[Cornelis Borwinkel]
Borwinkel (Cornelis), werd door eene oplettende beschouwing der zinnebeeldige sieraden waarmede de Oosterkerk te Amsterdam pronkt, opgewekt tot het zamenstellen van een werkje dat hij in 1772 in die stad ter perse zond onder den titel van Dichtkundige Bespiegelingen over de zinnebeeldige Sieraden in de Oosterkerk te Amsterdam, by gelegenheid van het eerste eeuwgety der inwyinge van dat Godsgebouw op de vierden van Wynmaand 1771. Wij kunnen in die bespiegelingen echter niets dichtkundigs vinden; wie toch zal, als hij het navolgende, aldus achtereen leest, raden dat dit een couplet uit een dichtstuk moet heeten?
‘Dan ziet zy, uit den afgrond van dat hopeloos bestaan,
op 't onbepaald vermogen, op Hem, die helpen wil en kan.
Dan is 't: Waarom zoo neêrgebogen? Wat zijt ge onrus-
tig, o myn ziel! ai hoop op God: 'k zal hem nog looven;
Hy verkeert myn treurig lot.’