[Johan de Bruine]
Bruine (Johan de) vervaardigde in 1785 bij gelegenheid van eene vaderlandsche Maaltijd eene Feestzang op de vierde verjaardag van den Doggersbankschen zeeslag onder het bevel van den dapperen Schout bij nacht Johan Arnold Zoutman, voorgevallen den 5den van Oogstmaand 1781. Niettegenstaande de herhaalde betuiging van den dichter 't Gaat wel, meenen wij te durven verzekeren, dat het vrij slecht ging, toen hij bezig was, die feestzang zamen stellen. Men oordeele uit het volgende staaltje:
't Gaat wel - komt volg mijn zang, oprechte Feestgenooten!
Gij Bentinck! edelst puik van Nederlandsche Looten!
Gij trad op Doggersbank, door 't vuur, met Helden schrêen -
Gij hebt om onzen wil wel duizend dôon gelêen -
Gij sneefde in uwe jeugd als Een der braafste Helden -
Zal 't dus wel nodig zijn uw heldendaên te melden?
Ja, maar in krachtige gespierde verzen, zoo als die van Feith of De Lannoy, niet in brommende, holklinkende rijmen zoo als die van Johan de Bruine.