De zangvogeltjes. Deel 6(1896)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 22. Reislied. Frisch en vroolijk. 1. De zo - mer is in 't land, Wij doen het werk aan kant; Wij stap - pen door de poort En gaan blij-moe-dig 2. Wij trek-ken op ons pad Door veld en dorp en stad; Wij zin - gen me - nig lied, En zorg en kom-mer 3. Al brandt de zon wat heet, Al wordt er veel ge- zweet, Al bruint ze ons aan-ge - zicht, Dat tel - len wij toch 4. Licht dat een schaâuwrijk oord Tot rus - ten ons be- koort! - En trek - ken wij weêr heen, Ver-frischt, versterkt met 5. Maar naakt de reis haar end, Dan huiswaarts zich ge- wend! Dan heugt nog lang de tijd, Aan 't reis - ge - not ge- [pagina 33] [p. 33] voort. Ja, blij klopt ons ge - moed, Want reizen is zoo zoet! Ja, blij klopt ons gemoed, Want reizen is zoo zoet! vliedt. Slechts blij klopt ons ge - moed, Want reizen is zoo zoet! Slechts blij klopt ons gemoed, Want reizen is zoo zoet! licht. Ons deert geen zon-ne - gloed; Want reizen is zoo zoet! Ons deert geen zon-negloed; Want reizen is zoo zoet! een - Opnieuw juicht ons ge - moed: Wat is het rei - zen zoet! Opnieuw juicht ons gemoed; Wat is het rei-zen zoet! wijd: Dat doet het har-te goed; O 't reizen is zoo zoet! Dat doet het har-te goed; O 't reizen is zoo zoet! Vorige Volgende