De zangvogeltjes. Deel 1(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 27. De Bode. Gemoedelijk. L. Reichardt. 1. Daar leeft een Bo - de, hij heet Dood, Hij komt ge- 2. Neen Dood! nog niet, ik smeek: ver-dwijn, Ik kan op 3. Ach Dood? 'k ben jong, ga toch voor - bij, De we - reld 4. Ik wil niet, Dood! mijn geld en goed, Ruk mij niet 5. Kom, Dood! kom, vriend! ik ken uw stem, Mijn Je - zus [pagina 23] [p. 23] 1. nood of on - genood. Van al, die er kwamen Wist hij steeds de namen, Sinds eeuwen en ja - ren, Hij zal u niet sparen. Wie behoedt ons voor zijn macht? Wie behoedt ons voor zijn macht? 2. aard nog nut - tig zijn. Geen macht, eer of vrinden, Zij kunnen u binden, Geen bidden of smeeken, Uw tijd is ver - streken. Wie behoedt ons voor zijn macht? Wie behoedt ons voor zijn macht? 3. bloeit zoo schoon voor mij. Die bloemen der aarde, Zij hebben geen waarde; Geen tranen of klagen, Uw uur is ge - slagen. Wie behoedt ons voor zijn macht? Wie behoedt ons voor zijn macht? 4. van mijn o - vervloed. Ik lach met uw kreten: Uw maat is ge - meten, Gij hebt op uw le - ven, Het von - nis ge - schreven. Wie behoedt ons voor zijn macht? Wie behoedt ons voor zijn macht? 5. wenkt, ik ga tot Hem, Mijn strijd is ge - streden, Mijn las - ten ge - leden, Mijn ziel zweeft naar bo - ven, Om eeu - wig te loven. Broeder, kom! uw Heiland roept. Broeder, kom! uw Heiland roept. w.w. Vorige Volgende