De zangvogeltjes. Deel 5
(ca. 1900)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend
[pagina 30]
| |
1. heden ter stad uit naar buiten! Lus-tig naar buiten met
vroolij-ken zang!}Wat geu-ren de bloemen ons zoet te ge-
moet! Hoe wuift ons het blad-rijk geboomte zijn groet! Wat
dartlen de in - sekten vol glans in de zon! Hoe lie-fe-lijk
2. zingen en jo - len en fluiten! Makkers, daar buiten ver-
bannen wij dwang!}Wat geu-ren de bloemen ons zoet te ge-
moet! Hoe wuift ons het blad-rijk geboomte zijn groet! Wat
dartlen de in - sekten vol glans in de zon! Hoe lie-fe-lijk
| |
[pagina 31]
| |
ruischt er de zil-veren bron! O welk een zalig lot, Natuur, uw
zoet te smaken! Gij doet door't reinst genot Ons hart van zanglust
blaken! O welk een za-lig lot, Uw zoet, uw zoet te smaken!
O za - lig lot! O welk een za-lig lot!
|
|