Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 1
(1844)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
Dichtlievende bedenkingen over 's Heilands geboorte, zijne verheerlijking door lijden, en 's hemels heerlijkheid, met 's waerelds vernieuwden luister; benevens ophelderende Aanmerkingen op dien vernieuwden luister met betrekking tot ons zonnestelsel en den starrenhemel. Amsterdam bij IJntema en Tieboel 1774. - Zoo echter de eerste uitgave nog minder was dan de tweede, moet zij al zeer min geweest zijn, daar het berijmd proza en niets meer is, en de verzen bij de el zijn uitgemeten - de hemelstad beschrijvende zingt Alleplas: Simson siet geen net zich spreiden,
Door 't gevlei van Delila,
David zal zich niet verleiden
Door het schoon van Bathseba;
Daar is Petrus vrij van waaken
Dat een weerelooze maagd,
Hem zijn heer niet doet verzaaken
Daar wordt nooit de Trouw belaagd Ga naar voetnoot1.
In 1781 gaf hij bij P. Holsteyn te Rotterdam uit, Opwekking aan Neerlands volk tot waare verootmoediging onder Gods gevoelige tuchtroede. - Deze rijmen zijn nog van minder gehalte, men oordeele zelve: Deed God niet zijn donders broeijen,
De blixems gieren door de lucht,
De akelige orcaanen loeijen
Met aller ijsselijkst naar gerucht,
Dat, daar alles rilt en beevt,
En niets aan 't woeden teugels geeft,
Het stout gemoed zelfs deed ontstellen,
't Alom met doodsbenaauwdheid sloeg,
| |
[pagina 13]
| |
En, laas! met een verdubbeld snellen,
Het sterkste zeekasteel gesloopt ten afgrond joeg Ga naar voetnoot1.
|