|
| |
| | | |
XXIII. Hoe allen voor hun moed en vernuft beloond worden en hoe de historie eindigt.
Voor ganschen ondergang beducht,
Sloeg dan de vijand op de vlucht,
Thans was 't bedreigde fort ontzet
En de arme burgerij gered!
Bij 't blij geroffel van de trom,
Met Dik voorop, keert 't heer weerom.
Het volk trok 't jub'lend te gemoet;
Vriend Piet wordt als een held begroet
Hoog prees men beider kloeken zin
En van den dankb'ren commandant
Kreeg zij een zoen en hij een hand.
Een statie-kleed van roode zij,
Heel rijk bestikt met goud brokaat
En parelen langs elken naad.
Ten slotte schonk hij 't jonge paar
Als rente duizend pond per jaar.
| | | |
Heer Dik kreeg voor zijn kloek gedrag,
Getoond door dapp'ren trommelslag,
Een stok van een tamboer-majoor
En Nel een vaatje van ivoor,
Omdat zij door een flinken dronk
Den mannen steeds courage schonk.
Maar daarbij bleef het lange niet.
De commandant benoemde Piet
Voor burgerij en garnizoen
- De man kon 't plechtiger niet doen -
Tot eere-burger van de stad
En schonk hem 't orde-kruis van Bath.
Vrind Petrus en zijn Otama,
Die trouwden toen den dag daarna.
Nu was het vlaggen overal
En groen voor ieder huis en hal,
De commandant gaf een diner
En 's avonds was er bal-masqué.
| | | |
Heer Dik kwam daar als Arlekijn
En Pieternel als Colombijn,
Terwijl vriend Piet als clown verscheen
En Otama als Haagsche Leen,
En onze commandant zich stak
In een versleten dienders-pak.
De huwelijksreis - 't lag voor de hand -
Die maakten zij naar Nederland.
Hier was het bijster naar den zin
Van Petrus' bruine gemalin.
Zij kochten er een villa. Waar?
Dat zeg ik niet. Je raadt dus maar.
En sedert leven ze allebei
Gelukkig aan elkanders zij.
Zij kregen kinderen, een dozijn,
Waarbij ook bonte en bruine zijn,
Tot groot plezier van vader Piet,
Die graag wat variatie ziet.
| | | |
Heer Dik woont met zijn vrouwtjelief
In 't huis daarnaast, tot hun gerief,
En deelt nu van zijn wijsheid mee
- Gelijk hij eens den prinsjes dee
Te Algiers - aan Petrus kinderstel
En dit is dol op Dik en Nel.
Nel's voorkroost wordt nu opgeleid
Tot helden in den oorlogstijd,
Op de cadettenschool gebracht
Studeeren zij er flink, alle acht,
En is 't vacantie, ja, dan ziet
Men ze alle luisteren naar Piet
En ieder oude-jaar, dat 's vast,
Ben ik, oom Abraham, Piets gast.
Dan wordt met dankbaarheid herdacht,
Wat of men al heeft doorgebracht
En hoe vertrouwen, moed, beleid
Doen winnen in den levensstrijd.
| | | |
INHOUD.
|
|
Bladz. |
I. |
Inleiding |
3 |
II. |
Hoe mijnheer Prikkebeen ziek wordt, zijn testament maakt en sterft |
4 |
III. |
Hoe mijnheer Prikkebeen's neef, Petrus Prikkebeen Jr., lucht geeft aan zijne smart |
6 |
IV. |
Hoe hij door Dik en Nella uitgenoodigd wordt op de bruiloft en verzocht wordt hun huwelijksreis mee te maken |
8 |
V. |
Hoe de reis vroolijk begint maar dreigt zeer treurig af te loopen |
10 |
VI. |
Hoe de reisgenooten gered worden door Petrus, die een onderzeesche motorboot vindt |
12 |
VII. |
Hoe de reis wordt voortgezet en wat zij er op ondervinden. |
14 |
VIII. |
Hoe zij tegen de zeemonsters strijden op leven en dood |
16 |
IX. |
Hoe zij behouden landen en in Afrika ontvangen worden. |
19 |
X. |
Hoe zij wat op hun verhaal komen en de reis per tuff-tuff vervolgen |
22 |
XI. |
Hoe zij in de wildernis door 't ongediert worden gekweld en hoe Piet die kwelling doet eindigen |
26 |
XII. |
Hoe zij in nieuw gevaar komen en speelmans kunstnaarsmacht triomfeert. |
28 |
XIII. |
Hoe Dikkie door de wilden als een godheid wordt vereerd |
30 |
XIV. |
Hoe het gezelschap gevoederd en versierd wordt en wat het echtpaar nu weer overkomt |
33 |
XV. |
Hoe de reisgenooten het in de woestijn maken en in een menscheneters-dorp aankomen |
36 |
XVI. |
Hoe de machtige Majotobam zich verlustigt in zijne vangst |
40 |
XVII |
Hoe de machtige Majotobam bang wordt voor de ‘Gelderland’ en speelman het loodje legt |
42 |
XVIII. |
Hoe Piet gered wordt door de dochter van den koning der menscheneters |
45 |
XIX. |
Hoe Piet met de prinses vlucht en op een wolk terecht komt. |
48 |
XX. |
Hoe Marconie en Zeppelin uitkomst brengen |
52 |
XXI. |
Hoe Piet Dikkie en Nella redt van een wissen en wreeden dood |
55 |
XXII. |
Hoe Piet het fort behoedt en ieder naar zijn aard zich een held toont |
57 |
XXIII. |
Hoe allen voor hun moed en vernuft beloond worden en hoe de historie eindigt |
60 |
|
|
|