ternacht, schier naakt en barrevoets naar Heide, waar hij in een kelder opgesloten aan den hoon en spot zijner wachters was blootgesteld. Des morgens om acht uren kwamen zij op de markt te Heide bijeen, hielden onderling raad en veroordeelden hem ten vure. Het vonnis werd op de wreedaardigste wijze ten uitvoer gebragt. Luther was zeer getroffen, toen hij den marteldood vernam van eenen man, dien hij persoonlijk gekend en wiens ijver voor de waarheid hij zoo hoog geschat had. Hij stelde de geschiedenis van zijn uiteinde te boek en droeg die aan de Christenen te Bremen op, waarbij hij eene verklaring van den 9de Psalm voegde. Men vindt dit stuk in de meeste uitgaven van Luther's werken en eene vertaling er van in Paauw, Europa's Lutherdom, bl. 227-244. De Wette heeft wel de opdragt en de verklaring van den 9de Psalm, doch de geschiedenis van zijn uiteinde niet medegedeelt.
Nadat in 1825 de plaats, waar hij gemarteld werd tot een begraafplaats voor de gemeente te Heide was gewijd, kwam een reeds vroeger ontworpen plan, om een gedenkteeken voor den martelaar op te richten, tot rijpheid. Het is een eenvoudige obelisk ter hoogte van 14 voeten op een heuvel geplaatst, met het volgende opschrift op de voorzijde:
Der dieses Feld durch sein Blut heiligte.
Op de keerzijde leest men:
Zie Nachricht über das dem Andenken Heinrichs von Zutphen. am 25 Juni 1830, auf den Heiden Begràbnissplatze errichtete Monument. Als Beitrag zur Geschichte des Confessions-Jubiläums, herausgegeben von G.O.W. Schetelig, Pastor zu Heide in Norder-Detmarschen. Altona 1830. Tegenover het titelblad staat eene afbeelding van het monument; De Marteldood van Hendrik van Zutphen, een der monniken van het Augustijnen klooster te Antwerpen, in Bijdragen tot de Geschied. der Ev. Luth. kerk in Nederlund, 2e stuk; de Monographie van Heinr Muhlens; O.H. van Herwerden, het aandenken van H.v.Z. onder zijne landhenooten vernieuwd. Gron. 1840 (zie Vad. Letteroef. Julij 1841, No 8. bl. 322 volgg.); Schotel, Kerk. Dordr. D I, bl. 17, D. II, bl. 752; Dez., het klooster der August.; Bat. Sacra, D. III, bl. 544; Brandt, Hist. de Ref., D. I, bl. 79-91; A. van Haemstede, Martel. bock, bl. 67-70; Pauw, Omst. Levensb. van Luther, bl. 202; Balen, Beschrijv. van Dordr., bl. 130; Kist en Moll, Kerk. hist. archif, D. IV, bl. 7, 200; Kist. en Roijaards, K. Archief (eerste serie) D. I, bl. 204, (tweede serie) D. II, bl. 38, D. V, bl. 267; De Wette, Luthers Briefe, Th. I, p, 42, § 341, Th. II. § 12. 265, 379; C.J. Trip, Heinrich von Zutphen, in Hist. Theol. Zeits.