De zangvogeltjes. Deel 4(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] 26. Het geluk der jeugd. Niet te spoedig. C.M. von Weber. Ge-niet blij de jeugd, u ge - ge-ven, Want ras gaan haar zoet - heên voor - bij: Haar krans, met ge - bloem-te door- we - ven, Duurt en-kel uw len - te - ge - tij. } Nog noo - den u vel - den en wei - den Ten dar - te - len, } Gaat vrij - e - lijk u er ver - mei - den, Plukt bloemen en [pagina 44] [p. 44] lus - ti - gen dans: vlecht ze in uw krans. } U zin-gen de vogels hun zan - gen, Van kom-mer en zor - gen be - vrijd: Wat zoudt gij naar la - ter ver - lan - gen, Ge - luk - kig, o jeugd, als gij zijt? O, 't is niet in la - te - re [pagina 45] [p. 45] ja - ren, Dat zui - vrer ge - noe - gen u beidt; Ge- niet, eer uw bloe-men ont - blâ - ren, Uw jonk - heid, die ras van u scheidt, Uw jonk - heid, uw jonk - heid, die ras van u, ras van u scheidt, Uw jonk - heid, uw [pagina 46] [p. 46] jonkheid, die ras van u scheidt. Uw jonk-heid, uw jonkheid, die ras van u scheidt. Vorige Volgende