‘Hm...’ mompelde Wilkes in zichzelf, ‘dat kon wel eens een oplossing van het geheim zijn.’ En toen tot Kruimeltje: ‘Zal ik het openmaken, jongen?’
‘Ja, daarvoor heb ik het meegebracht.’
Wilkes ontknoopte voorzichtig het blauwe lint, dat om het doosje gebonden was en opende het. Een brief en een medaillon was alles, wat het doosje bevatte.
Toen verbrak hij de enveloppe en nam er een papier uit, dat een trouw-acte bleek te zijn, vermeldende, dat HARRY VOLKER op den Veertienden Augustus 1910 gehuwd was met GERDA VAN DIEN, beiden wonende te Rotterdam.
Wilkes sprong op en sloeg met zijn vuist op de tafel.
‘Harry Volker!’ riep hij uit, ‘Harry Volker, de beste vriend, dien ik ooit op de wereld had... en jij bent zijn zoon, Kruimeltje... nou zijn we achter het geheim... Volker heet je, mijn jongen, net als mijn beste makker, Harry Volker...’
Kruimeltje keek zijn vriend met groote oogen aan, wist niet, wat hij zeggen moest.
‘Beste kerel was hij,’ vervolgde Wilkes, meer tot zichzelf sprekend dan tot den jongen. ‘Beste kerel, wat of er toch van hem geworden mag zijn?’
Eindelijk verbrak Kruimeltje het stilzwijgen.
‘Dus heb ik toch een vader?... net als de andere jongens?... en een moeder?... maar waar zijn ze dan, Wilkes?’
‘Wist ik dat maar... maar we weten nu tenminste, wie je bent en dat is al veel!’
Kruimeltjes oogen begonnen weer te schitteren... hij vergat zoowaar heel zijn verdriet omtrent Vrouw Koster.
‘Een vader en een moeder... gommes... wou, dat ze hier waren... moeder most zeker niks van