Het zanduur van den dood(1941)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Rondeelen I Geen gaven spilt Natuur om niet; de nanacht ziet de morgenstond terug als een bleekrode wond en 't licht ruist als etherisch riet door het gordijn tot op de grond. Maar tussen de geliefden, ziet, op 't bed zit met gesperde mond - gedroomd als een hoog merellied - het kind, dat hongrig mereljong, te beven op mijn musisch riet; geen gaven spilt Natuur om niet. [pagina 19] [p. 19] II Een roos in 't bekkeneel, gevuld met aarde, een krans van rozen rond de schedelwand, dat is, schoon lief, de somma, die 't verstand mij van u liet, nu de dood u niet spaarde; lachen en schreien, 't is gering van waarde, liefde en leed, 't is al ontbloot van grond, nu gij, met wie 'k ter koele nanacht paarde, sneller uw uitweg naar den Hades vond; hoe haak ik naar uw hoofdje klein en blond en ach, hoe haat 'k de rozen in de gaarden, want wat ontstaat ter plaatse van uw mond? een roos in 't bekkeneel, gevuld met aarde. [pagina 20] [p. 20] III Nu zet, Prinses, uw hart op God en zet op mij, Prinses, uw zinnen, want voor wie als verdoemden minnen is dit de sleutel en het slot; ras nijpt de armoe liefde's strot, de schaal raakt leeg, het broodmes bot, 't kind schreit gewikkeld in vuil linnen - Vrouw Venus eist een beter lot dan munten, nikkelen en tinnen, zet dus op mij, Prinses, uw zinnen en zet uw hart, Prinses, op God. Vorige Volgende