De zangvogeltjes. Deel 4(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 23. Naar Buiten. Eenigszins levendig. F. Abt. 1. Ziet gij hoe lief - lijk de tui - nen en vel-den Pra - len als 's morgens het zon-licht ver - rijst? Hoort gij de voog-len Gods goed-heid ver - mel - den, 2. Voelt gij 't ver - fris-schen-de koel-tje u om - zwe-ven, Brengt het der bloe-men - geur niet tot u heen? Aâmt gij geen za - lig ge - voel van het le - ven, [pagina 38] [p. 38] 1. Die heel de schepping ver - kon-digt en prijst? 2. Wendt gij des morgens naar bui-ten uw schreên? Opgewekt. 1-2. Komt, komt naar het vrij - e veld! Sma - ken wij Ja, 't zoet van dit mor-gen - uur! Slechts aan de dom-pi - ge stadslucht ontsneld, Zien en ge-nie-ten wij 't schoon der na- [pagina 39] [p. 39] tuur! Zien en ge-nie-ten wij 't schoon der na - tuur! Vorige Volgende