Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 1

[Isaac Burchoorn of Burghoorn]

Burchoorn of Burghoorn (Isaac), Boekdrukker te Leyden, later te 's Gravenhage, gaf, onder den eersten naam, in 1636 te Leyden eene eigene berijmde overbrenging uit van HomerusBatrachomy-omachia, 31 bladz. in 4⁰ beslaande. Ook leverde hij, maar onder den naam van Burghoorn, onder welken ook zijne beide na te noemen werkjes zijn uitgekomen, Kluchthoofdige Snorrepypen, Quacken en Ouinckslagen, springende van den Os op den Ezel, 1^e en 2^de deel (zonder plaats of jaar van druk) 35 en 28 bladz. in 4⁰. In 1640 verscheen van hem te 's Gravenhage, Vermakelyk Proces en in 1658 kwam bij H. Hondius te 's Hage in het licht zijn Swarte Duyvel vertoonende de bespottelyke grillen des werelts; daar achter vinden wij 's mans Witten Engel uytwysende het hoofsche mom-Aansicht. Zijne versificatie toont dat hij beurtelings Cats en Huygens heeft willen navolgen,

[p. 486]

hij bleef echter ver beneden zijne modellen, en zijne anders vrij vloeijende verzen zijn hier en daar door hoogst onkiesche uitdrukkingen ontsierd. Dit is echter het geval niet in het volgende uit zijnen Swarten Duyvel ontleend.

Rokus houdt wel seve Knechten
Om sijn saken uyt te rechten,

En hy noodigt even graegh

Al de Vrienden alle daegh;

Nimmer soeckt hy veel te weten,
Maer hy lieft het lecker Eten;

Marsepeynen, Eyer-vla'en,

Hoenders aen het spit gebr'aen,

Vet-gemeste Huys-Kapoenen
Met een sapp' van Citeroenen

Wel gedoopt, en recht genatt,

En met suycker over-spatt.

Vette Gansen, jonge Duyven,
Hippel-Kievits met haer kuyven,

Hane-kammen veelder-ley

In een soete Meel-Pastey.

Of een Snipjen, of een Duycker
Wel bestrooyt met kruyt en suycker.

Of een Haesjen, of een Knijn,

Of een Biggen van een Swijn.

Of een vinckjen, of een Mosje,
Of een Baersjen, of een Posje,

Of een Sallem fris geleeft,

Of een Krabben, of een Kreeft,

Of wat Kappers, of Olijven,
Of Ansjovis, of Andijven,

Of noch eenigh' groen Salaet.

Die soo versch op Tafel staet.

Oude Bieren, nieuwe Wijnen,
Tonge Vijgen, blaeuw' Rosijnen,

Confituren voor 't Banquet

Wort hem daeg'lijcks voor-geset.

[p. 487]

 

Trots en moedigh will hy proncken,

 

Lange slapen, beestigh roncken,

 

Nimmer geeft hy vast bescheyt

 

Hoe de sake dient beleydt;

 

Stadigh sou hy wel verdragen

 

Stille nachten, blijde dagen;

 

Maer de weelde wijst hem aen

 

Hoe dat al de saken staen:

 

Want hy vindt ten langen lesten

 

Datter niet en is ten besten,

 

En dan is 't een schamel Bloedt

 

Sonder geldt, en sonder moedt!

 

Isser ymant soo bedreven

 

Dat hy vraeght nae Rokus leven,

 

Waerom dat hy 't Huys soo hout,

 

En geen beter gronden bout?

 

't Is om dat hy veel hoort seggen,

 

't Schort niet aen het over-leggen;

 

Heeftet d' Hemel soo beschickt,

 

Noyt en wert men uyt-gepickt.

 

Maer hy sietet voor sijn oogen

 

Hoe die spreuck hem heeft bedrogen,

 

En nu magh hy, onbevreest,

 

Denken: Ick heb rijck geweest!

Hij heeft in het laatst genoemde werk eene menigte spreuken en spreekwijze ingelascht, die alle aan den voet staan aangehaald.