] VOOR ED. HOORNIK [pagina 117] [p. 117] Ode Voorwerpen, in mijn lied vereeuwig ik u, niemand weet het einde van dit wreed gebied en wat er nog met u geschiedt, hoor, hoe ik u heet: Penduulslag, zoete snik, bloedleeuwerik; van 't gonzend bloeiveld jij-ik loodrecht oogenblik. Muren, als moeder zoo volkomen geboortelijk benomen rondom die in u wonen. Keuken, zooals zij is wanneer zij er niet is: aanrecht, kraan, servies; het boordevolle niets; o dit subliem verlies, zoolang zij er niet is. [pagina 118] [p. 118] Vloerkleed bereikt als sterven: elkander overerven tot in de nauwste nerven. Tafel, waaroverheen gelaat, ga nooit meer heen. Deur dierbaar toe; dierbaar open, dierbaar toe. Er waren herten in het bruin behang, voor achtervolging van gedrochten bang tot in hun pooten; ik heb het je gewezen en je groote oogen onthielden zoet en lang de schemer waarin zij verschoten. Voorkamer, wij zijn hier; voor deze zondag zijn wij hier; huiskamer, er is niemand thuis, wij komen enkel nog gewoon eten in u, want het is schoon moeder en zoon te zijn in u. [pagina 119] [p. 119] Nachtkamer, gij zijt ons; zijde, bloed, dons; een mond van liefde frons. Spiegel, om uwentwil verdubbelt dit heelal; wij hebben in u lief, spiegel dat alstublief. Zijkamer, waar is zij? Zij is hier neergelegen, zijnde van uwentwege verzonken in geschrei. Portaal, doe in u toe al dit voor nimmer moe bijeenzijn in zichzelve; ik kom weer uit u delven een volgend rendez-vous. Vorige Volgende