De zangvogeltjes. Deel 3(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] 22. Morgengroet. Vroolijk. 1. Goeden mor-gen, goe-den mor-gen, goe-den morgen, { gij vel-den en we - gen! De borst vloeit mij o-ver van lust en van zegen! Ik strekke mijn armen vol dank he- melwaart: } Goeden mor - gen, goe-den mor - gen, { gij 2. Goeden mor-gen, goe-den mor-gen, goe-den morgen, { gij henvels en da - len, Gij ste - den en dorpen en bosschen en stralen! Ik groet u met na-me-loos vroo-lijk ge-voel. } Goeden mor - gen, goe-den mor - gen, { gij 3. Goeden mor-gen, goe-den mor-gen, goe-den morgen, { gij hemelsche stra - len, Die bos - schen en velden in pur-per doet pralen! Gij bloemen, gij geuren, gij vo - gel- geschal, } Goeden mor - gen, goe-den mor - gen, { ik [pagina 36] [p. 36] heer - lij - ke en lie - fe - lij - ke aard! Gij heer - lij - ke en lie - fe - lij - ke aard! wou-den zoo schaâuwrijk en koel, Gij wou - den zoo schaâuwrijk en koel. groet u in 't bloei - en - de dal. Ik groet u in 't bloei-en - de dal. Vorige Volgende