Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 1
(1844)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Epo Sjuk van Burmania]Burmania (Epo Sjuk van), geboren den 31 October 1698, op Martena-state, te Kornjum, overleden den 1 Februarij 1775, na onderscheidene jaren Burgemeester van Dockum te zijn geweest, was een zoo bekwaam en eerlijk Staatsman dat Simon Styl, weinig tijds voor diens overlijden, schreef, dat Burmania voor Willem IV van gelijk belang was geweest als Sully voor Hendrik den Groote. ‘Zijn verstand en kunde,’ zegt Scheltema, Ga naar voetnoot2 ‘bleken ook uit meer zaken dan uit zijn gedrag als Regent. Vooral viel zijne lust op de beoefening der Geschiedenissen; het Jagtpraatje, door hem in 1737 meer met een Staat- dan Letter-kundig oogmerk, zonder naam uitgegeven, draagt zeer vele kenmerken van ervarenheid in dezen. Zijne oudheidkunde, belezenheid en smaak, blijken uit de vinding van de | |
[pagina 490]
| |
Schilderijën op de Zaal van het Stadhuis te Dokkum; Schilderstukken, die, evenaarde de uitvoering aan de verbazend rijke ordonnantie, onder de waardigste voorwerpen ter beschouwing zouden behooren.’ Hij hanteerde zoo wel de Latijnsche als de Nederduitsche lier: in laatstgemelde taal zijn enkele huwelijks- en geboorteliederen van hem uitgegeven. Het volgende door hem vervaardigde grafschrift was tot in het jaar 1796 te Kornjum opzijn graf uitgehouwen: Ik heb geleefd - den loop geloopen,
Dien God mij gaf, nu ga ik heen,
Daar al het menschdom komt bijëen.
De worm zal 't aardsche ligchaam sloopen.
De ziel, die blijft en hoopt in God
Op zaliger en beter lot.
Wij meenen ook aan hem te moeten toeschrijven het Ironisch Berispdicht aan den Heere W. van Haren, beginnende: Wat viert ge uwe eerzucht dus den lossen toom,
Heer Haren, om in 't Staatsambt uit te lichten:
Wat tart ge Rome en Grieken met gedichten:
Waartoe den Batavier, die buiten schroom
Bedwelmd lag te slapen,
Gewekt, gepord te wapen Ga naar voetnoot1?
|